Een oppervlakkige terugblik op de onvoltooide feministische strijd

Fidan Ekiz
In de zesdelige serie Vrouw op Mars onderzoekt presentatrice Fidan Ekiz de geschiedenis van het feminisme in Nederland. De serie biedt interessante inzichten en laat indrukwekkend archiefmateriaal zien, maar mist diepgang en een kritische blik.
12 december 2018

Ekiz behandelt verschillende historische momenten uit de feministische beweging: van het behalen van actief vrouwenkiesrecht in 1919 tot het opheffen van de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen in 1956, van een staking door vrouwelijke arbeiders in een sigarenfabriek in 1969 tot de abortusstrijd in de jaren 70. Deze inspirerende en belangrijke gebeurtenissen worden op een luchtige manier besproken in interviews met vrouwen die destijds actief waren.

In een gesprek rond de tafel bespreekt Ekiz met een aantal vrouwen bijvoorbeeld wat het artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ van Joke Smit uit 1967 voor hen betekend heeft. Het gaf voor hen de aanleiding om zichzelf de vraag te stellen: ‘Vind ik de manier waarop ik leef bevredigend?’, een vraag die uitmondde in een beweging die niet alleen de rolverdeling van mannen en vrouwen in het huishouden ter discussie stelde, maar die ook streed voor de mogelijkheid tot werk voor vrouwen.

De combinatie van dit soort warme herinneringen aan deze tijd van actieve vrouwenstrijd met uniek archiefmateriaal van acties, stakingen en demonstraties, maakt het moeilijk om niet door de serie geraakt te worden als feminist.

Eenzijdig perspectief

De serie zoomt echter voornamelijk in op de problemen die voor Nederlandse, stedelijke en geschoolde vrouwen speelden rond de tweede feministische golf. Maar dit is natuurlijk slechts één specifieke groep vrouwen, met hun eigen behoeftes. Alle andere vormen van feministische strijd worden bewaard voor de laatste aflevering, waarin Ekiz in korte tijd de strijd van religieuze vrouwen, zwarte vrouwen, migrantenvrouwen en plattelandsvrouwen langsgaat.

Kunstenares Patricia Kaersenhout legt in deze aflevering bijvoorbeeld uit, dat de strijd van geïmmigreerde Surinaamse vrouwen heel anders was dan die van witte feministen. Hedendaags feminisme heeft dan ook vaak een intersectionele benadering, waarin erkend wordt dat we oog moeten hebben voor de verschillende vormen van onderdrukking. Maar helaas zoekt de serie geen aansluiting met deze kritiek op het feminisme van de tweede golf, waarin er vaak geen ruimte was voor de ervaringen van andere groepen vrouwen.

Deze angstvallige vermijding van actualiteit en debat in de serie leidt ertoe dat de besproken historische gebeurtenissen geïsoleerd lijken te bestaan. De burgerrechtenbeweging, anti-oorlogsbeweging, het socialisme, PRIDE of de gebeurtenissen van 1968 komen niet aan bod in de serie, terwijl al deze voorbeelden van collectieve strijd inherent verbonden waren met elkaar en met vrouwenemancipatie.

Antifeminisme

De serie mist dus veel mogelijkheden tot verdieping. Het belicht nauwelijks de verschillende vormen van onderdrukking, noch de vraag waar de onderdrukking van de vrouw eigenlijk vandaan komt. Al te vaak wordt de positie van de vrouw, of normatieve ideeën hierover, toegeschreven aan de tijdsgeest of aan mannen die bang zijn voor verandering. Dit komt mede door de weinig kritische houding van Fidan Ekiz.

Vaak genoeg laat Ekiz doorschemeren wat haar beeld van feministen is. Tijdens het passen van een ouderwets korset, om aan te tonen hoe ongemakkelijk kleding voor vrouwen vroeger was, geeft ze aan dat ze er wel zo uit zou willen zien. Wanneer het gaat over scheren, vertelt ze dat ze oksel- en schaamhaar bij vrouwen heel vies vindt.

Bovendien is Ekiz niet kritisch tijdens haar interviews. Bijvoorbeeld wanneer onderzoeker Serena Daalmans in de aflevering ‘Ben ik in beeld?’ vertelt hoe vrouwen in reclames worden neergezet als lustobject, of huismoeder.

Vervolgens vertelt reclameman Patrick de Zeeuw, zonder enig weerwoord van Ekiz, dat het nou eenmaal is zoals het is. Vrouwen denken volgens hem veel meer na over dingen zoals shampoo, en mannen kunnen alleen relateren aan typische mannendingen in reclames. Hij vindt dat reclamemakers zelf geen verantwoordelijkheid hebben in hoe ze stereotypes bevestigen.

Een schoolvoorbeeld dus van waarom er nog steeds feministische antwoorden nodig zijn in onze tijd – maar helaas blijft de serie oppervlakkig. Dat is ook geen verrassing, aangezien Ekiz in een eerder interview over de serie openlijk toegaf dat ze negatieve associaties heeft met feminisme en vindt dat het huidige debat vervuild is door ‘aanstellerig geneuzel’.

Helemaal aan het einde van de serie stelt Ekiz dat ze nu positiever over het feminisme denkt: ‘Emancipatie betekent niet dat mannen en vrouwen hetzelfde zijn. Maar we zijn wel gelijkwaardig. En wie dat vanzelfsprekend vindt, is een feminist. En dankzij die strijdbare vrouwen, en mannen, kan ik nu als vrouw het leven leiden waar ik zelf voor kies.’

De foutieve aanname van Ekiz hierin is dat de emancipatie al af is, omdat zij nu het leven kan leiden dat ze wil. Die aanname speelt door de hele serie heen en verklaart het gebrek aan diepgang.

Want of het nou aankomt op het aantal vrouwen in de Tweede Kamer, hoe vrouwen als lustobject worden afgebeeld in media, ongelijk loon, of de normatieve rol van vrouw als huisvrouw – er is nog geen gelijkwaardigheid voor vrouwen, en veel vrouwen hebben dan ook helemaal niet de mogelijkheid om te kiezen hoe ze willen leven. De serie is een oppervlakkige terugblik op een emancipatiestrijd die in werkelijkheid nog lang niet is afgelopen.

Vrouw op Mars is terug te zien via NPO Start.