Een feminisme voor de 99%
Door Angela Ettema
De verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten riep veel verzet op van met name vrouwen. Enkele vrouwen deden los van elkaar een oproep op Facebook om tijdens de inhuldiging van Trump in Washington te protesteren. Hieruit ontstond het initiatief voor de Women’s March, waarbij binnen enkele dagen vele duizenden mensen zich aansloten.
Uiteindelijk deden op 21 januari, de dag na de inhuldiging, wereldwijd bijna vijf miljoen mensen, vooral vrouwen, mee aan Women’s Marches. Ze kwamen op voor de rechten van vrouwen, LHBT’ers en migranten, allemaal groepen die worden bedreigd nu Trump president is. In Washington trok de demonstratie een half miljoen deelnemers, terwijl in Los Angeles zelfs 750.000 mensen de straat op gingen. In Amsterdam deden 3000 mensen mee aan de Women’s March.
De Women’s March begon als spontaan initiatief van een handvol vrouwen, maar in verschillende landen bestond al langer een spirit van feministisch verzet. In de VS, waar in 2012 drie zwarte vrouwen Black Lives Matter, een beweging tegen racistisch geweld, oprichtten die zich ook keerde tegen seksisme en heteronormativiteit. Maar ook in Latijns-Amerika, waar een reeks protesten tegen het vermoorden van vrouwen op 19 oktober uitmondde in een vrouwenstaking onder de leus Ni Una Menos, (‘geen vrouw minder’).
Vrouwenstaking
Vanuit Polen, waar afgelopen najaar een vrouwenstaking werd gehouden voor het recht op abortus, kwam een oproep voor een internationale vrouwenstaking op 8 maart, internationale vrouwendag. Het collectief Ni Una Menos uit Argentinië riep eveneens op tot zo’n staking: ‘Op 8 maart zal de aarde beven. Vrouwen overal ter wereld zullen zich verenigen en organiseren rondom één gemeenschappelijk doel: een internationale vrouwenstaking. Wij vrouwen zullen staken, onszelf organiseren en onderlinge solidariteit opbouwen.’
Vooraanstaande feministische activisten, onder wie Angela Davis, sloten zich aan bij deze stakingsoproep. In een verklaring pleitten ze voor een ‘feminisme van de 99%’, dat zich niet alleen verzet tegen het seksisme en racisme van Trump, maar ook tegen de neoliberale aanval op sociale voorzieningen en rechten van werkenden. Dat vereist een breuk met het dominante liberale feminisme dat het glazen plafond ziet als enige belemmering voor vrouwen.
Het feminisme van groepen als Ni Una Menos verzet zich tegen de vele facetten van het geweld tegen vrouwen, van huiselijk geweld tot het geweld van kapitalistische marktwerking en het staatsgeweld tegen LHBT’ers en migranten.
Een feminisme van de 99%, dat de eisen van grote groepen vrouwen kracht bijzet door te staken, kan ook opnieuw aansluiting vinden bij de traditie van 8 maart als internationale vrouwendag. In 1908 demonstreerden op die dag vrouwelijke textielarbeiders in New York voor hogere lonen, arbeidstijdverkorting en stemrecht. Een jaar later staakten migrantenvrouwen in de textielindustrie tegen hun afschuwelijke arbeidsomstandigheden.
De strijd van de vrouwen in de Amerikaanse textielfabrieken was voor de Duitse socialist Clara Zetkin aanleiding om voor te stellen 8 maart voortaan te vieren als internationale dag voor werkende vrouwen. In 1917 gingen in Rusland duizenden vrouwen op 8 maart de straat op om brood en vrede te eisen. Dit was het begin van een opstand die zou uitmonden in de Russische Revolutie, die op haar beurt weer zou inspireren tot opstanden in vele andere landen.
Brood – en rozen
Een eeuw geleden bewezen vrouwen dat ze zich konden organiseren en in staking konden gaan, ook al waren ze migranten met flexcontracten. Stakingsleider Clara Lemlich, toen 19 jaar, zei: ‘Ze zeiden dat vrouwen niet te organiseren waren en niet op vakbondsvergadering kwamen. Het waren “tijdelijke werkkrachten”. We hebben ze bewezen dat het wel kan.’ Het lef van deze vrouwen kan ons vandaag inspireren om in actie te komen, ook waar dat onmogelijk lijkt.
En net zoals de strijd van een eeuw geleden kan het feminisme van de 99% zich niet beperken tot het eisen van meer koopkracht. Zoals vakbondsactivist Rose Schneiderman het in 1912 uitdrukte: ‘Wat de werkende vrouw wil, is het recht om te leven, niet alleen om te bestaan. De arbeidster moet brood hebben, maar ook rozen.’
Na jaren van neoliberalisme en bezuinigingen hebben veel vrouwen moeite om hun brood te verdienen en zijn sociale en culturele voorzieningen drastisch ingeperkt. De opkomst van extreem-rechts populisme heeft geleid tot steeds heftiger seksisme en racisme. We moeten ons organiseren om al deze problemen aan te pakken en een wereld op te bouwen waarin alle vrouwen toegang hebben tot brood en rozen.