Een externe schok? De coronacrisis en marxistische economie

Het coronavirus heeft over de hele wereld gezorgd voor enorme maatschappelijke ontwrichting. De volksgezondheidscrisis loopt inmiddels over in een ongekend zware economische crisis. Volgens mainstream-economen komen de economische problemen uitsluitend door externe factoren. Op welke manier kunnen marxistische economische theorieën de huidige crisis helpen begrijpen?
28 mei 2020

Het coronavirus heeft hard toegeslagen in samenlevingen over de hele wereld. Op het moment van schrijven zijn al zo’n 2 miljoen mensen besmet geraakt en bijna 150.000 overleden. Als reactie hebben regeringen lockdowns ingesteld en horeca, festivals en andere evenementen afgelast. Maar zowel het dodental als de mogelijkheden van landen om het virus te bestrijden variëren enorm.

In de Verenigde Staten begint het virus op een perfect storm te lijken, aangezien een meer incompetente regering dan die van Trump en zijn aartsconservatieve hulpje Pence nauwelijks denkbaar is. Om nog maar te zwijgen over het feit dat het Pandemic Response Team van het Witte Huis twee jaar eerder is ontbonden. In Europa zijn Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk het zwaarst getroffen, mede door een verzwakte publieke infrastructuur en ondergefinancierde zorgsystemen.

Hoewel gezegd wordt dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, hebben werkende mensen een veel grotere kans om ziek te worden, simpelweg omdat zij het vitale werk doen of in de publieke ruimte moeten werken waar ze eerder aan het virus worden blootgesteld. En achter de langzame en halfslachtige reactie van regeringen schuilen zorgsystemen die al uitgeput en onderbezet waren door decennia van hyper-neoliberalisme, bezuinigingen, deregulering en privatisering van publieke diensten.

Doordat het winstmotief steeds sneller en dieper is doorgedrongen in elk deel van het publieke leven, zijn samenlevingen van binnenuit uitgehold en kwetsbaar gemaakt. De bezuinigingsmaatregelen die zijn opgelegd aan Zuid-Europese landen en de schuldenlast waar zij al langer onder gebukt gingen, zijn nu grote obstakels voor een effectieve reactie op het virus. In die zin heeft het virus onderliggende tendensen blootgelegd die onder de oppervlakte al aanwezig waren.

De huidige economische crisis is ook behoorlijk uniek, aangezien de economie grotendeels stil kwam te liggen en daarom dwong tot het tegenovergestelde van het dominante kapitalistische mantra van onbeperkte expansie en groei. De vraag is met welke economische crisistheorieën we de huidige crisis op een redelijke manier kunnen verklaren. Wat waren de onderliggende bewegingen die nu aan de oppervlakte liggen? En bovendien, wat moeten we verwachten van de nasleep van deze crisis? Dit artikel zal een analyse geven van de manier waarop er vanuit verschillende economische scholen naar de huidige crisis wordt gekeken en in hoeverre ze deze kunnen verklaren.

Een exogene schok?

Maar eerst de vraag: wat heeft dit virus überhaupt te maken met ons economische systeem? Volgens Gita Gopinath, hoofdeconoom van het IMF, vertegenwoordigt deze crisis een ‘werkelijk exogene schok’ die tot ‘de ergste recessie sinds de Grote Depressie’ zal leiden. Deze opvatting wordt breed gedeeld en geeft de indruk dat we simpelweg door het noodlot zijn getroffen. Maar is het virus wel zo extern, als was het een komeet uit de ruimte?

Volgens de marxistische econoom Michael Roberts niet, volgens hem wordt de kans op ziektes als het coronavirus groter als gevolg van het kapitalisme. Door de uitbreiding en intensivering van de landbouw komen mensen in nauwer contact met wilde dieren die vroeger meer op afstand konden blijven. De virussen die onder wilde dieren voorkomen, muteren daarom makkelijker en worden sneller op mensen overgedragen.

De socialistische bioloog Rob Wallace gaat verder en argumenteert dat plagen en virussen ook door menselijk handelen worden veroorzaakt. Zo wordt de toename van handel over de Zijderoute geassocieerd met de verspreiding van de zwarte pest in de 14de eeuw. Tegenwoordig is de bio-industrie een ideale omgeving voor de ontwikkeling van nieuwe en nog gevaarlijker virussen. De lijst met ziektes die met wilde dieren samenhangen is lang: Ebola, SARS, MERS, Covid-19, noem maar op.

Zoals met CO2 en klimaatverandering worden pandemieën meestal niet meegenomen in kosten-batenanalyses. Ze behoren tot de beangstigende categorie van onvoorziene toevalligheden. En zoals met klimaatverandering zijn de schadelijke gevolgen van ziektes ongelijk verdeeld, ze treffen de zwaksten het eerst en het hardst – zowel binnen landen als tussen het mondiale Noorden en Zuiden.

De verspreiding van ziekteverwekkers wordt voor een belangrijk deel bepaald door de manier waarop agribusiness functioneert. Ecologie en economie zijn nauw met elkaar vervlochten: zo is de ontwikkeling van monocultuur verantwoordelijk voor het verlies van diversiteit die een natuurlijke barrière kan vormen tegen dodelijke ziekteverwekkers. Wereldwijd hebben de structurele aanpassingsprogramma’s van de jaren 80 en 90 ontwikkelingslanden gedwongen om hun markten te openen, neoliberaal beleid aan te nemen en de deur open te zetten voor grote multinationals. En die implementeerden grootschalige monoculturele landbouw, bijvoorbeeld rond palmolie, waardoor vleermuizen in nauwer en regelmatiger contact kwamen met mensen terwijl de biodiversiteit werd verwoest die de plotselinge opkomst van ziektes als Covid-19 in toom houdt.

Hoewel enorm winstgevend voor enkelen, worden (en zijn) dit soort industrieën een bedreiging voor ons allemaal. Wallace ziet de industrialisering van de veeteelt als tegelijkertijd een industrialisering van de ontwikkeling van ziekteverwekkers. De expansie van markten in natuurlijke gebieden en de gelijktijdige vernietiging van biodiversiteit maken pandemieën zoals de huidige steeds waarschijnlijker. Dit soort virussen zijn niet ‘exogeen’ aan ons systeem, zoals het IMF beweert, maar zijn juist inherent aan de manier waarop geproduceerd wordt. Ze vormen ook geen verrassende ‘schok’ die niemand had kunnen zien aankomen of voorspellen. Integendeel, de WHO had al een hypothetisch scenario opgetekend van de verspreiding van een virus (Ziekte X), die akelig veel op Covid-19 lijkt. De waarschuwingen waren er, de vraag was wat belangrijker was: de gezondheid van ons allemaal of de winsten van een kleine groep?

Anders dan economische crises die we eerder hebben meegemaakt – de crisis van 2008-9, de dotcomcrisis, de Grote Depressie – is de huidige crisis primair een gezondheidscrisis. Om de volksgezondheid te beschermen moeten grote delen van de economie worden stilgelegd. Het doel van regeringen is ‘to flatten the curve’, zodat het zorgsysteem niet overbelast raakt. Maar deze hoogstnoodzakelijke maatregelen rijmen niet goed met economische groei, de heilige graal van het kapitalisme.

In die zin gaat het stilleggen van economische sectoren lijnrecht in tegen het streven naar groei en accumulatie. Hoewel niet exogeen aan het systeem, gaat het wel in tegen de drijvende krachten van de kapitalistische systeem en daarom is de huidige crisis moeilijk te begrijpen vanuit de bestaande economische crisistheorieën. Vanuit de klassieke school zouden sommigen argumenteren dat we zouden moeten wachten tot mensen ziek worden en sterven of beter worden. Dit volgt een Malthusiaanse logica waarin pandemieën als een vorm van natuurlijke selectie worden gezien die zwakte en onproductiviteit uit de weg ruimen en de economie daarom uiteindelijk versterken.

Mainstream-economen bediscussiëren of deze crisis door een vraag- of door een aanbodschok is veroorzaakt. De neoklassieke school stelt dat de aanbodschok voorafgaat aan de vraagschok, terwijl de Keynesiaanse school de crisis als vraagschok ziet, die wordt veroorzaakt doordat er minder wordt uitgegeven aan reizen en diensten. Beide schokken zijn met elkaar verweven, maar de crisis begint in de productiesfeer en is daarom een aanbodschok. Als mensen als gevolg daarvan hun inkomen verliezen, volgt er een terugval in consumptie en investeringen en ontstaat er een vraagschok. Om dit te voorkomen, verstrekken Centrale Banken goedkope leningen aan kleinere banken, die daardoor goedkoper aan bedrijven kunnen lenen zodat deze de crisis kunnen overleven.

Corona en de winstvoet

Binnen de marxistische economie bestaan er verschillende crisistheorieën, die crises vanuit twee verschillende ideeën verklaren. Eén stroming stelt de theorie van de tendentiële daling van de winstvoet centraal, een tweede kijkt vooral naar overproductie of onderconsumptie als oorzaak van crisis.

De theorie van de daling van de winstvoet gaat uit van het feit dat kapitalisten arbeid door kapitaal, mensen door machines vervangen. Omdat arbeid de enige bron van winst is, worden de winsten daardoor relatief lager. In Marx’ terminologie is het kapitaal verdeeld in variabel en constant kapitaal. Variabel kapitaal is arbeidskracht en constant kapitaal wordt geïnvesteerd in zaken als fabrieken, machinerie, land of grondstoffen. Variabel kapitaal is variabel in de zin dat het meer waarde kan produceren dan waarvoor het wordt gekocht. De verhouding tussen de twee noemt Marx de organische samenstelling van het kapitaal, die stijgt wanneer nieuwe technologie arbeiders vervangt en waaruit Marx de daling van de winstvoet afleidt. Voor Marx creëert die daling op lange termijn een druk op het systeem.

Concurrentie tussen kapitalisten om marktaandeel dwingt hen om efficiënter te produceren en de arbeidsproductiviteit te verhogen. Een kapitalist die voorop loopt in de technologische ontwikkeling kan daarmee tijdelijk meer winst maken, maar slechts zolang zijn concurrenten hem niet bijhouden. Zodra dat wel zo is en nieuwe technologie in de hele economie is ingevoerd, past de prijs zich aan en stabiliseert op een lager niveau, omdat er met de nieuwe technologie minder arbeiders aan het werk zijn.

Om zijn winst te verhogen kan de kapitalist proberen om de arbeidsproductiviteit te verhogen door arbeiders te dwingen harder of langer te werken. Dat kan bijvoorbeeld door de positie van werkenden te verzwakken, zoals door flexibilisering. Flexibilisering was en is een belangrijk onderdeel van het neoliberale project en kan gezien worden als een manier om de daling van de winstvoet tegen te gaan. Als mensen gemakkelijk ontslagen kunnen worden, verzwakt hun onderhandelingspositie en kunnen hun arbeidsvoorwaarden worden verslechterd, zodat de uitbuiting van arbeiders wordt geïntensiveerd.

Maar dit kan onbedoelde effecten hebben, bijvoorbeeld dat werkenden zich bewust worden van hun situatie en in actie komen of dat grote groepen mensen in korte tijd hun baan verliezen. Een voorbeeld zagen we bij KLM, dat staatssteun ontving in de coronacrisis, maar vervolgens 2000 flexkrachten op straat zette. De regering vond het prima, omdat het ‘maar’ flexkrachten waren. Maar er zijn meer voorbeelden en flexibilisering is wijdverbreid.

Een ander voorbeeld van hoe kapitalisten hun kosten probeerden te drukken is door zogenoemde ‘just-in-time’ productie. Dat is goedkoper, omdat er minder voorraden nodig zijn, maar maakt het systeem instabieler. In de huidige crisis hielpen de complexe distributienetwerken het virus snel over de wereld te verspreiden en zorgden daarna voor problemen bij de distributie van medische goederen en beschermingsmiddelen.

Samenvattend nemen in een crisis de mogelijkheden van kapitalisten om winst te maken door de uitbuiting van arbeid af. Dat is de afgelopen decennia structureel gebeurd. Om op korte termijn toch winst te blijven maken of verliezen te voorkomen proberen kapitalisten hun personeel harder te laten werken, minder te betalen of te ontslaan. Door de flexibilisering zijn ze daar beter toe in staat. En door politieke druk en het verhaal dat er geen alternatieven zijn voor bezuinigingen, zijn de lonen en arbeidsvoorwaarden op de lange termijn verslechterd.

Onderconsumptietheorieën

Tegenover crisistheoretici die Marx’ ideeën over winstgevendheid centraal stellen zijn er marxistische economen als Rosa Luxemburg en David Harvey, die geloven dat crises niet in de productiesfeer, maar door een gebrek aan consumptie beginnen. In de context van de huidige crisis stelt Harvey dat de dynamiek van kapitaalaccumulatie erg afhankelijk is van consumptie en consumentenvertrouwen. Economische groei, zo redeneert hij, is voor 70 procent afhankelijk van consumenten. Harvey stelt dat met name de toeristische industrie hard is geraakt in deze crisis. Maar ook de dagelijkse consumptie rond festivals, concerten, sportwedstrijden, culturele instellingen en in de horeca is ontregeld en daarmee ook de inkomstenstromen in die sectoren.

Harvey legt dus veel nadruk op de vraag. Hoe corona de economie zal beïnvloeden gaat volgens hem als volgt: doordat grote delen van de economie stil komen te liggen zal de werkloosheid toenemen. Dit is al duidelijk gaande in een land als de VS waar op het moment van schrijven al meer dan 26 miljoen mensen een werkloosheidsuitkering aanvroegen. Massawerkloosheid, die in een land als de VS wel 30 procent zou kunnen bereiken, leidt tot een scherpe afname van de vraag, waardoor er minder geproduceerd zal worden en nog meer mensen werkloos raken. Zo ontstaat een vraaggedreven neerwaartse spiraal.

Tijdens de financiële crisis in de jaren 30 bracht een terugval in effectieve vraag een langdurige crisis teweeg. Toen zorgde Keynesiaanse overheidsuitgaven en het begin van de oorlogseconomie er uiteindelijk voor dat de werkloosheid afnam en de economie weer op gang kwam. Na 2008, zegt Harvey, trok China de economie vooruit door enorme uitgaven en investeringen in infrastructuur, verstedelijking en spoornetwerken voor hogesnelheidstreinen en creëerde zo vraag op de wereldmarkt.

Nu is China echter niet meer in dezelfde positie om te handelen. Omdat de economie nooit helemaal is hersteld van de crisis van 2008 heeft China niet dezelfde middelen om de economische problemen te verlichten als 12 jaar geleden en grijpen de gezondheidscrisis en de economische crisis op elkaar in en versterken elkaar.

In plaats daarvan proberen Centrale Banken de crisis tegen te gaan door de rente te verlagen. Volgens Harvey moet er een gecoördineerde reactie op de crisis komen om de vraag te revitaliseren. Een manier om dat te doen is om een tijdelijk basisinkomen in te voeren. Maar meer dan ooit, zegt Harvey, is het fabeltje van de superioriteit van de vrije markt door de crisis in diskrediet geraakt. De enige manier om ons te beschermen tegen de vernietigende dynamiek van de markt is door de productie en distributie van basisvoorzieningen planmatig aan te pakken.

Hoewel de huidige economische crisis mensen hard treft, onder meer door de toename van werkloosheid, kan het ook kansen bieden. De huidige crisis toont aan hoe kapitalisme faalt om de gezondheid, veiligheid en basale hulpmiddelen voor medisch personeel te garanderen, hoe het niet in staat is om werkers in vitale sectoren te beschermen, hoe het de wereld opdeelt in een kleine groep die van de crisis profiteert en een grote meerderheid die zich soms letterlijk moet doodwerken voor de meest basale levensbehoeften. Hun belangen kunnen eenvoudig worden veiliggesteld. Waarom gebeurt het dan niet? Omdat het onder de streep niets oplevert.

Terwijl het systeem omgekeerd bereid is om de mensen die het als waardeloos beschouwt, te laten sterven voor private winsten. De erkenning van het noodzakelijke werk van onderbetaalden en ondergewaardeerde arbeiders in de zorg, de schoonmaak en het onderwijs is een belangrijke stap vooruit. Maar die stap is waardeloos als we nalaten de volgende stappen te zetten en niet vechten voor structurele maatschappelijke veranderingen.

Afsluiting

In dit artikel heb ik drie thema’s willen behandelen: de exogeniteit versus de endogeniteit van de huidige crisis, Marx’ wet van de dalende winstvoet en marxistische onderconsumptietheorieën. De coronacrisis moet begrepen worden als een kapitalistische crisis met een groot en groeiend risico op herhaling naarmate het kapitalisme de metabolische breuk tussen menselijke samenlevingen en de natuur vergroot.

Het is daarom misleidend om de pandemie als een externe gebeurtenis te zien. De tendens van de dalende winstvoet is met name belangrijk vanwege de tegenwerkende bewegingen waar het aanleiding toe geeft, zoals flexibilisering, hyper-uitbuiting en just-in-time productie.

Onderconsumptietheorieën benaderen de crisis als een uit de hand lopende neerwaartse spiraal van de effectieve vraag. Dit benadrukt de noodzaak van planning en een economie die uitgaat van behoefte in plaats van winst. De crisis is daarom ook een kans om te breken met de failliete heersende ideeën. Crisistheorieën kunnen ons helpen om te begrijpen wat er gaande is, wat we kunnen verwachten en welke gevaren en kansen we als linkse beweging tegemoet kunnen zien.

Maar bovenal onderstrepen ze de absolute ongeschiktheid van de kapitalistische economie om goederen te leveren waar ze het hardst nodig zijn. Integendeel: het stelt winsten boven het leven zelf en ondermijnt de onderlinge solidariteit die we nodig hebben, zeker in crises als deze. Een socialistisch antwoord op de crisis stelt behoefte voorop en organiseert productie en distributie zodanig dat het middelen op een solidaire manier verdeelt – niet alleen binnen landen, maar op wereldschaal.