Een ander Europa is mogelijk – een andere EU niet

Begin april organiseerde de leider van het Italiaanse Lega, Salvini, een internationale bijeenkomst voor extreemrechtse partijen in Milaan. De vicepresident van Italië probeert een nieuwe fractie in het Europees Parlement (EP) te vormen. In peilingen dreigt extreemrechts zijn aantal zetels te verdubbelen. Een bruine internationale op basis van ‘gemeenschappelijke Christelijke wortels’, economisch nationalisme en haat tegen vluchtelingen en onderdrukte groepen lijkt in de maak.
De Franse president Macron probeert zich ondertussen neer te zetten als hét alternatief voor het nationalisme van extreemrechts. In maart publiceerde hij een open brief in internationale kranten waarin hij opriep tot een ‘Europese renaissance’ – waar hebben we die term eerder gehoord? Door middel van onder andere een Europees industriebeleid en hogere defensie-uitgaven zou de EU beter de concurrentie aan kunnen gaan met de economische machtsblokken als de Verenigde Staten en China.
Politici als Macron proberen de levensduur van hun neoliberale politiek te verlengen door zich op te stellen als de verdedigers van de ‘vooruitgang’. Het is belangrijk dat links een alternatief vormt voor deze polarisering tussen het neoliberale midden en extreemrechts. Dit kan alleen door een radicale kritiek op de EU naar voren te schuiven die het Europese project ontmaskert: een imperialistisch project waarin de winsten van multinationals, in plaats van de behoeften van werkende mensen centraal staan.
Geen vredesproject
Het eerste dat hiervoor nodig is, is dat we afrekenen met het hardnekkige idee dat het Europese project zou draaien om vrede. Zelfs de Socialistische Partij, die zich eerder verzette tegen de EU, stelt nu in haar verkiezingsprogramma dat de EU ooit is opgericht voor ‘vrede, veiligheid en vooruitgang’. Dat is onzin.
Staten uit de kern van Europa waren na de Tweede Wereldoorlog op zoek naar manieren om de winstgevendheid van hun bedrijven te vergroten zonder onderlinge oorlogsvoering. Economische expansie was nodig om de concurrentie met Rusland aan te kunnen gaan en te compenseren voor het verlies van koloniale bezit. Linkse en communistische bewegingen waren (relatief) sterk uit de oorlog gekomen.
In reactie op de crisis van winstgevendheid in de jaren zeventig won het neoliberalisme aan terrein. In Engeland brak de staat onder Thatcher met veel geweld de mijnwerkersstaking. En in Frankrijk werd de linkse regering van Mitterand met dreigementen van kapitaalvlucht op de knieën gedwongen. Nadat in afzonderlijke landen deze draai naar een politiek van afbraak, privatisering en flexibilisering was doorgedrukt, probeerde de heersende klasse deze politiek ook op Europees niveau te institutionaliseren, onder meer door een gemeenschappelijke munt in te voeren.
De euro is een poging om de winstgevendheid van bedrijven uit de kern van de EU te vergroten ten koste van de periferie. Bedrijven uit bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland konden hierdoor hun producten makkelijker afzetten in de periferie. De overschotten op de handelsbalans van de één waren de tekorten van de ander. Alleen door een drastische verhoging van de uitbuitingsgraad – langere werkweek, lagere lonen, flexibilisering – kunnen bedrijven uit de periferie concurrerend blijven.
Dat regeringsleiders zoals Rutte tegelijkertijd met de vinger kunnen wijzen naar ‘Brussel’ als ze weer impopulair beleid doorvoeren, is mooi meegenomen.
Vrede tussen Europese lidstaten is dus altijd verbonden geweest met een klassenoorlog tegen werkende mensen en een militaire en neokoloniale politiek naar buiten toe. Democratie en mensenrechten worden hierbij ondergeschikt gemaakt aan het Europese project. Zo gaf de EU niet thuis toen de Spaanse staat het Catalaanse recht op zelfbeschikking met knuppels te lijf ging, terwijl de Europese grenzen zijn uitgegroeid tot de meest dodelijke ter wereld.
Alternatief
Tegenover de internationale ‘samenwerking’ van regeringsleiders en multinationals met hun goed betaalde lobby’s, moet links een internationalisme van onderaf plaatsen. Dit internationalisme vertrekt vanuit het besef dat de ‘hoofdvijand in eigen land staat’, om met de Duitse socialist Liebknecht te spreken. De beste manier om solidariteit met Griekse arbeiders en vluchtelingen te tonen, is om de machtsverhoudingen in eigen land met stakingen, demonstraties en directe acties in ons voordeel te verschuiven.
Het is alleen op basis van strijd dat werkende mensen uit het neoliberale dwangbuis van de EU kunnen breken. Dat laat ook de ervaring van de Syriza-regering in Griekenland zien. De Griekse arbeidersbeweging had capitulatie alleen kunnen voorkomen door de controle over te nemen van de werkplekken, de ministeries en het financiële systeem. Dit had werkende mensen in andere landen op ideeën gebracht en het belang van internationale solidariteit uit de kern onderstreept.
Hetzelfde geldt voor de strijd om een vernietigende klimaatcatastrofe af te wenden. Beleid hiervoor moet internationaal zijn, maar de precieze inhoud hiervan is een reflectie van machtsverhoudingen. Tegenover het ‘internationalisme’ van de Europese emissiehandel zien we nu de internationale kruisbestuiving van (scholieren)stakingen voor het klimaat en massale acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Een flinke stap vooruit.
Een ondemocratisch project
Het Europees Parlement heeft weinig te zeggen vergeleken met andere instellingen. Ook in Brussel zelf spelen multinationals een centrale rol.
De belangrijkste instellingen van de EU zijn allemaal onverkiesbaar. De centrale richtinggevende organen zijn de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie. Hier komen regeringsleiders van afzonderlijke lidstaten en hun ministers samen. Het centrale uitvoerende orgaan, de Europese Commissie, wordt samengesteld op basis van vriendjespolitiek en machtsverhoudingen tussen staten en politieke stromingen. De Commissie bepaalt grotendeels het beleid.
Het neoliberale karakter van de EU is stevig verankerd in de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB heeft bijvoorbeeld wel een institutionele rol om inflatie te bestrijden, maar niet om werkloosheid tegen te gaan. Het Stabiliteits- en Groeipact, het Europese eufemisme voor een neoliberale dwangbuis, stelt begrotingen onder toezicht. De Europese Commissie en Raad van ministers doen vervolgens ‘beleidsvoorstellen’ aan de lidstaten.
Het is geen toeval dat binnen deze ondemocratische structuur het bedrijfsleven de dominante invloed is. Begin jaren tachtig richtten vertegenwoordigers van de grootste multinationals van de EU, waaronder Shell en Philips, de Europese Rondetafel van Industriëlen op. De rondetafel was een drijvende kracht in het proces om de neoliberale draai binnen afzonderlijke lidstaten ook te vertalen naar het Europese project met bijvoorbeeld de invoer van de euro en Europees industriebeleid.
Volgens Corporate Europe Observatory wordt er jaarlijks in ieder geval 1,5 miljard euro gespendeerd aan de lobby binnen de EU. In de top twintig grootste lobbyclubs staan bijna uitsluitend koepels uit het bedrijfsleven en grote multinationals zoals Shell en Facebook. In alle lagen van de vaak ondoorgrondelijke besluitvorming binnen de EU spelen maatschappelijke organisaties een veel kleinere rol dan grote bedrijven.
Het is binnen deze context dat we kunnen stemmen voor het Europese Parlement. Een orgaan dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Tweede Kamer geen recht heeft om nieuwe wetten in te dienen. Het is echter wel een plek waar de aandacht op gevestigd is en veel (financiële) middelen zijn. Zeker in deze periode waarin extreemrechts probeert haar macht met verkiezingen te vergroten, maakt het uit wie hier zitting in neemt.
Geen enkele linkse partij in Nederland stuurt aan op een breuk met het neoliberale en moorddadige Europese project. De SP neemt steeds meer de nationalistische kritiek op de EU over, terwijl GroenLinks illusies voedt in het ‘internationalisme’ van dit autoritaire project. Omdat de SP onderdeel is van de linksere Europese fractie is dit een betere optie om op te stemmen. Maar de macht van ‘Brussel’ breken we hier niet mee. Daar is een massale arbeidersbeweging van onderaf voor nodig.