ECRI constateert dramatische toename racisme
De ECRI trekt deze conclusies in haar derde landenrapport over Nederland. Het tweede rapport werd gepubliceerd in 2000. De verschuiving die sindsdien heeft plaatsgevonden is volgens de auteurs alarmerend. ‘Sinds het tweede ECRI-rapport heeft er in Nederland een dramatische verandering plaatsgevonden in de toon van het debat in politiek en media over integratie en andere vraagstukken rond etnische minderheden.’
Als oorzaken voor de omslag wijzen de auteurs onder andere op de ‘War on terror’, de opkomst van Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh. Maar zij laken ook de manier waarop politici met deze gebeurtenissen om zijn gegaan. Daarbij schrikken de auteurs er niet voor terug om verantwoordelijken bij naam te noemen. Zo stellen ze dat ‘met name de PVV een spraakmakende rol heeft gespeeld door het indienen van omstreden beleidsvoorstellen en door racistisch of xenofobisch taalgebruik, met name gericht tegen moslimgemeenschappen. ECRI merkt hierbij tevens op dat vertegenwoordigers van gevestigde politieke partijen zelden stellig nemen tegen zulk taalgebruik.’
Belangrijk is dat de ECRI weigert een harde grens te trekken tussen islamofobie en racisme. Daarmee neemt de commissie stelling tegen het excuus dat aanvallen op ‘de moslims’ in het algemeen eigenlijk een vorm van religiekritiek zijn. Volgens de gegevens die de commissie verzamelde ‘zijn de moslims van Nederland sinds het tweede ECRI-rapport onderworpen aan stereotyperend, stigmatiserend en soms ronduit racistisch politiek taalgebruik, vooringenomen mediaberichtgeving en buitenproportionele aandacht van veiligheids- en ander beleid. Zij zijn slachtoffer geworden van racistisch geweld en andere racistisch gemotiveerde misdrijven; voorts heeft men discriminatie ervaren. In meer algemene zin merkt ECRI met spijt op, dat stigmatiserend, stereotyperend en zelfs ronduit racistisch taalgebruik tegen moslims (waar recentelijk, zoals hierboven vermeld, met name de Partij voor de Vrijheid PVV gebruik van maakt) in de regel onweersproken blijft door de gevestigde politieke partijen.’
Niet alleen moslims zijn echter slachtoffer van toenemend racisme. Ook andere groepen, zoals Antillianen en vluchtelingen, hebben te lijden onder het verhardende politieke klimaat, waarin zij keer op keer als zondebok worden opgevoerd. Daarnaast noemt de ECRI een toename van het aantal antisemitische incidenten. Een aanzienlijk deel daarvan wordt gepleegd door neo-nazistische groepen, die zich vaak ook tegen moslims richten. Extreem-rechtse en neo-nazistische groepen spelen een belangrijke rol in racistisch geweld, maar dit verschijnsel wordt door de Nederlandse autoriteiten volgens de auteurs te weinig serieus genomen.
Het ECRI-rapport is een belangrijk extra bewijs voor het racistische politieke klimaat in Nederland. Maar precies vanwege datzelfde klimaat zijn de reacties op het schrikbarende rapport tot nu toe uiterst lauw. In het Nederland van vandaag voelen de meeste politici zich niet eens geroepen te reageren, als hen door een commissie van de Europese Unie verweten wordt dat ze te stil zijn tegenover racisme. Op 22 maart, de internationale dag tegen racisme, zullen we dan ook de straat op gaan om duidelijk te maken dat het tij gekeerd moet worden.