Durft Roemer te strijden? Durft Roemer te winnen?
Er is veel veranderd in de twee decennia sinds Jan Marijnissen zijn eerste boek, Tegenstemmen, schreef. Op parlementair niveau was de SP destijds met slechts twee zetels een vrij marginale partij. Tegenwoordig noemt de partij zichzelf graag ‘de grootste op links’ en wordt er door partijcoryfeeën met enige regelmaat gesproken over regeringsdeelname. De bestuursdeelname in de helft van de provincies en in grote steden als Amsterdam en Utrecht wordt gezien als een nieuwe stap in die richting.
Toen Emile Roemer in 2010 fractievoorzitter werd van de SP was hij relatief onbekend. In de jaren die volgden is hij echter uitgegroeid tot het gezicht van de partij. Hij heeft zichzelf daarbij vooral neergezet als de verantwoordelijke wethouder die naar de ‘gewone mensen’ luistert. Wat dat betreft bevat zijn eerste boek, Het kan wel, geen verrassingen.
Op de achterkant wordt het boek aangeduid als een ‘politiek reisverslag’. Het boek leest inderdaad als een bundel van posts op een reisblog. Zoals de achterkant ook belooft is het boek ‘vlot en leesbaar’ geschreven. Maar toch wringt er iets.
Emile Roemer staat niet bekend om zijn analytische en strategische inzicht. Dit komt tot uiting in de korte hoofdstukjes van enkele pagina’s die weinig ruimte bieden voor diepgang. Maar zelfs binnen het oppervlakkige kader van deze tekstjes schiet Roemer met enige regelmaat uit de bocht.
In het hoofdstuk over zijn bezoek aan Palestina stelt hij bijvoorbeeld het lot van de bevolking van het Israëlische Sderot en het Palestijnse Nabi Saleh aan elkaar gelijk. Hij neemt bovendien afstand van het ‘boycotten van Israëlische producten, dat doen de Palestijnen zelf ook niet’. Maar hij vergeet daarbij te noemen dat het voor Palestijnen praktisch onmogelijk is Israëlische producten te boycotten, maar dat de oproep tot de boycotcampagne breed gedragen wordt binnen de Palestijnse gemeenschap.
In een ander hoofdstuk krijgt Roemer het voor elkaar ME’ers onder ‘de ‘frontsoldaten’ van de publieke zaak’ te scharen. Voor een partij zich graag laat voorstaan op haar binding met ‘gewone mensen’, blijkt hieruit dat Roemer weinig begrijpt van de problemen waar jongeren in middelgrote en grote steden mee te maken hebben. Voor hen is de politie in de eerste plaats een repressieapparaat. Sowieso blijft het diepgewortelde racisme in Nederland onbenoemd. In Roemers wereld lijkt het alsof Wilders en zijn PVV niet bestaan. De lof voor Martin Luther King, Roemers grote held, komt hierdoor wat flets over.
Verrassender is dat Roemer het weliswaar over de zorg heeft, maar daarbij vergeet aandacht te besteden aan de campagne Red de Zorg. In plaats daar van vertelt Roemer over zijn ontmoeting met een ondernemer die kleinschalige zorg aanbiedt. Sowieso is er nauwelijks aandacht voor strijd van onderaf.
Daarin verschilt het boek overigens weinig met het eerste boek van Marijnissen. Maar daar waar Tegenstemmen las als een felle aanklacht tegen het neoliberalisme en, ondanks alle tekortkomingen, strategisch richting gaf, leest Het kan wel als een verantwoordelijke wethouder die naar de ‘gewone mensen’ luistert. Roemer sloot zich in 1980 aan bij de SP: dat was ook het jaar waarin de leus ‘durf te strijden, durf te winnen!’ van de voorpagina van partijblad De Tribune verdween. Roemer zou er goed aan doen deze leus ter harte te nemen.
Emile Roemer
Het kan wel
Van Gennep / 160 pagina’s / 13,95