Duif zonder tanden

Doekle Terpstra
1 mei 2008

Oud-vakbondsman Doekle Terpstra heeft het afgelopen half jaar regelmatig van zich laten horen. In een ingezonden brief en een advertentie in Trouw sprak hij over de ‘verWildering’ van de samenleving. Dat hij hierna genadeloos werd aangevallen in de media en geen enkele van de politieke partijen heil zag in zijn ‘beweging’ heeft hem er niet van weerhouden nu met een boek te komen.

Door Max van Lingen

Dat Terpstra wederom zijn hoofd boven het maaiveld heeft durven uitsteken verdient respect, maar we hebben hier zeker niet te maken met wat hij zelf noemt: ‘de duif die eindelijk zijn tanden laat zien’.

Het eerste van de twee delen waarin het Benoemen en bouwen is opgedeeld is veruit het sterkste. Op heldere wijze gaat hij in tegen het idee van ‘de islamisering van de samenleving’ en het cynisme onder columnisten. Hij verklaart waar de criminaliteit onder Marokkaanse jongeren en het heersende wantrouwen binnen de samenleving tegenover de politiek vandaan komen. Terecht wijst hij erop dat de reacties vanuit de politiek op zijn eigen artikelen alleen maar het beeld bevestigen van een politiek die zich terugtrekt in het Haagse en hiermee de onvrede voedt waar Wilders en Verdonk op kunnen teren.

Het zwakke punt van het eerste deel is dat Terpstra gevangen blijft in het Haagse paradigma waarin het integratiedebat plaatsvindt. Hij benoemt de problematiek vooral als een op zichzelf staand gegeven en maakt niet de koppeling met de algehele kaalslag die sinds de jaren tachtig heeft plaatsgevonden aan de onderkant van de samenleving. Terpstra beweert zelfs dat het ‘zo goed gaat dat we er ontevreden van worden’. Hiermee legt hij het probleem alsnog bij de integratie van allochtonen en durft hij niet de sociaal-economische factoren die ten grondslag liggen aan de problemen in onze samenleving te benoemen.

In het tweede deel is Terpstra zo druk bezig zijn optimisme over de integratie te onderbouwen dat hij vergeet een politiek antwoord te formuleren op de problemen die hij in het eerste deel van zijn boek constateert. Het bestaat vooral uit voorbeelden uit wat hij, als goed christen-democraat, het ‘maatschappelijk middenveld’ noemt. Dat hij hiermee vooral bezig is de gaten die als gevolg van de bezuinigingen van de afgelopen decennia zijn gevallen op te vullen, raakt ondergesneeuwd in zijn optimisme over deze (overigens prachtige) initiatieven.

Doekle Terpstra heeft met Benoemen en Bouwen getracht een antwoord te geven op de politiek van Wilders en Verdonk, maar is hier maar ten dele in geslaagd. Met kracht weet hij de meest belangrijke argumenten van hun politiek op simpele wijze omver te halen. De ontkenning van de rol van bezuinigingen bij het ontstaan van onvrede frustreert echter de poging om tot een politiek antwoord te komen op deze problemen. Terecht wijst hij erop dat dit antwoord niet enkel in Den Haag moet worden geformuleerd, maar zijn beroep op het ‘maatschappelijk middenveld’ lijkt vooral een zwaktebod.

Lees meer recensies in het nieuwste nummer van de Socialist