Dood van Thatcher: geen reden om te rouwen

De officiële reactie, waaronder natuurlijk die van de gevestigde media, op de dood van Margaret Thatcher, is een poging om haar te balsemen in ʻstaatsmanschapʼ. Het is een goed moment om terug te blikken op haar echte erfenis.
9 april 2013

Door Alex Callinicos

Degenen die zich herinneren wat Thatcher de mijnwerkers aandeed – en vele andere groepen arbeiders – zien liever haar vereeuwigd zoals de dichter Shelley deed met een andere Tory-politicus, Lord Castlereagh, na het bloedbad van Peterloo in 1819: ʻIk ontmoette moord op de weg – / hij had een masker als Castlereaghʼ. Want moord was Thatchers bedrijf. Soms was de moord metaforisch, van industrieën en gemeenschappen. Maar het verwoestte mensenlevens niettemin.

Soms was de moord echt. Ze was verantwoordelijk voor de vóórtdurende vuile oorlog in Ierland. Thatchers hardvochtigheid was ook te zien toen ze Ierse Republikeinse hongerstakers ter dood veroordeelde, in plaats van toe te geven en hen te erkennen als politieke gevangenen waarvoor ze campagne voerden.

De 907 Argentijnse en Britse militairen die gedood zijn in de Falklandoorlog van 1982 zouden niet zijn gestorven als Thatcher niet had besloten om een absurde koloniale anomalie met geweld te heroveren. Haar nalatenschap was voortgezet Brits bezit van de Malvinas, wat nog steeds de verstandhouding met Argentinië vergiftigt.

Thatcher schiep enorm genoegen in oorlog. Toen haar kabinet uiteindelijk besloot om haar af te zetten in november 1990, smeekte ze om aan te blijven als premier tot de komende oorlog tegen het Irak van Saddam Hussein voorbij was.

Recessie

Hoe moreel verachtelijke Thatcher ook was, ze kon waarschijnlijk beweren dat ze de laatste Britse politiek leider van wereldhistorisch belang was. Ze kwam aan de macht in mei 1979 op een kritiek historisch moment. De wereldeconomie begon aan zijn tweede grote recessie van het decennium – het bewijs dat de lange bloeiperiode van de jaren 1950 en 1960 definitief voorbij was. De basis van de economische crisis werd gevormd door een scherpe daling van de winstvoet op kapitaal ten opzichte van de laatste jaren van hoogconjunctuur.

Herstel van winstgevendheid maakte het nodig om de uitbuiting van arbeiders te vergroten. Maar, in het bijzonder in Groot-Brittannië, zat de heersende klasse gevangen tussen hamer en aambeeld. Ze werd geconfronteerd met een goed georganiseerde, strijdbare arbeidersklasse die tijdens de hoogconjunctuur een krachtige organisatie op de werkvloer had opgebouwd.

Onder leiding van de mijnwerkers en de havenarbeiders, had de Britse arbeidersbeweging Thatchers voorganger, de Tory Ted Heath, tussen 1972 en 1974 op zijn nummer gezet. In 1978-79 volgde de ʻwinter of discontentʼ, een grote loonrevolte die het Sociaal Contract vernietigde dat Labour na Heath had ingesteld. Dat liet de blijvende kracht zien van deze beweging.

Vrije markt

Voordat Thatcher de algemene verkiezingen van 1979 won, had ze zichzelf al bestempeld als de ʻIron Ladyʼ. Dat vertegenwoordigde een veel hardere en meer offensieve vorm van kapitalistische politiek dan gebruikelijk was geworden in de jaren van hoogconjunctuur. Ze bracht orthodoxe vrijemarktpolitiek terug die was begraven met de Grote Depressie van de jaren 1930. Meer dan enige andere leidende kapitalistische politicus was Thatcher de pionier van wat spoedig bekend zou komen te staan als neoliberalisme.

Ze hadden al snel een enorm krachtige bondgenoot in de vorm van Ronald Reagan, de nieuwe rechtse Republikeinse president van de Verenigde Staten. Maar Reagan werd geconfronteerd met een minder krachtige arbeidersbeweging, en tegen de tijd dat hij aantrad in januari 1981 kon hij profiteren van de impact van de harde recessie die in oktober 1979 was veroorzaakt door Paul Volcker, voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve Board.

Thatcher en haar hielenlikkers prezen graag haar moed. In werkelijkheid, vooral in haar eerste jaren in Downing Street, manoeuvreerde ze vaak, om voortijdige confrontaties te voorkomen die een te sterke respons van de arbeidersklasse had kunnen uitlokken.

Vakbond

Ze genoot een groot voordeel dat ze had geërfd van haar voorgangers, de Labour-premier Harold Wilson en na hem Jim Callaghan. Het Sociaal Contract mislukte uiteindelijk, maar slaagde wel in het integreren van een steeds meer gebureaucratiseerde laag van senior vakbondsvertegenwoordigers (shop stewards) in een samenwerking met het management en de staat.

Dit betekende bijvoorbeeld dat de bazen bij de autogigant British Leyland stappen konden nemen tegen een van de meest invloedrijke van deze stewards. Derek Robinson, de vertegenwoordiger (convenor) in de Longbridge-fabriek in Birmingham, was afgesneden geraakt van de werkvloer en werd met succes weggewerkt. Het betekende ook dat sectionalisme het vaak won van solidariteit. Dit maakte het makkelijker voor Thatcher om de epische mijnstaking van 1984-85 te isoleren.

Maar ze had ook geluk. Als Argentijnse wapensmeden de goede ontstekingen in hun bommen hadden gezet, zou het grootste deel van de Britse oorlogsvloot beland zijn op de bodem van de Zuid-Atlantische Oceaan en had Thatcher op smadelijke wijze moeten aftreden. Ze had ook geluk met haar vijanden. Dit gold voor haar tegenstanders bij Labour – eerst Michael Foot en toen Neil Kinnock verhulden steeds rechtsere politiek met opgeblazen retoriek.

Vooral gold dit voor de vakbondsleiders, die tot hun eeuwige schande toestonden dat de mannen en vrouwen van de mijnbouwgemeenschappen een jaar lang in hun eentje moesten vechten. Gemilitariseerde politie-eskadrons bezetten mijndorpen en Thatchers trawanten organiseerden een stakingsbrekersbond, terwijl wanhoop en ellende de kracht ondermijnden van de mijnwerkers om te vechten.

Maar er waren momenten dat ze verslagen had kunnen worden – vooral in juli 1984, toen een georganiseerde operatie van stakingsbreken een landelijke havenstaking uitlokte, en nogmaals in dezelfde herfst, toen de mijnafgevaardigden (opzichters) dreigden het werk neer te leggen. Bij beide gelegenheden kwamen vakbondsbureaucraten haar te hulp.

Nasleep

In de nasleep van deze overwinning wilde Thatcher haar pogingen doortrekken om Groot-Brittannië te hermodelleren naar het bezitterige individualisme van de markt. Eind jaren ʼ80 hadden zij en haar minister van Financiën Lawson de eerste financiële zeepbel gecreëerd van het neoliberale tijdperk.

Maar op het eind ging Thatcher te ver. Op arrogante wijze legde ze in 1989-90 de poll tax op, een hoofdelijke belasting waarbij iedereen, van miljardair tot pauper, hetzelfde bedrag betaalt om de lokale autoriteiten te financieren. Uit het niets kwam een sociale explosie, de grootste rel die Londen had gezien sinds de jaren ʼ30 en een massabeweging van 14 miljoen mensen die weigerden de belasting te betalen. Uiteindelijk dwong zelfbehoud de Tories om Thatcher uit haar bunker te verdrijven en de poll tax te schrappen.

Dit is de belangrijkste les van Thatchers premierschap. Toevallig is ze overleden terwijl een nog grotere aanval begint op de verzorgingsstaat dan zij ooit lanceerde. De beste vorm van klassenwraak op Thatcher zou zijn om een nog grotere sociale beweging op te bouwen die de coalitieregering breekt, en alles waarvoor ze stond nog dieper te begraven dan haar kist straks ligt.

Dit is een vertaling van Socialist Worker.