‘Dit keer is er geen weg terug’
Foto: Egyptische demonstranten roepen leuzen tegen het regime, Tahrirplein 11 juli 2011.
Het is slechts kort geleden dat de woordvoerder van de Militaire Raad, generaal-majoor Fangari, de martelaren van de revolutie groette en het hart van Egyptenaren liet smelten met de herinnering aan de dagen dat ze zongen dat het leger en het volk ‘één hand’ waren. Vandaag gaf hij een andere boodschap aan de revolutionairen af: het dreigement om ‘alle nodige maatregelen te nemen om de bedreigingen van het vaderland te stoppen, tenzij dit ter discussie stellen van het lopende proces ophoudt … net als de geruchten en misvattingen die leiden tot onenigheid en opstand, en de belangen van een kleine minderheid bevorderen ten koste van die van het land als geheel.’
Hij roept eerlijke burgers op om te werken aan de terugkeer van het normale leven voor de kinderen van ‘ons grootse volk’, en wijzend met zijn vinger naar mensen als Mubarak, benadrukt hij dat ‘de strijdkrachten niet zullen toestaan dat iemand macht overneemt of het legitieme gezag negeert, behalve binnen het kader van juridische en grondwettelijke legitimiteit.’
Zo eindigde de toespraak, minder dan 24 uur na Essam Sharafs korte aankondiging, wat bevestigde dat het ministerie dat Sharaf leidt, niets meer is dan een masker dat het lelijke gezicht van het militaire bewind moet verbergen. Maar in de afgelopen zes maanden is het volk wijzer geworden dan deze verdeling te accepteren van de rollen tussen de ‘good cop’ van de premier en de ‘bad cop’ van de vertegenwoordiger van de Militaire Raad. De opvatting van de revolutionairen is, dat er dit keer geen weg terug is. We zullen de straten bezetten totdat wordt voldaan aan de eisen van de revolutie. Dit betekent onvermijdelijk gerechtigheid voor de martelaren die hun bloed gaven op de pleinen van Egypte als de prijs voor vrijheid.
We zullen niet met minder genoegen nemen dan de eerlijke en openbare berechting van de misdadigers van Mubaraks regime en de moordenaars van de martelaren. We zullen niet onze eisen opgeven van sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid, door de invoering van een fatsoenlijk minimumloon, humane arbeidsomstandigheden en een eind aan de slavernij van tijdelijke contracten. Wij zullen ons recht verdedigen om te staken en te bezetten. Deze rechten waren niet gegeven, maar zijn gewonnen door het volk door jarenlange strijd op straat; jaren met de bittere smaak van arrestaties, marteling en vervolging. Geen enkele wet door de Militaire Raad die stakingen en bezettingen criminaliseert, en geen straf die hij oplegt kan het vrije volk dit recht afnemen.
De militaire tribunalen die jaren stelen van de levens van onze jongeren, zouden in de eerste plaats gereserveerd moeten zijn voor de afgezette president in zijn hoedanigheid als voormalig hoofd van de strijdkrachten, in plaats van de luxe te genieten van een civiel proces. In plaats daarvan wordt hij beschermd door de Militaire Raad, die de ene keer de procesdatum uitstelt onder het voorwendsel dat hij ziek is, en de andere keer geruchten verspreidt van Mubaraks naderende dood.
Wij betwisten ‘het lopende proces’ niet, we kondigen eerder aan dat het proces traag is en gecompromitteerd, om de moordende politie-officieren tegen gerechtigheid te beschermen. Wij vertellen de wereld dat tienduizend van de kinderen van dit land zijn opgesloten in militaire gevangenissen na de ergste martelingen te hebben geleden. We weten dat het systeem zich maximaal inspant om te voorkomen dat de mensen de rijkdom terughalen die in de afgelopen decennia van hen werd geroofd. We weten dat alleen revolutionairen voor de militaire tribunalen worden gebracht, terwijl de moordenaars processen genieten in de civiele rechtbanken, met de vrijlating op borg tussen sessies in.
Wij verspreiden geen ‘valse geruchten’ maar de waarheid die jullie proberen te verbergen: de waarheid dat armoede en onderdrukking, marteling en gevangenschap, na 25 januari nog steeds overal zijn, net zoals ervoor. We hebben alleen de staatsgevangenissen verruild voor militaire, de militaire aanklager in plaats van de openbare aanklager, de militaire tribunalen verruild voor de buitengewone rechtbanken. De wetten van de noodtoestand waren niet genoeg voor onze militaire heersers: ze voegden nieuwe wetten toe die stakingen en bezettingen criminaliseren in een poging om de vrijheden van Egyptenaren te beperken. De begroting die de regering beloofde eerlijk te zullen zijn, bleek te bestaan uit bezuinigingen op gezondheidszorg, onderwijs en pensioenen ter financiering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het leger.
Belangen van het volk zijn niet ‘klein’. De eisen voor brood, gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting geschikt voor mensen, vrijheid van meningsuiting, het recht op werk en gerechtigheid zijn de kern van de eisen van de revolutie. Ze zijn niet te vergelijken met het nauwe eigenbelang van ondernemers en hun consorten, die niet tevreden met het plunderen van de rijkdom van het volk. Deze mensen zijn doodsbang door de dalende aandelenkoersen, maar onbewogen door het bloed van 1200 martelaren van of het feit dat de helft van de bevolking onder de armoedegrens leeft … of dat jonge mensen jaren van hun leven verliezen in de gevangenis. Alles waar ze zich druk over maken, is dat hun bankrekening nog steeds groeit en dat ze doorgaan het bloed en zweet van de arbeiders te vragen voor zo weinig mogelijk geld.
Tot slot, revolutionairen ‘grijpen de macht’ niet: die behoort hen rechtens toe. Dit land zou moeten worden geregeerd door degenen die hun bloed ervoor vergoten. Als iemand ‘de macht heeft gegrepen’, is het de Militaire Raad en zijn aanhangers, die door niemand werden gevraagd om het land te regeren, maar die de revolutie stalen – of probeerden te stelen – met geweld, profiterend van de euforie van het volk over de omverwerping van de dictator.
Het lijkt alsof degene die met zijn vinger schudt en de revolutionairen bedreigt, niet weet dat ze begrijpen wat het betekent om hun kinderen te verliezen, niet op het slagveld met een buitenlandse vijand, maar op de bodem van hun vaderland, door de handen van politieagenten van wie de salarissen werden betaald uit hun eigen belasting. Hij begrijpt niet wat er is gebeurd op 25 januari. Op die dag kwam het volk van Egypte in opstand, vastberaden om nooit meer te worden geknecht of uitgebuit. Op 25 januari herwon het Egyptische volk zijn gevoel van waardigheid en vertrouwen dat ze de symbolen van dictatuur omver kunnen werpen. Het hoofd viel, met achterlating van het corrupte lichaam. Het volk zwoer dat ze zouden niet stoppen voor de val van het regime: zo niet vandaag, dan morgen.
Hulde aan de martelaren!
Overwinning aan de revolutie!
Alle macht aan het volk!
Revolutionary Socialists
12 juli 2011