Decentralisatie is een aanval op de armen
Door Jeroen van der Starre
Vanaf 2015 krijgen de Nederlandse gemeenten drie belangrijke ‘zorgtaken’. Jeugdzorg, AWBZ (zorg voor langdurig zieken) en Werk en Inkomen (bijstands- en Wajonguitkeringen en begeleiding naar werk) worden dan gemeentelijke verantwoordelijkheden. De regering beweert dat dit zorgt voor meer efficiëntie en minder bureaucratie.
In werkelijkheid gaat het om een bezuiniging van 5 miljard in één klap. Omdat gemeenten geen controle hebben over de eigen inkomsten – die komen vrijwel uitsluitend uit Den Haag – zullen zij worden gedwongen om minder uit te geven dan nu het geval is. Op deze manier kan de regering de formele verantwoordelijkheid voor de bezuinigingen afschuiven op de gemeenten.
Efficiëntie
Het betoog van de regering is gebaseerd op de aanname dat ‘decentraal’ meteen ‘dichter bij de burger’, ‘efficiënter’ en daarmee ‘goedkoper’ betekent. Niet alleen is hiervoor geen enkel bewijs, er zijn goede redenen om aan te nemen dat het tegendeel waar is. In hoeverre lokale bestuurders – laat staan lokale belangenorganisaties of vakbonden – in staat zijn om landelijke zorginstellingen te controleren is bijvoorbeeld zeer de vraag.
De huidige manier om ‘efficiëntie’ te bevorderen (New Public Management) komt in de praktijk meestal neer op meer bureaucratie, omdat efficiëntie meetbaar gemaakt moet worden en hele managementlagen opgetuigd moeten worden om deze papieren efficiëntie te overzien.
Aannemelijker is dat decentralisatie zal leiden tot uiteenlopende sociale voorzieningen in verschillende gemeenten. Het idee dat zorg een recht is voor iedereen wordt zo totaal ondermijnd: dit ‘recht’ wordt nu afhankelijk van de vraag of de gemeente waar je woont in staat en bereid is ervoor te betalen. De ruimte om hierin keuzes te maken wordt kleiner als gevolg van de bezuinigingen.
Dat zal betekenen dat gemeenten steeds meer uitvoeringsorganen worden waar het sociaal beleid aangaat. ‘Dichter bij de burger’ betekent dus minder democratische controle op een aantal belangrijke zorgtaken. Gemeentepolitiek zal zich daarom steeds meer toespitsen op de ‘rechtse’ thema’s, zoals veiligheid en repressie, vestigingsbeleid en ruimtelijke indeling (lees: sloop van sociale huurwoningen, bouw van koopwoningen voor yuppen).
Zo wordt een lang bestaande tendens doorgezet waarin bezuinigingsbeleid en kaalslag in de zorg en sociale zekerheid buiten de politiek worden geplaatst en daarmee de status krijgen van een onbetwistbare realiteit.
Oorlog tegen de armen
Annemarie Jorritsma, de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), grijpt de decentralisatie aan om een favoriet thema van rechtse liberalen van stal te halen. Zij pleit voor het uitbreiden van de mogelijkheid om op gemeentelijk niveau belastingen te gaan innen. Dit kan heel logisch klinken: als gemeenten meer zeggenschap krijgen over hun eigen inkomsten, krijgen ze op die manier ook meer ruimte om eigen keuzes te maken. Dat zou betekenen dat de bezuinigingen die de regering voorschrijft, lokaal opgevangen zouden kunnen worden.
Toch zal het uitbreiden van gemeentelijke belastingen rampzalige gevolgen hebben. Op dit moment is het al zo dat gemeentelijke belastingen tot de meest regressieve behoren: het verschil tussen wat iemand betaalt met een klein inkomen of met een riant salaris, is nihil. De kans is groot dat nieuwe gemeentelijke belastingen dit ook zullen doen.
Bovendien zullen nieuwe gemeentebelastingen aanleiding zijn voor een concurrentie tussen gemeenten om wie de laagste belastingen kan innen. Gemeenten met veel rijke inwoners en weinig armen, werklozen en zorgontvangers zullen hier het best toe in staat zijn. Gemeenten met veel sociale problematiek en een armere bevolking zullen hogere belastingen moeten innen.
De uitbreiding van gemeentelijke belastingen hebben dus twee gevolgen. Armen gaan meer belasting betalen en rijken nauwelijks. En gemeenten zullen nog harder proberen om hulpbehoevenden en armen hun gemeenten uit te jagen en koopkrachtige nieuwkomers aan te trekken.
Rotterdamwet
In Rotterdam bestaat sinds 2006 een wet – de Rotterdamwet – die bepaalt dat zich in een aantal achterstandswijken geen nieuwe bewoners mogen vestigen die geen inkomen uit arbeid hebben. Het aanvankelijke plan van Leefbaar Rotterdam om buitenlanders te weren uit deze wijken werd terecht als racistisch gezien, maar de huidige wet is net zo discriminerend. Zo is het aandeel ‘niet-westerse allochtonen’ in een wijk graadmeter voor de ‘leefbaarheid’ en wordt deze groep als synoniem gebruikt voor ‘bijstandsgerechtigden’, ‘kansarme nieuwkomers’, ‘overlast’, ‘verpaupering’ en ‘criminaliteit’.
De wet sluit naadloos aan bij de ambitie van Rotterdamse bestuurders om de stad te zuiveren van ‘kansarmen’ – niet door iets aan armoede en werkloosheid te doen, maar door mensen die arm of werkloos zijn uit de stad te weren. Dit vertaalt zich ook naar de sloop van volkswijken om er dure koopwoningen voor gezinnen voor terug te plaatsen.
Vooral GroenLinks stelde plaatselijk de Rotterdamwet aan de kaak. Maar in 2006-2010 was dit geen bezwaar voor deelname aan het Rotterdamse college. En hoewel Leo de Kleijn (SP Rotterdam) de wet ‘om principiële redenen’ afwijst, vindt Paulus Jansen (SP-woordvoerder Wonen) niets mis met ‘een evenwichtige spreiding van minder kansrijke woningzoekenden’.
Elke evaluatie heeft tot nog toe laten zien dat de wet geen enkel aantoonbaar positief effect heeft, toch is er nu beleid in de maak om de Rotterdamse aanpak ook in de rest van het land te gaan invoeren. De decentralisatie van zorgtaken naar gemeenten zal verder bijdragen aan de lang bestaande tendens om armen en hulpbehoevenden vogelvrij te verklaren.