De wolf die niet bijt

Is The Wolf of Wall Street een aanklacht tegen grenzeloze hebzucht of juist een verheerlijking ervan, vragen veel recensenten zich af. Hans Lammers neemt de nieuwe film van Martin Scorcese onder de loep.
13 februari 2014

Beurshandelaar Jordon Belfort verblindt zijn slachtoffers met gelikte verkooppraatjes en hun eigen hang naar rijkdom en succes. De boodschap van de film lijkt dan: ‘Wij laten ons bedonderen, dus moeten we nu echt zo hard oordelen over mensen die slim inspelen op onze oppervlakkige wens om snel rijk te worden?’ Er is immers een ‘wolf die in ons allemaal huist’, zoals Femke Halsema schreef in De Correspondent en daarmee bevestigde dat The Wolf of Wall Street weinig diepgang heeft.

Toch heeft The Wolf of Wall Street net iets meer. De rode draad in de film is de verslaving aan drugs en betaalde seks, wat de enige afwisseling is van het gokken met andermans geld. Dit wordt in een aaneenschakeling van scenes in rap tempo aan elkaar geregen. Het maakt de film tot een grote satire over mensen als Jordon Belfort en laat de absurditeit zien van de financiële wereld, waar de grens verdwijnt tussen criminaliteit en legaal handelen.

Belfort wordt tijdens een etentje door zijn manager, beurshandelaar Mark Hanna, ingewijd in de financiële handel. Deze scene, een van de beste van de film, is deels te zien in de officiële trailer. Belfort wordt briljant geacteerd door hoofdrolspeler Leonardo di Caprio. Hanna, eveneens een goede rol door Matthew McConaughey, doet denken aan Gordon Gekko uit Wall Street (1987) en Patrick Bateman uit American Psycho (2000). Helaas wordt zijn rol niet verder ontwikkeld zoals in de genoemde films, die dan ook moeilijk te evenaren zijn.

Hanna legt de essentie uit van het reilen en zeilen van de financiële wereld: ‘Ok, de eerste regel van Wall Street: niemand – en het kan me niet schelen of je Warren Buffett bent of Jimmy Buffet – niemand weet of een aandeel omhoog gaat, naar beneden of naar de zijkant vliegt en al helemaal niet de beurshandelaren. Maar wij moeten doen alsof we dat weten.’

Toch had Scorcese hier een veel sterkere film neer kunnen zetten. Dit is de filmmaker van Mean Streets (1973) en Taxi Driver (1976). Beide films bieden op fenomenale wijze inzicht in hoe mensen omgaan met de moeilijke omstandigheden waarin ze leven, hoe ze keuzes maken die slecht uitpakken, maar tegelijkertijd heel begrijpelijk zijn.

Belfort wordt ontslagen doordat de crisis toeslaat, de film laat de beurscrash zien van 1987. Daarna zien we de financiele wereld alleen vanuit de praktijk van Belfort die als een soort Madoff, de grootste oplichter uit de geschiedenis, te werk gaat. Achteraf bekeken gaat de film hier bergafwaarts. We krijgen nog maar sporadisch uitgelegd hoe Belfort te werk gaat, we zien al helemaal niet de gevolgen van zijn handelen en begeven ons in de periferie van Wall Street in plaats van in het centrum.

Hier domineert de commerciële formule van snelle auto’s, seks, drugs en rijkdom. De decadentie wordt zo extreem getoond dat het grappig uitpakt. Maar daarmee is de film tegelijkertijd ook zelf slachtoffer geworden van de oppervlakkigheid die hij in het eerste kwart op sublieme wijze hekelt. Voor wie zich de context realiseert van deze film, blijft dit eerste kwart wel even hangen. Maar als kijker kun je ook gefrustreerd raken dat Scorsese niet hierop doorgaat, zoals hij wel deed met zijn films in de jaren zeventig. Dat leidt tot een kwalijk compromis.

Deze film moet op zijn minst in combinatie worden gezien met De biecht van de bankier van Tegenlicht. Ondergetekende was in Athene op een congres van vakbonden uit de financiële wereld. Er is niets fundamenteels veranderd aan de praktijken van de banken met risicovolle beleggingen en de derivatenhandel gaat gewoon door. Zoals onderzoeksjournalist Joris Luyendijk het stelt, er is een volgende financiële zeepbel in de maak en de vraag is niet óf maar wannéér deze weer gaat barsten. Dat is de wolf waarop we de aandacht moeten vestigen.