De War on Terror – vijf jaar na de invasie

Bij het begin van de invasie van Irak, vandaag precies vijf jaar geleden, spraken Bush en Blair van een historische strijd voor vrijheid en democratie die het Midden-Oosten zou transformeren. Maar de triomftocht die het moest worden, is veranderd in een bloedig slagveld. Het einde aan de oorlog tegen terreur is zoek.
19 maart 2008

De verovering van een olie-kolonie

Door Bart Griffioen

Als je Condoleezza Rice of het NOS-journaal moet geloven is het afgelopen maanden in Irak weer relatief rustig en is de ‘stabiliteit’ in het land toegenomen – op een incidentele autobom na. Maar niets is wat het lijkt in de War on Terror. Volgens cijfers van het Amerikaanse leger zelf vonden in Irak 229 bombardementsmissies plaats in 2006. Vorig jaar steeg dit cijfer tot 1447 – een toename van meer dan 500 procent. De meest gebruikte munitie is de GBU12, een lasergeleide bom met een gewicht van 500 pond, die een huis volledig in puin kan leggen. In 2006 werd meer dan 111 duizend pond aan bommen op Irak gegooid. Naar schatting is in 2007 dus ongeveer 500 duizend pond aan bommen boven Irak gedropt.

Aan het begin van 2008 vonden grootschalige luchtaanvallen plaats in het zuiden van Bagdad, waarbij 38 Amerikaanse vliegtuigen 40 duizend pond aan bommen gooiden. In deze cijfers is de vernietigende impact van raketten en wapensystemen vanuit helikopters niet meegenomen. Hoewel het precieze aantal omgekomen Irakese burgers controversieel is, schatte een betrouwbaar onderzoek van het medisch tijdschrift The Lancet dat van de 601 duizend Irakezen die tussen maart 2003 en juni 2006 een gewelddadige dood stierven, meer dan 13 procent omkwam door bombardementen. Hetzelfde rapport noemt deze luchtaanvallen de oorzaak voor de helft van het aantal omgekomen Irakese kinderen onder de 15 jaar.

De euforie over de sprong vooruit waarmee het Amerikaanse leger zijn offensief ter ‘stabilisatie’ van Bagdad vorig jaar startte, is vooral een camouflage voor de diepe crisis waarin de VS zich bevinden. Ruim 30 duizend extra militairen waren nodig om enige controle over de hoofdstad terug te winnen – maar dat resultaat heeft een prijs en heeft gewone Irakezen geen verbetering gebracht. De surge heeft Bagdad helpen opdelen in gesegregeerde wijken voor soennieten en sjiieten, omringd door betonnen muren en prikkeldraad.

Daarmee is het Irakese verzet echter verre van uitgespeeld. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de VS nu maar liefst 80 duizend aanhangers van soennitische milities 10 dollar per dag – totaal 800 duizend dollar per dag – betalen om Amerikaanse troepen niet aan te vallen. Dit zijn dezelfde groepen die kort geleden door het Witte Huis nog als ‘terroristische opstandelingen’ werden bestempeld.

Deze manoeuvres mogen ertoe bijdragen dat het aantal slachtoffers aan beide zijden relatief is afgenomen – in januari nog altijd 39 Amerikaanse militairen en 599 Irakese burgers – maar de Amerikaanse strategie van verdeel-en-heers voorspelt weinig goeds. De bomaanslag waarbij eind februari in een sjiitische wijk 99 mensen om het leven kwamen – de zwaarste aanslag in een jaar – is een voorbode van een nieuwe geweldsspiraal. Voor de meerderheid van de Irakezen is dit de realiteit van vijf jaar ‘bevrijding’ van hun land – welke zogenaamde vooruitgang Bush en Rice ook beweren te boeken.

Vijf jaar na de invasie van Irak is het einde van de ‘oorlog tegen terreur’ zoek en worden de problemen voor de imperialistische machten er slechts groter op. De oorlog in Afghanistan – zes jaar geleden zogenaamd ook een mission accomplished – verandert met de dag in een bodemloos moeras waarin de VS en hun bondgenoten langzaam maar zeker diep wegzakken. Ook in Afghanistan worden luchtaanvallen opgevoerd met dezelfde bommen als in Irak. Terwijl het aantal burgerslachtoffers groeiende is, wint het Afghaanse verzet aan zelfvertrouwen – en steun onder de bevolking. De hele regio staat onder druk. De politieke en sociale crisis in Pakistan is na de verkiezingen verre van verdwenen. Elke steun aan Amerikaanse machtspolitiek, zoals in het grensgebied met Afghanistan, wordt door een meerderheid van de Pakistanen beschouwd als verraad.

Ondanks een vernietigend rapport waaruit blijkt dat Iran geen nucleaire wapens heeft ontwikkeld, blijven de neoconservatieve plannen voor een aanval op Teheran op tafel liggen. In Irak polariseert het noordelijke grensconflict door de nieuwe bombardementen van Turkije. Ondertussen staat Washington toe dat Gaza door Israël wordt uitgehongerd en bestookt met raketten. Op dezelfde dag in februari dat tientallen Palestijnen door een aanval om het leven kwamen, stuurde het Pentagon een marineschip naar de Libanese kust ter ondersteuning van de pro-Amerikaanse regering in Beiroet.

Om al die redenen gaat de vijfde verjaardag van de Irak-oorlog niet zo zeer over het verleden, maar over het heden en de toekomst. Daarom wordt deze maand opnieuw wereldwijd gedemonstreerd voor een eind aan de War on Terror in het algemeen, en de terugtocht uit Irak en Afghanistan in het bijzonder. In Nederland hebben we de uitdaging om datzelfde geluid naar huis te halen en het protest op te voeren voor een einde aan de missie in Uruzgan – niet pas eind 2010, liefst nog vandaag.

Dit is een verkorte versie van een artikel uit de Socialist. Kijk hier voor een (proef) abonnement.