De vermijdbare opkomst van extreem-rechts

In heel Europa groeien racistische rechtse partijen en bewegingen op straat. Onder druk van een groeiende economische crisis zal dit de komende jaren nog monsterlijker vormen aannemen, maar links staat hierin niet machteloos.
28 april 2017

Door Ewout van den Berg

In de kern en periferie van Europa hebben neonazi’s zelfvertrouwen gekregen. In 2016 waren er in Duitsland meer dan 3500 racistische aanvallen op moslims, moskeeën en opvangcentra. Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken raakten hierbij ongeveer 560 mensen gewond. In Griekenland bestormen nazi´s van Gouden Dageraad kampen en scholen voor vluchtelingen.

Met de opkomst van extreem-rechts in de kern van Europa zijn de ogen van de burgerlijke pers vooral gericht op het zorgenkind van de heersende klasse: de toekomst van het Europese project. Maar wat links vooral zorgen zou moeten baren is de dynamiek tussen racistische partijen in het parlement en bewegingen op straat. In Griekenland was het het racistisch-populistische Laos dat de weg bereidde voor Gouden Dageraad.

De situatie in Hongarije is zeer zorgelijk. Jobbik haalde met de laatste landelijke verkiezingen meer dan 20 procent. Het is de grootste fascistische organisatie in Europa. De partij richt zich met name tegen Joden, Roma en vluchtelingen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Front National heeft Jobbik zich nooit een ‘respectabel imago’ aangemeten en zich niet vooral gericht op het parlement.

Jobbiks wortels gaan terug tot de Hongaarse nazipartij uit de jaren dertig, de Pijlkruisers. Deze regeerde kort tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog en vermoordde toen meer dan 30.000 Joden. Jodenhaat staat nog steeds centraal in de politiek van Jobbik. Bezittingen in Hongaarse handen zouden structureel opgekocht worden door ‘Joodse bedrijven’. Op plekken waar Jobbik bestuurt gaan Roma gesegregeerd naar school.

Gevestigde partijen

Het voorbeeld van Hongarije is ook om een andere reden belangrijk. De conservatieve partij van Viktor Orbán, Fidesz, liep richting de verkiezingen in 2014 achter op Jobbik. Met een racistische en anti-vluchtelingencampagne won het toch de verkiezingen.

Vorig jaar organiseerde Orbán een referendum tegen het (niet nageleefde) EU-besluit om vluchtelingen over lidstaten te verdelen. Hij voerde campagne met de leus ‘Hongarije voor de Hongaren’. Orbán zet nu gedetineerden in om hekken en concentratiekampen voor vluchtelingen langs de grens te bouwen.

Wie denkt dat de EU hierin een ‘beschavende kracht’ is, komt bedrogen uit. Voor Europese Commissievoorzitter Juncker was het probleem met het referendum niet het racisme achter de campagne, maar de inzet van referenda die de EU-besluiten zouden ondermijnen. De kiesdrempel van 50 procent van het referendum werd met 44 procent niet gehaald, maar 98 procent van de stemmers was tegen het opnemen van vluchtelingen.

Europese instanties zijn in retoriek kritisch over Hongarije, maar steunen het regime in de praktijk. De staat kan nog steeds gebruik maken van de hoognodige EU-fondsen en Merkels partij zit nog steeds met Fidesz in dezelfde fractie in het Europees Parlement. Een belangrijke reden voor deze trouwe steun is de manier waarop het Hongaarse regime de afgelopen jaren keihard neoliberaal beleid vanuit de EU en IMF doorvoerde.

De massamoord aan de Europese grenzen en het autoritaire beleid in staten zoals Griekenland laten zien dat extreem-rechts geen monopolie heeft op autoritair en racistisch beleid. Door dit door de EU gepushte beleid schuift het debat verder naar rechts. Hiernaast geven de maatregelen extreem-rechts meer legitimiteit. Als mensen kunnen kiezen tussen het origineel en een kopie, kiezen ze vaak het origineel.

Verzet

De wereldwijde opkomst van extreem-rechts en fascisme is verbonden met de diepe crisis van het kapitalisme. Maar hun succes is geen natuurverschijnsel. Hoe links organiseert maakt een verschil. Hitler had in de jaren dertig gestopt kunnen worden als socialisten en communisten samen hadden gewerkt. In Frankrijk en Engeland werden fascisten tegengehouden door een combinatie van stakingsactie en een massabeweging op straat.

De brede solidariteit met vluchtelingen in Griekenland is een goed voorbeeld. Ondanks een werkloosheid van 25 procent en een miljoen mensen die leven onder de armoedegrens staan Grieken niet massaal achter de nazi’s en moordenaars van Gouden Dageraad. Een periode van massaal collectief verzet heeft solidariteit gesmeed tussen alle werkende mensen en de aandacht gericht op de werkelijke oorzaak van de problemen: de achtereenvolgende regeringen die werkende mensen de crisis laten betalen.

Dichter bij huis werd vorig jaar de trend gekeerd om via referenda racistisch beleid te implementeren, die was begonnen door de racistische Zwitserse Volkspartij. In een referendum leek een meerderheid een wet te steunen waarmee migranten gedeporteerd konden worden bij een veroordeling voor zelfs kleine overtredingen. Toen kwamen mensen massaal in actie. Een brede en losse antiracistische beweging van onderaf gaf gevestigd links ook het zelfvertrouwen zich uit te spreken.

Dit jaar stemde een meerderheid voor het versoepelen van de weg naar Zwitsers burgerschap. De successen in Griekenland en Zwitserland laten zien dat de opkomst van extreem-rechts niet vanzelfsprekend is. Maar overwinningen zullen continu verdedigd moeten worden – vaak tegen de gevestigde partijen in – en moeten de basis vormen om extreem-rechts verder terug te dringen. We moeten ons in Nederland de lessen eigen maken van het verzet in andere landen en tegelijkertijd de netwerken op links bouwen die het rechtse tij kunnen keren.