De val van Assad is een overwinning voor de revolutie
De Russische revolutionair Vladimir Lenin schreef ooit dat er decennia zijn waarin niets gebeurt, en weken waarin decennia plaatsvinden. Meer dan een decennium geleden kwam de Syrische bevolking massaal in opstand om het autoritaire regime van Bashar al-Assad omver te werpen. Door de catastrofale wending die de revolutie nam – als gevolg van repressie en imperialistische interventie – leek dat doel de afgelopen tien jaar onbereikbaar. Maar in tien dagen gebeurde datgene waar veel Syriërs niet meer op durfden te hopen.
Op 27 november lanceerde een coalitie van rebellengroepen onder leiding van Hayat Tahrir al-Sham (HTS) een offensief in reactie op aanvallen van het regime. Operatie Afschrikking van agressie leidde binnen twee dagen tot de bevrijding van Aleppo door HTS. Opvallend was dat ook de Syrische Democratische Krachten (SDF) Aleppo betraden. Deze coalitie wordt geleid door de Koerdische Volksbeschermingseenheden (YPG) en controleert het noordoosten van Syrië.
De bevrijding van Aleppo had een tweeledig effect. De snelheid waarmee HTS erin slaagde Aleppo te veroveren, bood hoop aan Syriërs in het hele land dat overwinningen op het regime mogelijk waren. Tegelijkertijd toonde het gebrek aan noemenswaardig verzet in Aleppo dat het leger van het regime niet langer in staat was terug te vechten.
Gedurende de burgeroorlog kon Assad voor offensieve operaties al niet vertrouwen op zijn eigen leger. De verovering van Aleppo in 2016 door het regime was bijvoorbeeld grotendeels het werk van strijders van Hezbollah, Sji’itische milities uit Irak en Iran en de Russische luchtmacht. Dit gebrek aan binnenlandse steun voor het regime is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen als gevolg van de brute repressie van de bevolking en de weigering te hervormen. Het regime leunde bij gebrek aan een sociale basis vooral op de angst onder diverse bevolkingsgroepen.
De woorden van de Iraanse adviseur Mehdi Rahmati zijn veelzeggend: “Iran begint met het evacueren van zijn strijdkrachten, omdat we niet kunnen vechten in een adviserende en ondersteunende rol als het Syrische leger zelf niet wil vechten.” De Russische luchtmacht had evenmin vertrouwen in het vermogen van het regime van Assad om zichzelf te verdedigen en bombardeerde niet de rebellen aan het front, maar besloot de bevrijdde steden Hama en Homs te bombarderen met clustermunitie in een uiting van haat en frustratie.
In tien dagen tijd smolten de troepen van Assad weg als sneeuw voor de zon. Dit maakte niet alleen de snelle opmars mogelijk van HTS, maar leidde ook tot machtsovernames in het oosten van Syrië door de SDF. De nagel in de doodskist van het regime waren echter de opstanden in het zuiden van het land die in reactie op de successen in het noorden uitbraken. De revolutionaire beweging in dit gebied van het land was tijdens de burgeroorlog weliswaar militair verslagen, maar de geest van de revolutie van 2011 bleek er nog altijd springlevend te zijn.
Elke hoop die aanhangers van het regime nog hadden – bijvoorbeeld op het tegenhouden van de opmars van HTS in Homs – vervloog toen de Syrische hoofdstad Damascus werd omringd door opstanden vanuit de bevolking, die vervolgens ook oversloegen naar de buitenwijken van Damascus zelf. Rebellengroeperingen in het zuiden – die grote hoeveelheden wapens konden overnemen die het regime had achtergelaten – hadden vervolgens weinig strijd nodig om Damascus te bevrijden.’
De val van Assad is een overwinning voor de revolutie en luidt tegelijkertijd een nieuwe fase van het revolutionaire proces in. Zoals de Zwitsers-Syrische revolutionair socialist Joseph Daher stelt, draaide de Syrische revolutie van 2011 immers niet enkel om de omverwerping van Assad, maar ook om de belofte van de vestiging van een “democratische, gelijkwaardige samenleving met sociale aspiraties”. Daarvoor moet echter nog een lange weg worden afgelegd en op die weg bevinden zich nog vele gevaren.
Hayat Tahrir al-Sham
Een belangrijk vraagstuk is de rol die HTS zal gaan spelen. De militaire opmars van HTS speelde een centrale rol in de tien dagen die Assad deden wankelen, maar de daadwerkelijke omverwerping van Assad is daar niet toe te reduceren. Er was zowel sprake van onderlinge samenwerking tussen HTS, SDF en revolutionairen in het zuiden als van een wisselwerking tussen militaire strijd en protesten vanuit de bevolking.
HTS komt voort uit het Al-Nusrafront, dat oorspronkelijk gelieerd was aan Al-Qaeda. In de periode waarin de Syrische revolutie door repressie vanuit het regime en imperialistische interventie werd getransformeerd in een bloedige burgeroorlog, bleek het Al-Nusrafront de organisatie die het meest effectief weerstand bood tegen de aanvallen van het regime. Terwijl seculiere rebellengroeperingen in deze periode werden geconfronteerd met een westers wapenembargo, ontvingen islamistische groeperingen direct en indirect militaire en financiële steun van Turkije, Saoedi-Arabië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten.
Er ontstond een tegenstrijdige relatie tussen het Al-Nusrafront en de bevolking in de gebieden die het controleerde. Aan de ene kant vormde het Al-Nusrafront de belangrijkste bescherming tegen de aanvallen van het regime. Aan de andere kant werd de bevolking geconfronteerd met repressie die voortvloeide uit de autoritaire en conservatieve ideologie van de organisatie. In het verzet tegen de aanvallen van het regime kon de organisatie rekenen op de steun van de bevolking. Tegelijkertijd leidde repressie met enige regelmaat tot protesten in steden als Idlib en Ma’arrat al-Numan.
Deze tegenstelling met de lokale bevolking leidde tot een conflict binnen de organisatie. Volgens Charles Lister van Middle East Institute waren er in 2015 binnen het Al-Nusrafront “twee hoofdstromingen: de conservatieven vinden het belangrijk de banden met Al-Qaeda te behouden, terwijl de anderen meer neigen naar een nieuwe benadering gericht op Syrië”.
Ondertussen oefende ook Qatar druk op de organisatie uit om de banden met Al-Qaeda te verbreken. Doordat het Al-Nusrafront zich steeds minder op de internationale jihadistische beweging oriënteerde, verloor de organisatie veel buitenlandse strijders. Tegelijkertijd wist de organisatie op basis van de koerswijziging steeds meer Syrische strijders te rekruteren.
In 2017 ging het Al-Nusrafront op in HTS en werden de banden met Al-Qaeda definitief verbroken. Het leidde tot een gewapende confrontatie met Al-Qaeda loyalisten en stevige kritiek van toenmalig Al-Qaeda leider Ayman al-Zawahiri. Onder leiding van Abu Mohammed al-Jolani ontwikkelde HTS een meer pragmatische houding tegenover de Syrische bevolking – waaronder diverse minderheden – en andere groeperingen die zich verzetten tegen het regime.
Op basis hiervan kon al-Jolani het voorwerk doen dat het succes van de afgelopen dagen mogelijk maakte. De afgelopen jaren is HTS bijvoorbeeld meer gaan samenwerken met de SDF en rebellengroeperingen in het zuiden. al-Jolani smeedde daarnaast ook banden met vertegenwoordigers van minderheidsgroeperingen. Het was hierbij van belang dat al-Jolani steeds consequent optrad tegen misstanden binnen HTS.
In Idlib – de provincie die de afgelopen jaren gecontroleerd werd door HTS – speelde al-Jolani een actieve rol in de toenadering van HTS tot de gemeenschappen van Druzen, christenen en Koerden. Sinds het begin van het offensief heeft HTS steeds benadrukt de rechten van minderheden te beschermen. Tijdens de opmars naar Aleppo riep al-Jolani de HTS-strijders zich “genadig, vriendelijk en zacht op te stellen tegenover de bevolking van Aleppo.” In de toespraak noemde hij de stad een “kruispunt van beschavingen en culturen, met een lange geschiedenis van culturele en religieuze diversiteit. Het is het historisch erfgoed en het heden van alle Syriërs.”
Dit betekent niet dat HTS opeens geen autoritaire en conservatieve organisatie meer is. Joseph Daher merkt op dat “het niet genoeg is religieuze of etnische minderheden te tolereren of toe te staan om te bidden. Het belangrijkste is hun rechten te erkennen als gelijkwaardige inwoners die meebeslissen over de toekomst van het land.” Ook merkt hij op dat de heerschappij van HTS in Idlib is gebaseerd op “autoritaire maatregelen. HTS heeft activiteiten onderdrukt of beperkt die het in strijd met de eigen ideologie beschouwt. (…) HTS heeft ook politieke tegenstanders, journalisten, activisten en mensen die het beschouwd als critici of tegenstanders opgesloten.”
Bovendien heeft HTS geen alternatief voor de malaise waarin de Syrische economie zich bevindt. De eerste berichten zijn dat HTS op dit vlak een neoliberale koers voor zou staan. Het is wat dat betreft tekenend dat de aandelen van Turkse bouwbedrijven de afgelopen dagen enorm in waarde zijn gestegen. Een dergelijke economische visie die private belangen voorop stelt, botst met de belangen van de Syrische bevolking.
De economische problemen van het land vormden een belangrijke basis voor zowel de onvrede waaruit de Syrische revolutie in 2011 voortkwam als de erosie van de steun voor het regime in de afgelopen jaren. Een economische politiek die geen antwoord heeft op deze problemen, zal waarschijnlijk al op korte termijn leiden tot spanning tussen de bevolking en de nieuwe machthebbers.
Tegelijkertijd heeft HTS inmiddels talloze verklaringen gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat de rechten van minderheden zullen worden beschermd en dat deze onderdeel zijn van de toekomst van Syrië. Daarnaast heeft HTS aangegeven dat het mee wil werken aan een transitie naar een vorm van federatief civiel bestuur. Hoewel het moeilijk te beoordelen is hoeveel waarde kan worden gehecht aan deze verklaringen, kunnen ze ook niet zomaar door HTS worden genegeerd. Al is het maar omdat HTS – ondanks de centrale rol die de militaire opmars heeft gespeeld – hier niet de positie binnen de Syrische maatschappij voor heeft.
De Syrisch-Britse activiste Leila al-Shami merkt bovendien op dat “zij die bewapend zijn niet de aspiraties van de meerderheid vertegenwoordigen.” De hoop is niet dat HTS zelf het revolutionaire proces zal leiden, maar dat de dynamiek die HTS in gang heeft gezet zal leiden tot ruimte voor de heropleving van het revolutionaire proces van onderaf.
Arabisch-Koerdische verhoudingen
Een acuut gevaar voor het revolutionaire proces vormen de Arabisch-Koerdische spanningen. De rol van het Syrische Nationale Leger (SNA) – een rebellengroepering die opereert als proxy van Turkije – is bijzonder kwalijk. Hoewel HTS in het verleden nauw samen heeft gewerkt met de Turkse staat, zijn deze banden de afgelopen jaren verslechterd. De samenwerking van HTS met de SDF van de afgelopen jaren was deels gericht op het in bedwang houden van het SNA.
Het SNA nam in naam deel aan operatie Afschrikking van agressie, maar werd tijdens de opmars naar Aleppo teruggefloten door Turkije. Het SNA heeft de afgelopen dagen geen enkele rol van betekenis gespeeld in de strijd tegen het regime. In plaats daarvan lanceerde het operatie Dageraad van de vrijheid gericht op het veroveren van gebieden die door de SDF gecontroleerd worden. De strategie van het SNA is daarmee volledig ondergeschikt gemaakt aan de belangen van de Turkse staat.
Leila al-Shami merkt hierover op dat “groepen die door Turkije worden gesteund over het algemeen niet populair zijn onder Syriërs vanwege hun corruptie, misbruik en constante interne strijd. De Turkse staat, die ooit gezien werd als een bondgenoot van de revolutie, wordt nu met minachting bekeken vanwege de pogingen de betrekkingen met Assad te normaliseren de toename van xenofobe aanvallen op Syrische vluchtelingen in Turkije.”
Het onderliggende probleem is dat er vanaf het begin van de Syrische revolutie spanningen zijn tussen beide bevolkingsgroepen. Doordat Arabische revolutionairen het recht op zelfbeschikking van de Koerdische bevolking weigerden te erkennen, stonden veel Koerden sceptisch tegenover de revolutie. Dit werd versterkt door de samenwerking van diverse rebellengroepen met de Turkse staat.
In reactie hierop ontstond lange tijd een de facto alliantie tussen Koerdische groeperingen en het regime van Assad. De luchtmachtbasis in Kamishli – diep in Koerdisch gebied – bleef bijvoorbeeld in handen van het regime en na de val van Aleppo in 2016 bleven de Koerdische wijken in handen van de SDF. Door zich afzijdig te houden van de strijd, speelden de Koerdische groeperingen het regime in de kaart. Hierdoor beschouwden sommige Arabische revolutionairen de Koerdische groeperingen op hun beurt als een verlengstuk van het regime.
De toenadering tussen HTS en de SDF van de afgelopen twee jaar was dan ook een belangrijke voorwaarde voor het succes van de afgelopen dagen. De afspraken tussen beide organisaties in Aleppo kunnen hierbij als model dienen voor de rest van het land. De SDF heeft zich hier teruggetrokken uit gebieden waar geen Koerdische meerderheid is, terwijl HTS de controle van de SDF over gebieden met een Koerdische meerderheid erkent. Dit komt in feite neer op de erkenning van het Koerdische recht op zelfbeschikking.
Imperialisme en revolutie in de regio
De grootste dreiging voor het revolutionaire proces zijn echter niet de binnenlandse spanningen, maar komt van buitenaf. Enkele uren na de bevrijding van Damascus begon Israël met het bombarderen van wapenopslagplaatsen en andere militaire doelen. Sindsdien zijn er honderden luchtaanvallen uitgevoerd en is het Israëlische leger – dat al sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 een deel van het land bezet – Syrië verder binnengetrokken.
De Israëlische premier Benjamin Netanyahu was er als de kippen bij om te verklaren dat de val van Assad een “direct gevolg is van de slagen die we Iran en Hezbollah – de twee belangrijkste steunpilaren van het Assad-regime – hebben toegebracht.” Daarnaast zei hij dat Israël “in vrede” een hand uitsteekt naar de Druzen, Koerden, christenen en moslims in Syrië. Maar als Israël een hand uitsteekt, is dat nooit om vrede te sluiten.
De Israëlische aanvallen zijn er in de eerste plaats op gericht te voorkomen dat de wapens van het regime in handen vallen van de rebellen. Onder Assad kon Israël ervan op aan dat de Syrische wapens nooit gebruikt werden tegen Israël. In 2018 verklaarde Netanyahu nog: “We hebben geen problemen gehad met het Assad-regime. Veertig jaar lang is er geen enkele kogel afgevuurd op de Golanhoogvlakte.” De succesvolle heropleving van het revolutionaire proces in Syrië kan hier verandering in brengen. Begin december gaven Israëlische ambtenaren aan dat “de val van het Assad-regime ruimte kan creëren voor nieuwe militaire bedreigingen”.
Een dergelijke ontwikkeling is echter niet alleen een bedreiging voor Israël, maar voor alle (sub)imperialistische machten in de regio. Al deze spelers – van Iran en Turkije tot Rusland en de Verenigde Staten – hebben hun eigen belangen en bondgenoten in Syrië. In analyses die enkel een geopolitieke benadering hanteren, wordt Turkije als de grote winnaar gezien en Iran als de grote verliezer. Dit is echter maar een deel van het verhaal.
Wat al deze (sub)imperialistische machten met elkaar gemeen hebben is de angst voor de heropleving van het revolutionaire proces Syrië. Het streven naar “een democratische, gelijkwaardige samenleving met sociale aspiraties” is immers een bedreiging voor alle autoritaire regimes in de regio en daarmee ook voor de belangen van de imperialistische grootmachten.
Het is een misvatting dat de val van Assad een nederlaag is voor de Palestijnen. Het is niet voor niets dat Hamas tijdens de Syrische revolutie weigerde het regime te steunen. Het regime van Assad was een belangrijke bondgenoot van Iran en speelde een belangrijke rol bij de aanvoer van wapens voor Hezbollah. Maar zowel Iran als Syrië hebben in het verleden een dubieuze rol gespeeld ten opzichte van de Palestijnen. Onder Hafez al-Assad – de vader van Bashar al-Assad – intervenieerde het Syrische leger bijvoorbeeld in Libanon aan de kant van extreemrechtse Libanese milities tegen linkse Palestijnse en Libanese organisaties en viel het Palestijnse kampen in Beiroet aan.
Zoals Joseph Daher aangeeft heeft Syrië sinds 1974 een politiek gevoerd waarbij elke significante, directe confrontatie met Israël werd vermeden. “Het steunen van autoritaire en dictatoriale regimes om Palestina te bevrijden is niet alleen moreel verkeerd, maar het is ook een strategie waarvan is bewezen dat hij niet werkt.”
“In plaats daarvan moet de Palestijnse solidariteitsbeweging de bevrijding van Palestina niet zien als een strijd die afhangt van de staten in de regio, maar die verbonden is met de bevrijding van de onderdrukte klassen ervan. Deze identificeren zich met Palestina en zien hun eigen strijd voor democratie en gelijkwaardigheid als nauw verbonden met de Palestijnse vrijheidsstrijd. Wanneer Palestijnen strijden, leidt het vaak tot regionale bevrijdingsbewegingen, en de regionale bevrijdingsbeweging stimuleert de beweging in bezet Palestina.”
De Israëlische luchtaanvallen en de Turkse aanval op de SDF zijn slechts een voorbode van de pogingen van de (sub)imperialistische machten om zowel hun eigen belangen na te jagen als het revolutionaire proces als geheel te saboteren. Wanneer het revolutionaire proces in Syrië geïsoleerd blijft, zal het op termijn niet in staat zijn deze krachten te weerstaan. Maar de veerkracht van de Syriërs kan ook als inspiratie dienen voor de heropleving van de revolutionaire beweging in de gehele regio.
We hebben eerder gezien hoe de revoluties in Tunesië en Egypte hebben geleid tot een revolutionaire golf van Marokko tot Soedan en van Jemen tot Bahrein. Een dergelijke dynamiek kan het isolement van Syrië doorbreken. Uiteindelijk slaagden de heersers van de regio er – met steun van de imperialistische grootmachten – in om de revolutionaire beweging in veel landen te breken. Desondanks laten de gebeurtenissen van de afgelopen dagen zien dat de geest van de revolutie nog altijd levend is.
In de Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte beschrijft Karl Marx de revolutie als een mol die onder het oppervlak steeds aan het werk is en af en toe zijn kop laat zien. De afgelopen jaren leek de mol nergens te bekennen. Wie de beelden van feestende Syriërs de afgelopen dagen zag, kan niet anders dan – in Marx woorden – te denken: “Goed gegraven, oude mol!”
De foto is van de viering van het vertrek van Assad op het Domplein van zondag 8 december (copyright: Oh Beautiful World)