De uitdagingen voor de Bolivariaanse revolutie

De socialisten Eva Maria en Wael Elasady interviewden Gonzalo Gómez over de toekomst van de Venezolaanse revolutie. Gómez is lid van Marea Socialista, een revolutionaire tendens in de PSUV (Verenigde Socialistische Partij van Venezuela). Hugo Chávez leidde tot zijn dood de PSUV.
20 november 2014

Sinds Chávez’ dood lijkt de staatsbureaucratie de band met Venezolaanse kapitalisten aan te halen. Wat kun je hierover vertellen?

De bourgeoisie begreep natuurlijk dat met de dood van Chávez een obstakel was verdwenen op hun pad naar de herovering van de economische en politieke macht. Venezuela blijft een kapitalistisch land, maar een deel van de regering komt uit de volksklassen of het dissidente deel van het leger.

Ik zou de situatie in Venezuela willen omschrijven als een vorm van staatskapitalisme. Daarmee bedoel ik dat bedrijven eigendom van de staat zijn, maar op een vergelijkbare manier worden gerund als kapitalistische bedrijven. Het verschil is dat een deel van de inkomsten naar de nationale begroting gaat en zo wordt verspreid onder de bevolking in de vorm van sociale diensten.

We hebben wel kort ervaringen opgedaan met arbeidersmacht, maar deze waren incompleet, vervormd of ontspoord. In het geval van Sidor (het grootste Venezolaanse staalbedrijf, gerenationaliseerd door Chávez in 2008, red.) ging het om de directeur die uit de arbeidersklasse kwam, maar er was geen sprake van echte arbeidersmacht.

President Nicolás Maduro deed in de zomer concessies aan de rechtse oppositie. Welk standpunt neemt Marea Socialista (Socialistische Golf) in de verschuiving naar rechts van de PSUV in?

Ja, de laatste tijd horen we regeringslieden praten over de ‘coëxistentie van modellen’ in plaats van de ‘overgang naar het socialisme’ waar Chávez ooit over sprak. Vooral afgelopen zomer tijdens de ‘vredesgesprekken’ (tussen de regering-Maduro en vertegenwoordigers van de bourgeoisie, red.) zagen we die ideologische verschuiving plaatsvinden. Daarom maken we als Marea het punt over het instellen ‘publiek toezicht’ op de Bolivariaanse revolutie.

Als we blijkbaar op weg zijn naar assimilatie, moeten we helder hebben wat het oorspronkelijke project van Chávez was. Dat project motiveerde mensen om de straat op te gaan om hem te verdedigen. Het ‘publiek toezicht’ is nodig, want deze ideologische verschuiving heeft volgens ons niets te maken de eisen van de Bolivariaanse revolutie. Deze revolutie in Venezuela is trouwens nog steeds gaande. Maar de contrarevolutie lijkt echt op gang te komen.

Vormt de Bolivariaanse revolutie een reële bedreiging voor het Venezolaanse kapitalisme?

Jazeker, vanaf het allereerste begin, bijvoorbeeld door het hernationaliseren van de oliemaatschappij om vervolgens de vrijgekomen middelen op een eerlijke manier te verdelen onder de bevolking. Het kapitalisme in Venezuela is niet erg productief. De particuliere sector produceert maar 3 procent van alle reserves – de rest komt uit de olie-industrie.

Dus kapitalisten krijgen een groot deel van de winst, terwijl ze zeer onproductief zijn in Venezuela. Daarom was de overname van de olie-industrie al een grote stap in de strijd tegen het kapitalisme. Maar dit soort stappen kan voor- of achteruit gaan. We moeten deze overname verstevigen. Op dit moment zit dat proces in de achteruit. We lijken de controle over de olie te verliezen.

Op internationaal vlak heeft de Bolivariaanse revolutie zich consequent tegen het Amerikaanse imperialisme gekeerd. Dit heeft effect gehad op de hegemonie van de VS in ons land en in de rest van Latijns- Amerika. Er zijn trouwens nog steeds bedrijven in buitenlandse handen, maar er zijn ook een aantal onteigeningen van transnationale ondernemingen geweest. Er zijn nationalisaties van Sidor en CANTV (Venuezela’s belangrijkste telecombedrijf, red.) geweest. Maar deze nationalisaties waren ook het gevolg van de druk van de arbeidersklasse, zoals in het geval van Sidor.

Heeft de arbeidersklasse op dit moment invloed op het proces van de Bolivariaanse revolutie?

In Venezuela hebben we geen geschiedenis van massale arbeidersorganisaties zoals die er in Europa of in andere Latijns-Amerikaanse landen zijn geweest. Hier heb je groepjes van vakbondsleiders met zeer weinig structuur en organisatie. Dat is niet goed voor de arbeidersklasse. Maar tegelijkertijd zijn de massa’s in staat om deel te nemen aan spontane en belangrijke opstanden.

Bijvoorbeeld na de staatsgreep in april 2002, toen president Chávez werd ontvoerd. In twee dagen tijd zorgde een enorm volksprotest zonder enige massaorganisatie ervoor dat Chávez weer aan de macht kwam. We zien dus tijdelijke organisaties ontstaan op deze intense momenten dat de mensen zich verdedigen.

Wat zijn de buurtraden en wat vindt Marea daarvan?

In de praktijk vindt deze vorm van volksmacht alleen op microniveau plaats – de raden bestaan maar uit een paar honderd gezinnen en een klein gedeelte van een wijk. Deze families discussiëren over hun problemen met basisbehoeften zoals watervoorziening, wegen, huisvesting.

Dat is belangrijk en het is heel goed. Maar wij willen dat mensen invloed hebben op openbare zaken op alle niveaus, ook op nationaal niveau. Daar zit zeker ruimte voor verbetering.