De strijd voor een sociaal Europa
Door Ewout van den Berg
De Tweede Wereldoorlog liet Europa achter in puin. De industriële productie in Frankrijk, Italië en Duitsland was ingestort en veel staten werden geconfronteerd met een brede radicalisering van de bevolking. Dit zagen de VS als een gevaar. Zij wilden een open markt voor hun eigen groeiende productie. Daarom werd Europese samenwerking een voorwaarde voor het ontvangen van Marshallhulp. De vereniging van Europa neutraliseerde tegelijk een nieuw Duits gevaar, én bood een tegenwicht tegen het ‘rode’ Rusland.
Daarom liep voor veel staten het proces van Europese integratie ook samen met de dekolonisatie. Door Europese markten stap voor stap te vervlechten, werd economische expansie van de grootste bedrijven mogelijk zonder overzees bezit of onderlinge oorlog. Het proces van Europese integratie komt dus voort uit een gemeenschappelijk belang om de winsten van grote bedrijven zeker te stellen.
Tegelijkertijd concurreren dezelfde staten op de wereldmarkt met elkaar. Het zwaartepunt in de Duitse economie ligt in de industriële sector, terwijl Frankrijk een grotere financiële dienstensector heeft en meer landbouw. In tegenstelling tot de Britse economie, zijn beide staten wel grotendeels afhankelijk van de Europese markt. Tegengestelde materiële belangen en ongelijkmatige economische ontwikkeling leiden tot uiteenlopende strategieën van Europese integratie.
Neoliberale draai
De economische crisis van de jaren zeventig raakte deze staten op verschillende manieren. Om de winstgevendheid van bedrijven te vergroten, werd er begin jaren tachtig beleid doorgevoerd dat gericht was op loonmatiging, privatisering en het beperken van publieke voorzieningen. Het akkoord van Wassenaar, de capitulatie van de socialistische president Mitterand, en de zwaarbevochten overwinning van Thatcher op de mijnwerkers, waren allemaal onderdeel van dezelfde neoliberale draai.
De voltooiing van de gemeenschappelijke markt en het totstandkomen van een monetaire unie zou ook op Europees niveau de macht van kapitaal over arbeid verder versterken. De Franse sociaal-democraat en voorzitter van twee achtereenvolgende Commissies, Jacques Delors, wist met beloftes over een ‘sociaal Europa’ gevestigd links te winnen voor dit neoliberale project. Maar na het ‘zuur’ van economische integratie, kwam nooit het ‘zoet’ van een geeguleerde Europese arbeidsmarkt.
De invoer van de euro heeft de tegenstellingen in de EU vergroot. Multinationals uit de kern van de eurozone konden exporteren naar de periferie. De kapitaaloverschotten in de kern werden vervolgens uitgeleend aan staten uit de periferie. Het succes van de Duitse industrie en de zeepbel op de Spaanse huizenmarkt zijn daarom twee kanten van dezelfde medaille. Zuidelijke lidstaten worden nu gedwongen te concurreren op basis van arbeidsomstandigheden. Zo stelde de Trojka vorig jaar voor aan Griekenland om naar een zesdaagse werkweek te gaan.
Europese verkiezingen
Het project van Europese integratie is dus tegengesteld aan de belangen van werkende mensen. Het is daarom geen foutje dat we deze maand mogen stemmen voor een orgaan met weinig macht. Jean-Claude Juncker was voorzitter van de Eurogroep en is kandidaat-voorzitter voor de volgende Europese Commissie. Hij vatte zijn opvatting over Europese democratie samen in 1999: ‘Wij besluiten iets, lanceren het en wachten een tijdje af, of er iets gebeurt. Als er dan geen geschreeuw of opstanden uitbreken, omdat de meesten totaal niet begrijpen wat er besloten werd, dan gaan we door – stap voor stap, tot er geen weg terug meer is.’
De SP is de enige partij in Nederland die de huidige Europese Unie ziet als een neoliberaal project. Terecht benadrukt zij de rol die grote bedrijven hebben gespeeld in de vorming van de huidige eurozone, onder andere via clubs als de Ronde Tafel van Industriëlen (ERT).
Maar doordat het debat over Europa in Nederland wordt gedomineerd door rechts, maakt de klassenanalyse van de SP steeds meer plaats voor een analyse die vertrekt vanuit de natiestaat. Letterlijk staat er in het programma: ‘we moeten baas worden in eigen land’. Als socialisten moeten we niet in de val trappen Brussel te zien als ‘vijand van buiten’. Europees beleid wordt namelijk nog steeds gevormd door onze vijanden ‘van binnen’: politici en grote bedrijven in Den Haag, Berlijn en Parijs.
Voorstellen voor een ander Europa moeten daarom worden beoordeeld op de vraag of ze werkende mensen in Europa in staat stellen tegenkracht op te bouwen tegen de belangen van multinationals en de banken. Hiervoor is het essentieel dat we eisen stellen die ons meer macht geven op onze werkplek en dat we de financiële sector laten betalen voor hun eigen crisis.
____________________________________________________________________________________
Een Europa van onderaf
Een eerlijk Europa begint met het scheppen van een sociaal vangnet, regulering van de arbeidsmarkten en het beperken van de macht van banken en grote bedrijven. Dit zijn een paar simpele voorstellen.
Arbeidsmarkt
Er moet een fatsoenlijk Europees minimumloon komen en cao’s moeten grensoverschrijdend kunnen worden gesloten. Om werkloosheid tegen te gaan, moet de arbeidstijd worden verminderd.
Door dit op Europees niveau af te dwingen, voorkomen we dat werkende mensen uit verschillende landen tegen elkaar worden uitgespeeld. Hiernaast moet er een Europese strategie komen tegen armoede en klimaatverandering.
Financiële sector
Er moet een belasting komen op flitskapitaal om speculatie te ontmoedigen en met het geld de bezuinigingen terug te kunnen draaien. De winstbelasting moet worden gelijkgesteld en belastingontwijking door multinationals moet worden verboden. Er moet transparantie komen over de herkomst van de staatsschuld en de Europese Centrale Bank (ECB) moet zich naast inflatie ook richten op werkgelegenheid en duurzame investeringen.
Deze eisen kunnen we alleen realiseren door organisatie van onderaf. Dit betekent dat we weer een traditie moeten opbouwen van vakbondswerk aan de basis die de vakbondstop onder druk kan zetten. Dit activisme op de werkplek moeten we samenbrengen met sociale bewegingen rond thema’s zoals klimaatverandering en racisme, en politieke partijen die zichzelf als onderdeel zien van deze beweging van onderen.
Om een tegenwicht te bieden aan rechts moeten we de solidariteit tussen werkende mensen telkens concreet maken. Een goed voorbeeld hiervan is de solidariteitsverklaring van Nederlandse vakbondsleden uit de financiële sector met hun collega’s in Griekenland die in oktober in Athene werd gepresenteerd.