De Shoah als een persoonlijk drama

David Cohen (Pierre Bokma) kijkt vertwijfeld om als SS-officier Aus der Fünten hem twintig Jokers geeft (Screenshot NPO).
Met de miniserie De Joodse Raad legt de EO een vergrootglas op deze instelling uit de Tweede Wereldoorlog. Omdat de focus vooral de persoonlijke levenssfeer is, blijven belangrijke zaken onderbelicht.
23 april 2024

De serie De Joodse Raad zal op veel mensen zeker een diepe indruk maken. De sobere decors en aankleding doen authentiek aan. De cast is een combinatie van oude rotten en jong talent. Jack Wouterse (Abraham Asscher) maakte al dozijnen filmproducties, Malou Gorter (Gertrude van Tijn) is bekend van toneel. De Duitse Jakob Diehl speelt verdienstelijk de sadistische SS-officier Ferdinand aus der Fünten, die zijn smerige beslissingen wegspoelt met schnaps.

De rode lijn is de relatie tussen David Cohen en zijn dochter Virrie. Het doorleefde spel en gegroefde gezicht van Pierre Bokma symboliseren de tragische beslissingen die Cohen als Raadsvoorzitter worden opgedrongen. Claire Bender zet, met haar mimiek en grote ogen, de verontwaardiging hierover van de dochter moeiteloos neer.

Om erger te voorkomen

Begin februari 1941 valt de WA, een NSB-knokploeg in uniform, het Amsterdamse café Alcazar binnen. Daar werken ondanks de beroepsverboden nog Joodse artiesten. De brute inval verstoort een dansavond en het huwelijksaanzoek van Emil aan Rebecca. Een vrouw die tegelijk in het ziekenhuis wordt binnengebracht, overlijdt aan haar suïcidepoging.

Terwijl Virrie zich over diens dochter ontfermt, eist Hans Böhmcker, Beauftragte van Amsterdam, de oprichting van de Joodse Raad. Diamantair Abraham Asscher vraagt David Cohen, Virrie’s vader, als medevoorzitter. Als ‘burgemeesters van Joods Amsterdam’ denken ze een ‘contactorgaan tussen onze gemeenschap en de bezetter’ te vormen.

De vrees van de Raad dat ze een nazi-werktuig wordt en Virrie’s gruwelverhalen van Poolse weeskinderen schuift Cohen opzij. In de verwachting dat de oorlog ‘zó voorbij’ is, wil hij dat de Joodse Raad zaken in eigen hand houdt ‘om erger te voorkomen’, de inmiddels beruchte uitdrukking.

Dat plaatst Cohen en Asscher op een hellend vlak waar zij zelf ook slachtoffer van worden. In de Diamantbeurs eist Asscher dat de Joden hun wapens inleveren. Na de Februaristaking wil Cohen dat de arbeiders weer gaan werken en dat de voorschriften van de nazi’s stipt worden opgevolgd.

Efficiënt werktuig

Via de Joodse Raad dringt het naziregime verder door in de Joodse gemeenschap dan het ooit zelf had gekund. Zo wordt werkdorp Wieringermeer gesloten. De jonge arbeiders daar waren in opleiding om vervolgens naar Palestina te kunnen emigreren. Ze zoeken onderdak bij Amsterdamse gezinnen. Het verzoek van Cohen aan de nazi’s om het werkdorp te heropenen wordt vertaald in het aanleveren van hun namen en adressen – met voorspelbaar gevolg.

De Joodse Raad distribueert efficiënt de gele ster, die vanaf 3 mei 1942 verplicht wordt. Joden moeten deze kopen. Als de helft van de 80.000 Amsterdamse Joden is gedeporteerd, wordt de Joodse Raad van 14.000 medewerkers gehalveerd. Hun bescherming, de Sperren tegen deportatie, worden ingetrokken. Met fascisten kun je geen afspraken maken.

Wel krijgt Cohen twintig ‘jokers’ die hij mag uitdelen onder gevangen Joden, die hiermee vrijkomen. De kijker moet zich verplaatsen in David Cohen, die de Joden afgevoerd ziet worden. Hij mag een minderheid redden, maar wie? Dit is helaas een oud thema, dat veel indringender is behandeld in de film Sophie’s Choice. Een moeder (Meryl Streep) moet in het concentratiekamp kiezen voor een van haar kinderen – de ander sterft.

Een beperkt vizier

De serie speelt op een handvol locaties. Buiten het claustrofobe effect hebben de makers zo veel context verwaarloosd. Het antisemitisme dat rechtse politici en pers voor de oorlog onder de bevolking verspreidden krijgt geen aandacht. Ook speelt klasse geen rol: Asschers diamantfabriek en zijn bekende minachting voor ‘sinaasappeljoden’ – straatverkopers van sinaasappels – blijven uit beeld. De Februaristaking is vooral dat ene pamflet met de stakingsoproep.

Na de oorlog wordt Cohen geconfronteerd met zijn handelen. Zijn verhoorder verwijt hem in 1955 dat de Joden allemaal zijn weggevoerd. Cohen antwoordt: ‘En dat is mijn schuld?… De Duitsers hebben stelselmatig en berekenend onze gemeenschap tot op de grond toe afgebroken terwijl de regering en het staatshoofd zorgvuldig wegkeken en ons in de steek lieten! De politie hielp maar al te graag bij de razzia’s.’

Historici als Jacques Presser, Nanda van der Zee en journalist Hans Knoop stelden al dat de Nederlandse staat nooit in de positie was om te oordelen over de Joodse Raad. Ambtenaren moesten doorwerken ‘in het Nederlandse belang’ en de politie deed hetzelfde. Politici en de grote bedrijven collaboreerden op grote schaal.

Toen Hitler eenmaal aan de macht was, was verzet hopeloos. Toch vochten Joden terug. In het getto van Warschau richtten socialisten in oktober 1942 de Joodse strijdorganisatie ZOB op, die de wapens opnam. Een leider, Yitzhak Zuckerman, zei: de uitkomst was van tevoren bekend. ‘Het echt belangrijke was… dat [Joodse jongeren] opstonden tegen hun vernietigers en bepaalden welke dood ze zouden kiezen: Treblinka of de Opstand.’

Asscher en Cohen behoorden tot de gezagsgetrouwe Amsterdams-Joodse elite, wars van onbetamelijkheden en onrust. De geschiedenis had genadiger over hen geoordeeld als ze hun vergeefse hoop op gunsten hadden verruild voor een perspectief van strijd. Door de kijker in hun schoenen te plaatsen, moffelt de EO deze optie weg. Wat overblijft is een drama.

Lees ook onze analyse van het Nederlandse aandeel in de Holocaust.

Jij wilt ons nieuws.





    Je emailadres is vereist.