De PvdA: geen probleem van ‘presentatie’ maar van politiek

De PvdA verkeert in een diepe crisis. Volgens recent onderzoek van Maurice de Hond zou de partij slechts 16 zetels halen. De SP gaat daar met 25 zetels ruim overheen. Tot overmaat van ramp haalde de duidelijk wanhopige partijvoorzitter Lilianne Ploumen in het openbaar uit naar de ‘onzichtbare’ Job Cohen. Maar de problemen van de PvdA gaan veel dieper dan de zichtbaarheid van haar lijsttrekker.
17 november 2011

Door Jeroen van der Starre

Volgens de gevestigde media is de impopulariteit van de PvdA eenvoudig te verklaren. De solidariteitsboodschap zou niet goed vallen in de huidige individualistische tijden; de emancipatie van de arbeider is voltooid en Cohen past niet binnen het theatrale emotionele en opportunistische klimaat.

Ook vanuit de partij zelf klinken veel van dit soort geluiden: Cohen moet meer ‘in zijn rol groeien’. Geen van de mainstream kritiek gaat in op het politieke falen van de partij – het zou vooral een probleem van presentatie zijn.

Jacques Monasch, voorheen spindoctor van Ad Melkert en nu kersverse adviseur van Cohen, gaat in nrc.next op dezelfde tour. Nadat hij een heel interview lang met geen woord rept over het politieke faillissement van de partij stelt hij dat de PvdA een ‘hardcore sociaal-democratische partij’ moet zijn. Maar wat betekent ‘hardcore’ als het blijkbaar niet om de inhoud gaat?

Een belangrijk probleem voor de PvdA is de bredere polarisatie in de politiek: ook het CDA staat er met zijn 15 zetels zacht gezegd niet al te best voor. Die polarisatie is niet primair een kwestie van presentatie, maar het gevolg van een werkelijke verscherping van de politieke tegenstellingen.

Rutte voert een keihard neoliberaal beleid dat de onderkant van de samenleving ongekend hard raakt, terwijl de toplaag van de bevolking haar privileges behoudt. Dit komt bovenop een veel langer proces van groter wordende sociale tegenstellingen in Nederland.

De PvdA is en was hierin vooral een betrouwbare factor voor Rutte: waar niet op Wilders gerekend kon worden stond Cohen onlangs klaar om het casinopensioen en eerder ook de studeerboete aan een Haagse meerderheid te helpen. Deze opstelling maakt de PvdA-fractie inderdaad (zoals Marcel van Dam het in de Volkskrant zei) tot ‘de zwakste ooit’.

Maar de bereidheid van de PvdA om rechts marktbeleid te steunen of zelf aan te voeren gaat al langer terug – veel langer terug ook dan het vorige kabinet-Balkenende 4 waarin zij de banken te hulp schoot.

De Derde Weg

De omarming van de vrijemarktpolitiek door de PvdA vindt haar oorsprong in de ‘Derde Weg’ van Wim Kok. Als voorzitter van de FNV was hij in 1982 verantwoordelijk voor het Akkoord van Wassenaar, waarin de vakbonden zich neerlegden bij loonmatiging en zich heroriënteerden op de polder in plaats van de strijd. Als fractievoorzitter van de PvdA trad Kok toe tot het derde kabinet-Lubbers dat een harde aanval opende op de WAO. Vanaf 1994 was hij premier tijdens de Paarse afbraakkabinetten (onder andere bekend van Srebrenica, de Betuweroute en de privatisering van de NS).

Onder Kok werden de ‘oud-linkse ideologische veren’ van de PvdA afgeschud. Na zijn politieke carrière werd hij door het bedrijfsleven rijkelijk beloond met lucratieve commissariaatsfuncties bij onder andere ING en Shell.

Bijna 40.000 PvdA-leden, zo’n 40 procent van het totaal, vertrokken in de jaren negentig. Volgens Jos de Beus, een van de toenmalige architecten van de Derde Weg, werd de partij vanaf dat moment steeds meer gedomineerd door bestuurders en baantjesjagers. Zoals Ronald Plasterk het in 2007 formuleerde, is de PvdA ‘een partij geworden van de mensen die ontslaan, niet van de mensen die ontslagen worden’.

Sinds Kok worstelt de PvdA dan ook met haar imago: aan de ene kant bleef ze afhankelijk van stemmen van gewone werkende Nederlanders, maar aan de andere kant brak ze niet met haar neoliberale koers: het aloude ‘links lullen, rechts vullen’.

Deze lijn werd doorgezet onder Wouter Bos, zelf verantwoordelijk voor de miljardensteun aan de banken tijdens de eerste jaren van de kredietcrisis. Na zijn aftreden stelde Bos in zijn Den Uyl-lezing van 2010 dat de partij ‘de Derde Weg voorbij’ moet komen, maar het huidige debat laat zien dat daar nog altijd niets van terecht komt.

Na Bos kon de PvdA enige tijd rekenen op het zogenaamde ‘Cohen-effect’, maar dit was van korte duur. Cohen stelde zich tijdens de Algemene Beschouwingen vooral op als schaduwgedoger van Rutte. In plaats van het kabinet zelf het vuur aan de schenen te leggen, riep Cohen nota bene Wilders op om het kabinet te laten vallen.

Redelijk

De SP onder Emile Roemer kan het vacuüm dat de PvdA en GroenLinks ter linkerzijde hebben gecreëerd voor een deel opvullen, maar ook de SP lijkt zich vooral op nieuwe verkiezingen te richten in plaats van op haar taak om het verzet tegen het kabinet op te bouwen. Net als bij de andere linkse partijen ontbreekt de wil om het voortouw te nemen in een brede maatschappelijke alliantie tegen het kabinetsbeleid.

De linkse partijen hebben zich teruggetrokken in de ‘realpolitik’ en willen zich vooral als potentiële coalitiepartners presenteren in plaats van politiek uitdrukking en leiding te geven aan de woede die er heerst over het afbraakbeleid. Het ontbreekt daarom aan een zichtbaar links alternatief voor de heersende marktpolitiek.

Maar zo’n links alternatief is vandaag meer nodig dan ooit. Dit nieuwe bewustzijn komt over heel de wereld op: we zien het in de Arabische lente, in de Griekse en Spaanse pleinprotesten en in de Occupy-beweging die vanuit Wall Street over de rest van de wereld is uitgewaaierd.

De uitdaging voor links is dan ook niet om bang te zijn ‘radicaal’ of ‘onfatsoenlijk’ te worden gevonden, of zichzelf als het ‘redelijke alternatief’ te presenteren, maar om weer voor een maatschappij te durven pleiten die niet de winst van de enkelingen, maar het welzijn van de overgrote meerderheid centraal stelt.

Wil de PvdA uit haar interne crisis komen, dan zal de partij dus een fundamenteel andere weg moeten inslaan. Die koers kan niet gereduceerd worden tot het kiezen van een andere leider, of het omarmen van het zoveelste interne onderzoeksrapport dat belooft de partij te ‘moderniseren’.

De enige oplossing is het durven voeren van keiharde oppositie in het parlement en vooral daarbuiten, op basis van de belangen van de ‘Arbeid’ – in plaats van de VVD en het CDA te overtuigen dat zij een betere regeringspartner is dan de PVV. Helaas wijst niets op zo’n ommezwaai en lijkt het onafwendbaar dat de PvdA op verdere aftakeling afstevent.