De problematische koers van parlementair links

Toen een jaar geleden de economische crisis in alle hevigheid losbarstte, werd er een bloeiperiode voor de linkse partijen verwacht. Maar zoals de Europese verkiezingen en recente peilingen laten zien, is parlementair links de grote verliezer en de PVV van Wilders de grote winnaar. Peyman Jafari vraagt zich af wat er aan de hand is.
9 oktober 2009

5 keerhettijEDIT

Telkens wanneer de PvdA de verkiezingen verliest, en dat gebeurt regelmatig, stelt de partij een onderzoekscommissie in. De commissie-Vreeman schreef het rapport ‘De scherven opgeveegd’ nadat de PvdA in november 2006 een kwart van haar zetels verloor. In juni van dit jaar werd de commissie-Dijksma ingesteld naar aanleiding van de forse nederlaag bij de Europese verkiezingen. De voorstellen van deze commissies – onder andere ‘een heldere boodschap’ – zijn echter net zo effectief als het verschuiven van de stoelen op het dek van de Titanic, en dus blijft de PvdA verder wegzinken. In de peilingen staan de sociaal-democraten momenteel op 15 zetels – een historisch dieptepunt.

Het probleem van de PvdA is niet dat ze geen heldere koers volgt, maar dat ze door haar koers in een frontale botsing met haar traditionele achterban is terecht gekomen. ‘Het komend decennium zal het onvermijdelijk zijn stevige maatregelen te nemen. Niets doen is geen optie,’ waarschuwde Wouter Bos onlangs. Deze ‘stevige maatregelen’ zijn natuurlijk bedoeld voor werknemers, werklozen, gepensioneerden, gehandicapten en studenten. Dit is ‘onvermijdelijk’ omdat de optie om de rekening van de crisis bij de rijke elite die haar heeft veroorzaakt neer te leggen ‘onmogelijk’ zou zijn. Waarom? Omdat we ons volgens Bos zouden moeten neerleggen bij wat er binnen de marges van het kapitalisme mogelijk is. Maar precies deze logica is de motor achter de verrechtsing van de sociaal-democratie.

Vanaf de jaren zeventig zijn de marges waarbinnen de sociaal-democratie kan manoeuvreren door twee factoren smaller geworden. Ten eerste kwam het kapitalisme terecht in een structurele crisis van winstgevendheid. Terwijl in de twee decennia daarvoor de economische groei in Westerse landen tot ver boven de 5 procent uitkwam en concessies aan de arbeidersklasse mogelijk maakte, daalde deze na de jaren zeventig tot ver daar onder. Ten tweede gebruikten werkgevers massaontslagen om het verzet van de arbeidersbeweging te breken en hun winsten op te krikken.

De PvdA paste zich aan door in 1989 een regering te vormen met het CDA, dat in de jaren daarvoor met de VVD een begin had gemaakt met het neoliberalisme. Onder leiding van Wim Kok schudde de PvdA haar ‘ideologische veren’ af en regeerde samen met de liberale VVD en D66 in de Paarse kabinetten (1994-2002). Haar nieuwe ideologie werd bekend onder de naam ‘De Derde Weg’, later ook wel ‘sociaal-liberalisme’ genoemd. Dit betekende een verdere verrechtsing waarbij de vrije markt centraal kwam te staan.

In dit proces begon de partij niet alleen politiek maar ook sociologisch sterk te veranderen. Bijna 40.000 leden, zo’n 40 procent van het totaal, vertrokken in de jaren negentig. Volgens Jos de Beus, een van de toenmalige architecten van de Derde Weg, werd de partij vanaf dat moment steeds meer gedomineerd door bestuurders en baantjesjagers. Zoals minister Plasterk het in 2007 formuleerde, is de PvdA een partij geworden van ‘de mensen die ontslaan, niet van de mensen die ontslagen worden’. Het laat zich raden voor wie de PvdA, in tegenstelling tot de wensen van veel gewone leden, in deze crisis zal opkomen.

GroenLinks en de SP

Met het verrechtsen van de PvdA kwam er een politieke ruimte vrij die door GroenLinks en de SP werd benut. De vraag is echter of zij kunnen ontsnappen aan hetzelfde lot van de PvdA. Ondanks het verzet van een minderheid, heeft GroenLinks sinds haar oprichting in 1989 een snelle ontwikkeling naar rechts doorgemaakt. Uit een enquête in 1992 en 2002 onder congresgangers van GroenLinks blijkt dat linkse ideeën sterk afnamen. Het percentage GroenLinksers dat vindt dat werknemers het in bedrijven voor het zeggen moeten krijgen daalde in die periode van 62 naar 27 procent. De voorstanders van de stelling ‘Nederland moet uit de NAVO’ daalde van 63 naar 22 procent. In 2006 riepen de VVD-jongeren Femke Halsema uit tot de ‘liberaal van het jaar’, onder andere omdat ze vóór de versoepeling van het ontslagrecht pleitte. Toen Kamerlid Wijnand Duyvendak vorig jaar door rechts onder druk werd gezet om af te treden, liet Halsema hem als een baksteen vallen en distantieerde zich van burgerlijke ongehoorzaamheid als actiemiddel. Het is te hopen dat de critici binnen GroenLinks het effect van de crisis zullen gebruiken om de strijd aan te binden tegen de vrije marktpolitiek die de fractie volgt.

Na een consistente groei sinds de jaren negentig maakte de SP een enorme doorbraak in de parlementsverkiezingen van november 2006. Haar kritiek op het neoliberalisme werd beloond met een groei van 9 naar 25 zetels. Maar het geluid als grootste oppositiepartij is sindsdien lang niet zo sterk geweest als in de periode daarvoor, en de SP dreigt bij de volgende verkiezingen minstens een derde van haar zetels weer te verliezen. Het vertrek van Jan Marijnissen heeft daarbij zeker een rol gespeeld, maar er is een fundamenteler probleem.

Begrijpelijkerwijs verwachtten veel mensen die in 2006 op de SP hadden gestemd dat ze zou gaan regeren om ‘Nederland socialer te maken’ – een boodschap die de SP-leiding zelf benadrukte. Toen het CDA en de PvdA de SP buiten de regering hielden, raakte een deel van de stemmers teleurgesteld. Het lijkt erop dat de partijleiding hieruit de conclusie trok dat de SP nog sterken moet inzetten op regeringsdeelname. De SP werd enigszins onzichtbaar omdat ze niet te hard oppositie wilde voeren tegen de PvdA, met wie ze na de volgende verkiezingen een regering hoopt te kunnen vormen.

De SP had het dus al moeilijk toen de economische crisis in de herfst van vorig jaar uitbarstte. Het duurde relatief lang voordat ze met een kritisch antwoord kwam, maar ook daarna slaagde ze er niet in om verzet tegen de crisis aan te voeren. In de afgelopen jaren heeft de SP zich uitgesproken tegen de bonuscultuur en gepleit voor een grotere rol van de overheid en de nationalisatie van gevoelige sectoren. De SP had het initiatief vast kunnen houden door een kritiek te formuleren op het kapitalisme die de oorzaken van de crisis verbindt met de winstzucht in het hele systeem en radicalere eisen te stellen, zoals het creëren van tienduizenden groene banen. Bovendien had de SP het initiatief kunnen nemen om samen met delen van de vakbeweging, GroenLinks, PvdA en anderen actie te voeren tegen bezuinigingsmaatregelen zoals de verhoging van de AOW-leeftijd. Dergelijk initiatief was bijvoorbeeld te zien in platform Keer het Tij, uit protest tegen de eerste kabinetten Balkenende. De SP kiest daarentegen voor eigen, afgebakende campagnes die vooral bedoeld lijken als verkiezingsstunt.

Helaas betekent de oriëntatie op regeringsdeelname van beide linkse oppositiepartijen dat we niet kunnen wachten tot zij iets ondernemen. Het organiseren van acties zoals de omsingeling van de Nederlandse Bank afgelopen maand is onmisbaar als schakel naar grotere campagnes die zoveel mogelijk organisaties en individuen samen kunnen brengen. De solidariteit die dit soort campagnes tussen allochtonen en autochtonen kunnen creëren, is tegelijk het beste antwoord dat links kan bieden tegen de haatzaaierij van Wilders.