De politieke reis van James Baldwin

Baldwin werd in eerste instantie beroemd als romanschrijver, maar hij staat ook bekend om zijn essays en journalistiek waarin hij de ideeën en ervaringen van de zwarte vrijheidsstrijd in het tijdperk na de Tweede Wereldoorlog documenteerde en onderzocht. Dit omvatte de burgerrechtenstrijd, de Black Power-beweging en de neergang van de beweging in de jaren 1980.
Op ongeëvenaarde wijze bracht Baldwin ervaringen van onderdrukking – of die nu het gevolg waren van arm, zwart, homoseksueel of vrouw zijn – onder woorden. Zijn boodschap resoneert vandaag de dag, in een tijd waarin extreme economische en sociale ongelijkheid gevoelens van sociale vervreemding bij de have-nots versterken, en waarin de meerderheid van de bevolking ermee worstelt om te reageren op deze crises.
Baldwin schreef over de behoefte aan liefde in een wereld die zo liefdeloos lijkt en over de onmogelijkheid om simpelweg te wachten tot gerechtigheid geschiedt. ‘Niets kan worden veranderd totdat het onder ogen wordt gezien,’ schreef Baldwin. Op deze basis lezen mensen vandaag de dag zijn werk.
De Notes
Toen Baldwin in 1955 zijn eerste verzameling essays Notes of a Native Son publiceerde, hoopte hij op een vreedzame uitweg uit het racisme – een mainstream standpunt dat de vroege liberale burgerrechtenbeweging kenmerkte. Maar tegen het begin van de jaren 1970 had Baldwin gebroken met het liberalisme en was hij een militante socialist geworden.
Deze politieke transformatie had duidelijk invloed op Baldwins schrijven. Veel critici en academici bekritiseren de zogenaamde ‘latere’ Baldwin omdat hij chagrijnig en pessimistisch zou zijn, gecorrumpeerd door de ‘maniakale’ Black Power beweging. Het belang van Baldwins politieke reis ligt echter niet alleen in zijn eigen radicalisering, maar ook in hoe deze reis een massale politieke transformatie in de naoorlogse Amerikaanse politiek belichaamt.
Een jaar na de ‘Brown versus Board of Education’-uitspraak, waarmee bepaald werd dat separate but equal (‘gescheiden maar ongelijk’) scholen ongrondwettelijk waren, werd Notes of a Native Son gepubliceerd. Eind 1955, vlak na de publicatie van de Notes, vond de Montgomery-busboycot plaats: een gebeurtenis die de burgerrechtenbeweging op gang bracht.
Notes of a Native Son is zo’n uitstekend boek omdat het, zoals alle werken van Baldwin, in prachtig proza de dagelijkse gedachten en gevoelens van zwarte mensen verwoordt zoals ze werkelijk zijn. In het essay ‘Many Thousands Gone’ schrijft hij:
Er is, denk ik, geen zwarte persoon die in de Verenigde Staten leeft die niet kort of lang, met scherpe of doffe pijn, in verschillende mate en met verschillend effect, eenvoudige, naakte en onbeantwoordbare haat heeft gevoeld; die niet elk wit gezicht dat hij op een dag tegenkwam, heeft willen verbrijzelen… er is geen zwarte persoon, tenslotte, die niet zijn eigen precaire aanpassing heeft moeten maken aan de ‘n*****’ die hem omringt en aan de ‘n*****’ in hemzelf.
Op deze momenten in Notes of A Native Son voelt de lezer op tragische wijze de vervreemding die onderdrukte groepen ondergaan. Racisme veroorzaakt het verlies van een gevoel van eigenheid, gemeenschap en algehele menselijkheid. Dit treft natuurlijk zwarte mensen, maar ook, zoals Baldwin zijn hele leven al aangaf, witte mensen.
Zo schrijft Baldwin in het laatste essay van het boek Stranger in the Village:
Mensen die hun ogen sluiten voor de werkelijkheid roepen hun eigen vernietiging over zich af, en iedereen die koste wat kost in een staat van onschuld blijft leven, lang nadat die onschuld verloren is, maakt van zichzelf een monster.
De ‘vroege’ Baldwin
Notes of a Native Son wordt meestal beschouwd als hét boek van Baldwin en is doorgaans het enige werk waar studenten mee in aanraking komen. Onderwezen door een liberale lens is het gemakkelijk om Notes te zien als niets meer dan een liberaal verslag van racisme, geschreven voor een wit publiek. Maar bij nadere bestudering is dit duidelijk niet het geval. Baldwin bekritiseert voortdurend liberalen, zoals in deze sarcastische verwijzing naar een gesprek: ‘Zolang er zulke boeken worden gepubliceerd,’ zei een Amerikaanse liberaal ooit tegen me, ‘komt alles goed.’
Baldwin richtte zijn kritiek ook op zwarte liberalen en haalde daarbij spottend een zwarte krant aan:
Het hoofdredactioneel concludeerde dat zwarte mensen een lange weg hadden afgelegd en dat het “als patriottische Amerikanen” tijd werd dat “wij” ophielden met het zingen van de blues en ons realiseerden hoe rooskleurig de toekomst was.
In ‘The Harlem Ghetto’ gaat Baldwin zelfs zo ver door te zeggen: ‘Je kunt niet anders dan constateren dat sommige zwarte leiders en politici veel meer bezig zijn met hun carrière dan met het welzijn van zwarte mensen.’
De ‘vroege’ vijandigheid van Baldwin tegenover radicalisme wordt duidelijk overdreven, zelfs bij Notes of a Native Son waarin Baldwin bijvoorbeeld goedkeurend schrijft:
In de jaren dertig, toen we Marx in zijn geheel opslokten, ontdekten we de Arbeider en realiseerden we ons – ik denk met enige opluchting – dat de doelen van de Arbeider en van zwarte mensen hetzelfde waren.
De vroege Baldwin was radicaler dan liberalen hem tegenwoordig graag willen zien. Niettemin worstelde hij met het geduw en getrek van het liberalisme van de Koude Oorlog. Hij schreef in Notes of a Native Son: ‘Ik hou meer van de Verenigde Staten dan voor welk ander land ter wereld en precies daarom sta ik erop dat ik het recht heb om ze voortdurend te bekritiseren.’
Voor de vroege Baldwin is de fundamentele tweedeling in de maatschappij die tussen zwarte en witte mensen, niet tussen klassen. Zijn verklaringen voor hoe en waarom racisme voortduurt, zijn meestal beperkt tot ‘het motief van de witte man [en] de bescherming van zijn identiteit,’ zoals hij op een gegeven moment schrijft. Dit laat de vraag open hoe deze identiteit überhaupt tot stand is gekomen.
De ontwikkelingen in de burgerrechtenbeweging en in de wereldpolitiek tijdens de jaren 1960 zouden echter een radicale transformatie in Baldwin teweegbrengen.
Politiek activisme
In 1963, toen Baldwin zijn veelgeprezen non-fictie boek The Fire Next Time publiceerde, bevond de burgerrechtenbeweging zich in de meest explosieve strijdfase. Die was een paar jaar eerder door vooral jonge mensen ontketend, met freedom rides en geweldloze sit-ins in gesegregeerde lunchrooms. Strijdervaringen radicaliseerden hen en veranderden velen in revolutionairen.
Baldwin was niet iemand die aan de zijlijn bleef staan – hij was een actieve deelnemer aan de strijd geworden. Hij gaf lezingen en nam deel aan debatten in het Zuiden namens het Congress of Racial Equality. Ook was hij aanwezig bij de Mars naar Washington in 1963 en de Mars van Selma naar Montgomery in 1965.
Door zijn activisme leerde hij Medgar Evers, Malcolm X en Martin Luther King Jr. kennen – drie mannen die respectievelijk in 1963, 1965 en 1968 vermoord werden. Zij beïnvloedden Baldwin emotioneel en politiek, zowel tijdens als na hun leven.
In No Name in the Street, een ander non-fictieboek uit 1972, vertelt Baldwin over zijn eerste betrokkenheid bij de beweging. Hij woonde in 1957 in Frankrijk toen hij hoorde over het misbruik dat Dorothy Counts, op dat moment een 15-jarige zwarte studente in North Carolina, meemaakte toen ze naar een pas geïntegreerde school probeerde te gaan.
‘Ik kon in Parijs niet langer blijven discussiëren over het Algerijnse en het zwarte Amerikaanse probleem’, schreef Baldwin. ‘Iedereen droeg zijn steentje bij en het werd tijd dat ik naar huis ging om hetzelfde te doen.’
Tegen reformisme
In No Name in the Street reflecteert Baldwin scherpzinnig op zijn politieke reis. Die begon in een tijdperk ‘waarin velen van ons geloofden of onszelf wijsmaakten dat de Amerikaanse staat nog steeds bij machte was om zichzelf te confronteren en te veranderen in de richting van eer, kennis en vrijheid.’ Baldwin herinnert zich dat hij ‘in die grote dagen werd beschouwd als een integrationist’ en dat hij ‘de Grote Zwarte Hoop van de Grote Witte Vader was.’
Maar met de opkomst van de Black Power-beweging aan het eind van de jaren zestig zette hij, net als veel burgerrechtenactivisten, vraagtekens bij de oude strategie van de burgerrechtenbeweging. Zo schreef Baldwin in No Name in the Street:
Malcolm was erg fel over de Mars naar Washington [in 1963], die hij beschreef als een verraad. Ik denk dat hij gelijk had… De redenering achter de Mars naar Washington, zoals die zich uiteindelijk ontwikkelde – of zoals die, in Malcolms woorden, ‘verwaterd’ was – was dat vreedzame samenkomsten de beste resultaten zouden opleveren. Maar vijf jaar later was het moeilijk te geloven dat de geplande frontale aanval op het Capitool meer bloedvergieten of wanhoop had kunnen veroorzaken. Vijf jaar later leek het erop dat we het uur van de vreselijke afrekening alleen maar hadden uitgesteld en helemaal niet in ons voordeel.
Baldwin had het liberalisme vanaf het begin in zijn politieke geschriften bekritiseerd. De liberale politici in de jaren zestig waren hypocriet: eerst in hun pogingen om de burgerrechtenbeweging, vooral haar militantere uitingen, in toom te houden en te pacificeren, en vervolgens in het leiden van een oorlog tegen mensen van kleur in het buitenland. Dat maakte Baldwin woedend.
In The Fire Next Time was hij al begonnen met het erkennen van de beperkingen van een zuiver reformistische strategie. Tegen 1972 neemt Baldwin helemaal geen blad voor de mond meer over zijn gevoelens ten opzichte van liberale politici. Hij herinnert zich het McCarthytijdperk, dat ‘me iets leerde over de onverantwoordelijkheid en lafheid van de liberale gemeenschap dat ik nooit zal vergeten… Ik zag hoe ze elkaar tijdens het McCarthy-tijdperk dingen aandeden die “in sommige opzichten erger waren dan wat ze mij ooit hadden aangedaan”.’
Weg was de taal die tot in The Fire Next Time opdook, waarin Baldwin nog schreef dat ‘we [onze onderdrukkers] moeten accepteren en hen met liefde moeten aanvaarden’.
Onderdrukking en kapitalisme
De manier waarop Baldwin over onderdrukking spreekt, verandert zelf ook en wordt in de loop van zijn carrière steeds preciezer. In Notes of a Native Son schrijft hij in grote lijnen over ‘witte mensen’, waarbij hun acties worden opgevat als voortkomend uit hun houding ten opzichte van zwarte mensen. Deze houding zouden witte mensen vormen op basis van gevoelens over hun eigen identiteit.
Tegen 1972 had Baldwin een klassenanalyse van macht ontwikkeld. In No Name schrijft hij onomwonden over hoe ‘Amerikaanse oliebelangen geen moer geven om mensenlevens’. In zijn bespreking van de verenigbaarheid van zwarte rechten en kapitalisme zegt hij dat ‘zwart kapitalisme… een concept is dat nog meer geloof vereist en oneindig veel meer schizofrenie vertoont dan het concept van de maagdelijke geboorte’.
In het bijzonder begon Baldwin onderscheid te maken tussen de macht van verschillende groepen witte mensen. Baldwin maakt duidelijk dat witte kapitalisten – en ook zwarte kapitalisten – niet alleen de macht hebben over zwarte mensen, maar ook over de meeste witte mensen.
Baldwin herkende hoe de macht van de heersende klasse niet ophield bij arme witte mensen, maar zich zelfs uitstrekte tot de meer bevoorrechte delen van de witte bevolking. Hij schrijft veelzeggend over witte, universitair geschoolde activisten in de beweging:
Toen ze de verworpenen en behoeftigen kwamen verdedigen, werden ze geconfronteerd met de omvang van hun eigen vervreemding en de onvoorstelbare dimensies van hun eigen armoede. Ze waren alleen bevoorrecht en veilig zolang ze in feite deden wat hen gezegd werd: maar ze waren opgevoed om te geloven dat ze vrij waren.
Zo schreef hij ook in zijn brief aan Angela Davis: ‘Witte levens zijn voor de krachten die in dit land regeren niet heiliger dan zwarte, zoals vele studenten ontdekken, zoals de witte Amerikaanse lijken in Vietnam bewijzen.’ Op dit punt in zijn leven was Baldwin tot de conclusie gekomen dat de meeste mensen niet alleen moreel onvrij waren – het belangrijkste punt van zijn vroege werken – maar ook politiek en materieel onderdrukt werden.
Tegen de tijd dat hij No Name in the Street publiceerde, was Baldwin duidelijk een socialist. Hij kwam in contact met radicale politiek toen hij als tiener in Harlem woonde en had deelgenomen aan 1-mei-demonstraties. Op een gegeven moment zag hij zich zelfs als trotskist.
Klassenanalyse
No Name markeert een nieuwe ontwikkeling in Baldwins politieke leven: hij begon een alternatief voor het kapitalisme te bepleiten en gebruikte een economische analyse om rassenverhoudingen te begrijpen.
Dit laatste punt was al veel eerder aanwezig. In een lezing voor leraren op openbare scholen in 1963 zei hij bijvoorbeeld:
Het punt van dit alles is dat zwarte mannen hier werden gebracht als een bron van goedkope arbeid. Ze waren onmisbaar voor de economie. Om het feit te rechtvaardigen dat mannen werden behandeld alsof het dieren waren, moest de witte republiek zichzelf hersenspoelen om te geloven dat ze inderdaad dieren waren en het verdienden om als dieren behandeld te worden…[Racisme] was doelbewust beleid dat werd ingezet om geld te verdienen aan zwart vlees. En nu, in 1963, omdat we dit feit nooit onder ogen hebben gezien, zitten we in ondraaglijke problemen.
Tegen de tijd dat No Name in the Street verscheen, was Baldwin bereid om het alternatief voor het kapitalisme te benoemen, iets waarin geen plaats is voor onderdrukking: het socialisme. Terugdenkend aan een bezoek aan Black Panther-leider Huey P. Newton, schrijft Baldwin:
Huey gelooft, en ik ook, in de noodzaak van het vestigen van een vorm van socialisme in dit land… De noodzaak van een vorm van socialisme is gebaseerd op de observatie dat de huidige economische inrichting van de wereld de meerderheid tot ellende veroordeelt; dat de manier van leven die hierdoor wordt gedicteerd zowel steriel als immoreel is; en, tenslotte, dat er geen hoop is op vrede in de wereld zolang deze inrichting voortduurt.
Ook op dit punt had Baldwin zijn vroege wantrouwen jegens alle theorieën – duidelijk gericht tegen het marxisme – verworpen.
Baldwin begreep altijd de cruciale rol van solidariteit in het uitdagen van het systeem. Gedurende zijn hele carrière schreef hij hoe de onderdrukking van één groep verbonden is met de onderdrukking van allen. In The Fire Next Time schreef hij:
Als wij – en ik bedoel de relatief bewuste witte en zwarte mensen, die als geliefden moeten aandringen op het bewustzijn van anderen, of dit moeten creëren – nu niet wankelen in onze plicht, kunnen we misschien, met het handjevol mensen dat we zijn, een einde maken aan de raciale nachtmerrie, ons land tot stand brengen, en de geschiedenis van de wereld veranderen.
Tegen de tijd dat No Name uitkwam en de oorlog in Vietnam duidelijk maakte dat de Amerikaanse regering over de hele wereld onderdrukte en uitbuitte, breidde Baldwins concept van solidariteit zich verder uit: hij werd een internationalist. Solidariteit tussen zwarte en witte mensen in de Verenigde Staten alleen was niet genoeg, want racisme kon thuis niet worden overwonnen terwijl het in het buitenland werd voortgezet. Zo schrijft Baldwin in No Name in the Street:
Echte toewijding aan zwarte vrijheid in dit land zou tot gevolg hebben dat we al onze prioriteiten herschikken en al onze verplichtingen veranderen, zodat we, bijvoorbeeld, zwarte vrijheidsstrijders in Zuid-Afrika en Angola zouden steunen en geen bondgenoot zouden zijn van Portugal, dichter bij Cuba zouden staan dan bij Spanje, de Arabische naties zouden steunen in plaats van Israël en ons nooit gedwongen zouden voelen om de Fransen te volgen naar Zuidoost-Azië.
Collectieve emancipatie
Uit Baldwins romans kunnen radicalen vandaag de dag veel leren over de dagelijkse ellende waaronder allerlei mensen gebukt gaan. Uit zijn non-fictie komen veel van de basisinzichten van de socialistische traditie naar voren: dat racisme het levensbloed van het kapitalisme is; dat socialisme het alternatief is; dat het systeem bestudeerd moet worden om het te bestrijden; en dat de strijd alle onderdrukte groepen in solidariteit moet samenbrengen voor de gemeenschappelijke zaak van totale bevrijding.
De prijs als we dat niet doen is te hoog. De Poolse revolutionair Rosa Luxemburg zei ooit dat de mensheid voor de keuze staat tussen socialisme en barbarij. Op zijn eigen manier zei Baldwin iets soortgelijks. Hij vertelt over het Bijbelse verhaal van Noach en hoe de wereld werd vernietigd door de zondvloed en citeert een oud slavenlied voor de titel van een van zijn meest geprezen boeken: ‘God gaf Noach het teken van de regenboog: geen water meer, de volgende keer vuur [the fire next time]!’
Als socialisten is het onze plicht om ons zo te organiseren dat de mensheid de volgende keer het vuur kan vermijden. We hebben een alternatief voor de wereld die Baldwin beschrijft – een waarin de brand wordt aangewakkerd door winstbejag, een vuurzee die onze mensheid verteert – door ons te verenigen en te vechten voor een socialistische samenleving.
De originele versie van Ronnie Almonte’s artikel vind je in het Engels op de website van SocialistWorker.org.