De nieuwe Intifada: Israel, imperialisme en het Palestijnse verzet

In het nieuws wordt ons voorgehouden dat Israël zichzelf 'verdedigt' en dat de Palestijnen de 'terroristen' zijn. Deze brochure laat zien waarom de werkelijkheid precies andersom is. Anne Alexander beschrijft de geschiedenis en actualiteit van de bezetting van Palestina en kijkt naar de rol die olie en westerse belangen spelen. Ze gaat in op het Palestijnse verzet, het 'vredesproces' en op de perspectieven voor een vrij Palestina.
19 maart 2012

Voorwoord

Tegen het einde van de oorlog tegen Irak schreef de Canadese activiste Naomi Klein een artikel over twee Amerikaanse vrouwen, Jessica Lynch en Rachel Corrie. Lynch, de soldaat, werd geboren in Palestina, West Virginia; Corrie, de activiste, stierf op haar 23ste in het door Israël bezette Palestina. Een week later werd Lynch in Irak gevangengenomen en later ‘bevrijd’ in een voor de camera’s opgevoerd toneelstuk van het Amerikaanse leger.
Lynch was naar Irak gegaan om te vechten voor de VS; Corrie was met de International Solidarity Movement naar Palestina gegaan om de Palestijnen te beschermen tegen haar regering en Israël. Ondanks hun verschillen heeft hun verhaal één ding gemeen – het idee dat Amerikaanse levens meer waard zijn dan andere. Daarom dacht Corrie dat ze als ‘menselijk schild’ sterker zou staan tegenover Israëlisch geweld. In Israël bleek dit niet zo te zijn. De Israëlische bulldozer trok zich niets aan van het leven dat tussen hem en zijn doel, een Palestijns huis, stond. Haar lichaam werd verpulverd. In de VS kreeg de soldaat een heldenontvangst, maar de held werd verzwegen. Sommige Amerikaanse levens zijn meer waard dan andere.

Het lot van Jessica Lynch en Rachel Corrie symboliseert de twee verschillende verhalen in het Midden-Oosten: bezetting versus verzet; wapendeals met Israël versus internationale solidariteit met Palestina; propaganda voor Israël versus stilte over het lijden van de Palestijnen.

Deze brochure werd geschreven na het begin van de nieuwe Intifada in oktober 2000. De Palestijnen kwamen in opstand tegen de bezetting, nadat het vredesproces van Oslo (1993) het leven voor hen alleen maar ondraaglijker had gemaakt. In al die jaren zijn Israëlische regeringen doorgegaan met het bouwen van nederzettingen en het inpikken van nog meer Palestijns land. Miljoenen Palestijnen leven in uitzichtloze armoede, zonder voldoende water, gezondheidszorg en onderwijs. Volgens The Palestine Monitor zijn er tussen 28 september 2000 en 8 juli 2003 2.572 Palestijnen gedood door Israëlische kogels. Een op de vijf slachtoffers was jonger dan 18 jaar.

Ondertussen ligt er weer een nieuw vredesvoorstel op tafel – de Routekaart die Israël veiligheid belooft en de Palestijnen een staat. De vraag die bij iedereen die in het Midden-Oosten vrede wil opkomt, is waarom de talloze vredesonderhandelingen tot niets leiden.

Onderhandelen is iets wat alleen kan tussen gelijke partijen. Israël en de Palestijnen zijn in geen enkele opzicht – moreel, politiek, militair – gelijk. Israël is de bezetter, is een nucleaire macht met het sterkste leger in het Midden-Oosten en heeft de steun van de VS. De Palestijnen zijn beroofd van hun grond, worden onderdrukt en staan met stenen tegenover tanks en helikopters. Het is Goliath versus David.

Israël probeert met elke onderhandeling zijn machtspositie uit te breiden. De weken na de aankondiging van de Routekaart op 4 juni voerde Israël een serie aanslagen uit op leiders van Palestijnse organisaties. In enkele dagen vielen meer dan 50 burgerslachtoffers. Sharon heeft nog vóór de onderhandelingen over de Routekaart voorwaarden gesteld. Er mag bijvoorbeeld niet gesproken worden over de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen. Dit zou het ‘joodse karakter’ van de staat Israël aantasten. De erkenning dat Israël het recht heeft om als joodse staat te blijven bestaan, is namelijk een andere voorwaarde.

Het is tegelijk dit ‘joodse karakter’ dat Israël in de kern tot een racistische apartheidsstaat maakt waarin Arabieren tweederangsburgers zijn. Dit wordt gesymboliseerd door de 600 kilometer lange apartheidsmuur die Israël bouwt op de Westelijke Jordaanoever, terwijl er ‘onderhandeld’ wordt. Hiermee wordt ook weer land ingepikt, het meest vruchtbare deel. Tienduizenden Palestijnen zullen aan de Israëlische zijde terechtkomen. Op 18 juni 2003 kwam er in de Knesset een wet door die het Israëlische burgerschap verbiedt aan Palestijnen uit de Bezette Gebieden die met een Israëliër willen trouwen, om hereniging van Palestijnen te voorkomen. Maar de wet geeft iedereen van joodse afkomst, waar ter wereld dan ook, het recht om naar Israël te komen, terwijl er meer dan vier miljoen verdreven Palestijnen in vluchtelingenkampen leven en niet mogen terugkeren.

Vredesonderhandelingen mislukken steeds, omdat het onrecht dat aan de basis van het conflict ligt – de bezetting – niet wordt weggenomen. Een hoopgevende ontwikkeling is echter de opkomst van een nieuwe beweging in het Midden-Oosten en de rest van de wereld die zich verzet tegen oorlog en bezetting. Toen Israël in april 2002 het vluchtelingenkamp in Jenin binnenviel, gingen miljoenen mensen in het Midden-Oosten de straat op. In Amsterdam demonstreerden 30.000 mensen. De oorlog tegen Irak leidde wereldwijd tot massale protesten. Op de anti-oorlogsdemonstraties was ‘vrijheid voor Palestina’ een steeds terugkerende eis. De bezetting van Palestina en Irak is namelijk het product van eenzelfde project dat Bush en Sharon voor ogen hebben: het veiligstellen van de olierijkdom van de regio voor westerse multinationals.

In deze brochure legt Anne Alexander uit hoe dit project heeft geleid tot het ontstaan van de staat Israël en hoe het conflict zich heeft ontwikkeld. Ze gaat ook in op het verzet van de Palestijnen, het ‘vredesproces’ en de perspectieven voor vrede.

Peyman Jafari, juli 2003

De nieuwe Intifada

In oktober 2000 explodeerde het conflict tussen Israël en de Palestijnen opnieuw. Toen de Israëlische autoriteiten aan de rechtse politicus Ariël Sharon toestemming verleenden het gebied rond de al-Aqsamoskee te bezoeken, braken massale protesten uit. Met het bezoek werden Palestijnen willens en wetens beledigd.

Deze plaats is de heiligste plaats voor moslims buiten Saudi-Arabië. Bovendien wordt Sharon, de huidige premier, door Palestijnen terecht beschouwd als een oorlogsmisdadiger. Hij was de leider van de Israëlische invasie van Libanon in 1982. Tijdens die invasie werden duizenden Palestijnse vluchtelingen afgeslacht.

Tijdens Sharons bezoek schoten Israëlische troepen op ongewapende demonstranten. Dit leidde tot de grootste opstand in de bezette gebieden sinds 1987. Gruwelijke beelden flitsten wereldwijd over televisieschermen: gepantserde helikopters die op ongewapende jongeren jaagden, Palestijnse families die opgesloten waren in hun eigen woningen en een 12-jarige jongen, Mohammed Jamal al-Durah, die werd doodgeschoten door Israëlische soldaten.

Maar de reportages in de media zijn allesbehalve objectief. Israël wordt neergezet als een land dat een rechtvaardige strijd levert om te overleven. Als het land hard optreedt, doet het wat elk land zou doen om zijn burgers te beschermen. De versie van de Israëli’s krijgt de meeste aandacht in de media. Zelfs de taal van nieuwslezers en verslaggevers verraadt hun stellingname. Israëli’s worden ‘vermoord’ of ‘afgeslacht’ door ’terroristen’. Palestijnen worden hooguit ‘gedood’ of ‘lijden verliezen’. De media praten de westerse politici naar de mond. De voormalige minister van Buitenlandse Zaken van de VS, Madeleine Albright zette de toon door Palestijnen te beschuldigen van ‘het belegeren van Israël’.

Commentatoren hebben sterk de neiging de strijd af te schilderen als een etnisch conflict dat al honderden zoniet duizenden jaren oud is. Volgens hen is de oorzaak van het probleem het simpele feit dat Arabieren en joden elkaar nou eenmaal haten en dat dit altijd zo geweest is. Maar in werkelijkheid is er geen doorlopende lijn van conflicten die het oude Israël en het huidige Midden-Oosten verbindt. Het zionisme, de beweging van joodse nationalisten die streefde naar de bouw van een joodse staat in Palestina, is een moderne creatie. In Arabische landen hebben veel joden gewoond in gemeenschappen die al voor de opkomst van de islam bestonden. De meeste van die gemeenschappen leefden honderden jaren vreedzaam samen met hun islamitische en christelijke Arabische buren.

De ontwikkeling van het kapitalisme en de moderne Europese natiestaat staan aan de wieg van het zionisme en het conflict tussen Arabieren en joden. De groei van het antisemitisme, de vervolging van joden in Europa, deed de zionisten hunkeren naar een veilige plek, een eigen staat. Maar door het verbond van het zionisme met het imperialisme veranderde een defensieve reactie op racisme in het onderdrukkingsmiddel dat het de laatste 80 jaar is geweest.

Het imperialistische belang in Israël

Tegen het eind van de negentiende eeuw raakten de grootmachten van de wereld betrokken in een spiraal van militaire en economische wedijver die het leven van miljoenen mensen in Afrika en Azië drastisch veranderde. Deze fase van agressieve expansie bracht uitgestrekte gebieden onder directe Europese controle. Kapitalisten eisten dat hun regeringen zich inspanden om nieuwe gebieden te veroveren en daarmee toegang te krijgen tot meer en nieuwe grondstoffen en markten. Deze economische rivaliteit staat bekend als het imperialisme. Het was gedoemd te leiden tot oorlog.

Je kunt onmogelijk de rol van Israël in het Midden-Oosten begrijpen zonder te weten hoe het imperialisme zijn stempel op deze regio heeft gedrukt. Eén product is verantwoordelijk voor tientallen jaren van koloniale onderdrukking in het Midden-Oosten. Dit kostbare goed heet olie, de brandstof van de motor van het moderne kapitalisme.

Het was Engeland dat ten tijde van de Eerste Wereldoorlog als beste begreep welk politiek en economisch belang gemoeid was bij de controle over de olievelden in de Perzische Golf. De Anglo-Persian Oil Company, het latere British Petroleum (BP), boorde in 1908 zijn eerste olieveld aan in Iran. BP, Shell en de Deutsche Bank kwamen in 1914 tot een overeenkomst om gezamenlijk de olie in Irak te exploiteren.

Het enige obstakel voor de imperialistische expansie was het op sterven na dode Osmaanse Rijk. Britse agenten beloofden lokale Arabische stamhoofden onafhankelijkheid als zij tegen de Turken in opstand zouden komen. De werkelijke bedoelingen van Engeland kwamen aan het licht toen de revolutionaire regering in Rusland geheime verdragen onthulde, waarin verregaande afspraken stonden om het hele Midden-Oosten te verdelen in twee invloedssferen, een Engelse en een Franse. Belangrijke figuren in de Engelse regering beargumenteerden dat de vorming van een kolonistenstaat in Palestina hun oliebelangen in de regio kon veiligstellen.

De onstilbare dorst van het kapitalisme naar olie werd de daaropvolgende jaren steeds duidelijker. Het hele functioneren van de moderne gemechaniseerde maatschappij vereiste ongelimiteerde olieleveranties. Toen na de Tweede Wereldoorlog het Britse Rijk uiteenviel, was het onvermijdelijk dat de twee nieuwe supermachten, de VS en de Sovjet-Unie de strijd zouden aangaan over de controle van de olievoorraden in het Midden-Oosten.

Maar koloniale overheersing was in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw moeilijker geworden dan in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog stond het Midden-Oosten in het teken van grote bewegingen voor de nationale onafhankelijkheid van de Arabische staten.

In antwoord hierop steunden de VS corrupte regimes zoals de Pahlavi-dynastie van Iran en gaven ze Israël honderden miljoenen aan militaire en economische steun. In ruil beloofde Israël de rol van ‘waakhond’ van het Westen te spelen in het Midden-Oosten. Israël was voor de VS een rots van stabiliteit in de regio, een staat die volledig afhankelijk was van Amerikaanse steun en die niet gehinderd werd door massale anti-imperialistische strijd.

De Zesdaagse Oorlog in 1967 liet zien waartoe het machtige militaire apparaat van Israël in staat was. In minder dan een week vernederde Israël de Egyptische en Syrische legers. Nieuwe nederlagen in 1973 dwongen Egypte tot een compromis met de VS en Israël. De Egyptische president Sadat tekende in 1980 de vredesakkoorden van Camp David. Hiermee werd Egypte Amerika’s op één na belangrijkste bondgenoot in het Midden-Oosten en verving daarmee Iran.

Dat de VS ten koste van alles aan de oliewinsten wilden vasthouden werd duidelijk tijdens de Golfoorlog in 1991. Door een ongekend aantal Arabische landen te verleiden en bedreigen creëerden de VS een grote coalitie tegen Irak. De oorlog kostte 300.000 Irakezen het leven. De economische blokkade die daarop volgde leidde tot meer dan een half miljoen doden, voornamelijk kinderen jonger dan vijf. George Bush sr., de voormalige president van de VS, had een duidelijke boodschap. De Nieuwe Wereldorde kon volgens hem worden samengevat in vier woorden: “Wat wij willen gebeurt.”

Het kapitalisme is ook in de 21ste eeuw afhankelijk van de olievoorraden in het Midden-Oosten. Ondanks de catastrofale effecten van de uitstoot van fossiele brandstoffen steeg de afgelopen tien jaar de consumptie van olie. De vicepresident van de oliemultinational Chevron gaf onlangs een opsomming van de betekenis van deze regio: “Het Midden-Oosten vertegenwoordigt de hartslag van onze industrie. Zijn betekenis zal in de komende tijd alleen maar groter worden. Tweederde van de ons bekende oliereserves en eenderde van alle vastgestelde gasvoorraden bevinden zich in het Midden-Oosten. En dit zijn alleen nog maar de vastgestelde reserves.”

Het imperialisme zal er ook in de 21ste eeuw niet voor terugdeinzen er alles aan te doen om te zorgen dat deze rijkdommen in handen blijven van degenen met geld en macht.

Zionisme en de joodse staat

Tegen het eind van de negentiende eeuw begonnen veel joden zich meer thuis te voelen in de West-Europese maatschappij. Door de revoluties in de voorgaande anderhalve eeuw waren veel discriminerende wetten en gebruiken uit de Middeleeuwen verdwenen. Maar zij bleven als duidelijk herkenbare minderheid kwetsbaar voor nieuwe uitingen van racisme die de kop opstaken. ‘Wetenschappers’ die het idee van verschillende ‘rassen’ propageerden, schilderden de joden af als een minderwaardige groep mensen en probeerden oude religieuze antisemitische denkbeelden nieuw leven in te blazen.

In het tsaristische Rusland werden duizenden joden slachtoffer van pogroms, antisemitische rellen, die werden aangesticht en aangewakkerd door de geheime politie. Tienduizenden joden vluchtten naar West-Europa en de Verenigde Staten om daar een nieuw leven te beginnen. Maar ook in West-Europa waren joden in die periode het slachtoffer van uitbarstingen van antisemitisme. In Frankrijk werd een joodse legerofficier, Albert Dreyfuss, veroordeeld voor spionage op basis van een verzonnen beschuldiging. Hoge officieren wakkerden de haat tegen joden aan.

Deze zaak-Dreyfuss overtuigde de Oostenrijkse journalist Theodor Herzl ervan dat er voor Joden geen toekomst was in Europa. In 1896 publiceerde hij een kleine brochure, De joodse staat, waarin hij beargumenteerde dat de oprichting van een eigen joodse staat de enige manier was om aan vervolging te ontsnappen.

Vanaf het begin was het voor Herzl duidelijk dat de stichting van een joodse staat en de strijd tegen racisme en imperialisme twee totaal verschillende dingen waren. Ze waren zelfs tegenstrijdig. Zionisten, vond hij, moesten juist gebruik maken van het imperialisme om een joodse kolonie te stichten die “een onderdeel zou zijn van het Europese bolwerk tegen Azië (…) als een vooruitgeschoven post van de beschaving tegen de barbarij”.

In de vijftig jaar die daarop volgden probeerden zionistische leiders daarom de imperialistische grootmachten zover te krijgen dat ze hun project zouden steunen. Chaim Weizmann, een wetenschapper in dienst van de Britse regering, speelde een sleutelrol bij het verbinden van het zionisme met de Britse politiek in het Midden-Oosten. Britse leiders zagen dat steun aan het zionisme Engeland de mogelijkheid gaf een koloniale macht te creëren die het gehele gebied kon beheersen. Hun houding ten opzichte van de Palestijnse Arabieren was even afwijzend als die van Weizmann, die hierover zei: “Wat de Arabische bevolking betreft hebben de Britten me verteld dat er zich enkele honderdduizenden negers bevinden, maar dat dit van geen enkele betekenis is.”

De Britse regering steunde met het tekenen van de Verklaring van Balfour in 1917 openlijk de voorstellen van de zionisten. De daarop volgende jaren arriveerden steeds grotere aantallen joodse kolonisten in Palestina. De zionistische mythe wilde de wereld doen geloven dat het hier ging om ‘een land zonder volk, voor een volk zonder land’.

Palestina was echter een van de dichtstbevolkte gebieden van het Midden-Oosten. De Palestijnse Arabieren woonden hier al eeuwen en bewerkten het land. De sinaasappelboomgaarden rond de stad Jaffa werden al vele generaties door Palestijnen gecultiveerd. Rond 1880 werden er jaarlijks meer dan 30 miljoen sinaasappels uit Palestina naar Europa geëxporteerd. Christelijke gemeenschappen in Palestina zeggen af te stammen van de eerste groepen christenen.

In 1918 waren er 50.000 kolonisten tegenover 500.000 Palestijnen. In 1939 waren die aantallen gestegen tot respectievelijk 443.000 en één miljoen. In het begin concentreerden de kolonisten zich op het kopen van land van Arabische grootgrondbezitters en lieten ze Arabische boeren voor zich werken. Zionistische activisten die later arriveerden probeerden Palestijnen elke mogelijkheid tot economische ontplooiing te ontnemen. Ze organiseerden zichzelf in de Histadrut, een ‘vakbond’ alleen voor joden. De slogan van Histadrut was ‘joods land, joodse arbeid, joodse producten’. Zij verwezenlijkten hun ideeën door middel van terreur. Zionistische activisten vielen Palestijnse markthandelaren aan en vernietigden hun producten. Het Joodse Agentschap zette grondbezitters onder druk om hun land te verkopen en pachtboeren werden gedwongen hun land te verlaten.

De groeiende frustratie en woede onder de Palestijnen kwam in 1936 tot uitbarsting. De Palestijnen riepen een algemene staking uit. Vrijwel alle lagen van de Palestijnse bevolking deden aan de staking mee. De autoriteiten reageerden met grof geweld. De Britten rekruteerden zionisten in speciale eenheden, de zogenaamde ‘speciale nachteskaders’. Deze milities speelden een sleutelrol in het neerslaan van de staking, die na zes maanden werd afgeblazen en die tussen de 3000 en 5000 Palestijnen het leven kostte. De joodse kolonisten hadden in 1936 een belangrijke les geleerd. Dezelfde nachteskaders vormden in 1948 de kern van de joodse milities die de Palestijnen uit hun huizen en van hun land ver dreven.

De Britse omarming van het zionisme was overigens niets meer dan een cynische poging om de Britse overheersing in het Midden-Oosten zo lang mogelijk vol te houden. Dezelfde regering die de zionisten in Palestina steunde, weigerde joodse vluchtelingen uit Hitler-Duitsland in het land op te nemen.

Ondanks alles vertegenwoordigde het zionisme slechts een kleine minderheid binnen de joodse gemeenschap in de wereld. Van alle joden die de armoede en vervolging in Europa ontvluchtten, ging slechts 8,5 procent naar Palestina. I >e overgrote meerderheid vluchtte naar de VS.

Vele joden verzetten zich tegen het antisemitisme in Europa en bouwden solidariteit op met andere onderdrukte groepen; zij weigerden zich bij voorbaat MM te leggen bij een overwinning van het racisme. Joden speelden een belangrijke rol in de arbeidersbeweging en in socialistische organisaties. Zelfs onder sommige zionisten ontstond er een toenemende argwaan tegen de kritiekloze omarming van het imperialisme door het zionisme.

De schrijver en zionist Israël Zangwill schreef daarover in 1921: “We zien een vreemd fenomeen voor ons: terwijl de hindoes, de Egyptenaren en de leien elkaar overtreffen in een strijd om zich van het Britse juk te ontdoen, staan de joden te popelen om hun nek erin te steken. Ze lijken drenkelingen op zee die verheugd zijn dat ze door een slavenschip worden opgepikt.”

Het zionisme heeft nooit een werkelijk alternatief gevormd voor de meerderheid van de joden in Europa. Hun aantal was in de jaren dertig simpelweg te groot om hun allen een toekomst te bieden in een kolonie in hel Midden Oosten Zelfs na de Tweede Wereldoorlog koos de overgrote meerderheid voor een toekomst in de VS, liever dan in Palestina.

Het Zionisme en de Holocaust

Door de Holocaust veranderde het zionisme voor eens en altijd. De ideeën van een controversiële minderheid vonden door de Holocaust weerklank onder een steeds grotere groep joden.

De door de nazi’s geplande en industrieel opgezette genocide, de Holocaust, kostte 6 miljoen joden het leven. Een massamoord zoals de wereld nooit eerder had gezien. In het door de nazi’s bezette Europa werden dagelijks uit alle richtingen treinladingen joden met duizenden tegelijk naar de vernietigingskampen vervoerd. De poort van Auschwitz wierp een donkere, lange schaduw over de overlevenden en latere generaties. Het is een permanente herinnering aan de moorddadige logica van het antisemitisme.

Door de Holocaust is er volgens zionisten geen discussie mogelijk over de rechtmatigheid van het bestaan van een joodse staat. Zij wijzen op de vele vluchtelingen die door de Britten en Amerikanen werden tegengehouden. Ondanks de retoriek van de ‘oorlog tegen het fascisme’ veroordeelden de geallieerden duizenden joden tot de dood door aan immigratiequota vast te houden.

Maar noch de misdaden van de nazi’s, noch de houding van de geallieerden zijn een reden om de zionistische zaak te steunen. Zionisten beweren dat kritiek op het bestaan van de staat Israël gelijkstaat aan een soort postume overwinning van Hitler.

De laatste jaren hebben een aantal Israëli’s terecht beargumenteerd dat de joden door de Holocaust een verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat dezelfde verschrikkingen niet nog een keer gebeuren.

In 1982 viel Israël Libanon binnen. De Falange, een door Israël bewapende fascistische Libanese militie, omsingelde twee Palestijnse vluchtelingenkampen, Sabra en Shatilla. De Israëli’s sloten de kampen van de buitenwereld af terwijl de Falange de kampen binnenging. Zij vermoorden daar tweeduizend Palestijnse vrouwen en kinderen.

David Shipler schreef als reactie in The New York Times: “De antwoorden ‘Wij hebben het niet gedaan’ en ‘Wij hebben het niet geweten’ zijn niet afdoende uit de mond van een land dat is geboren uit Hitlers vernietigingskampen. Aan een volk dat zich herinnert dat er zes miljoen joden werden afgeslacht terwijl anderen hun de rug toekeerden, worden strengere gedragsregels opgelegd en hardere vragen gesteld.”

De tragedie is dat Israël helemaal geen veilig heenkomen heeft geboden aan hen die erheen vluchtten. Israël is een van de gewelddadigste samenlevingen ter wereld. Het verbond tussen zionisme en imperialisme heeft een staat gecreëerd die alleen kan overleven door het gebruik van systematische repressie.

De terroristische staat

Elk jaar als de Israëli’s hun onafhankelijkheid vieren herdenken de Palestijnen Al-Nakba, de catastrofe. Al-Nakba is de gebeurtenis die ertoe heeft geleid dat zij verdreven werden van hun land en gedwongen werden tot een bestaan van bannelingen. Een combinatie van terreur en propaganda ontvolkte de steden en dorpen in Palestina.

Het dorp Deir Yassin was een van de centrale doelwitten van de rechtse Irgun- en Stern-milities. Wat zich in dit dorp in 1948 afspeelde werd opgetekend door een waarnemer van het Rode Kruis: “De eerste kamer was gehuld in duisternis; alles lag overhoop, maar er was niemand. In de tweede ruimte lagen, te midden van kapotgeslagen meubels en brokstukken reeds afgekoelde lichamen. Hier was er ‘opgeruimd’ door gebruik te maken van machinegeweren en vervolgens door het gooien van handgranaten. De zaak was afgemaakt met messen, dat was voor iedereen duidelijk (…). Er woonden 400 mensen in dit dorp, 50 konden ontsnappen. De rest was in koelen bloede afgemaakt, want je kon zien dat deze groep uiterst gedisciplineerd te werk was gegaan en onder strikte orders had gehandeld.”

De overname van Palestina werd in feite gesteund door de Verenigde Naties die in 1947 met een voorstel kwamen om het land te verdelen tussen de joodse kolonisten en de Palestijnen. In het plan van de VN werden enorme concessies gedaan aan de zionisten. Het zou hun de controle geven over 57 procent van het land terwijl zij slechts 30 procent van de bevolking uitmaakten.

Uit het plan werd ook duidelijk dat noch de VS, noch de Sovjet-Unie iets zou doen om de belangen van de Palestijnen te verdedigen. De aangrenzende Arabische staten stuurden troepen om de Palestijnen te steunen, maar de strijd was van het begin een ongelijke. De zionisten waren al jaren bezig met het verzamelen van een enorme wapenvoorraad.

David Ben-Goerion, de eerste president van Israël, schreef in zijn memoires dat de zionisten alleen al in 1945 voor bijna 1 miljoen dollar aan wapens hadden ingekocht. De Arabische legers waren gedemoraliseerd en slecht bewapend. Toen de eerste Arabische troepen aankwamen, voerde de regering van Jordanië al vredesonderhandelingen.

De veroveringen van Israël werden voortgezet in de Zesdaagse Oorlog van 1967. Israël veroverde de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem, de Gaza-strook en Golan-hoogvlakte, nadat het de legers van Egypte en Syrië in een bliksemoorlog had verslagen.

Als een gevolg van de oorlog leefden honderdduizenden Palestijnen voortaan in door Israël bezette gebieden. In 1982 viel Israël Libanon binnen in een poging om het verzet van de PLO (Palestine Liberation Organisation) te breken door hun basis in Beiroet te vernietigen. De bondgenoten in die oorlog waren de fascistische Falange en het Zuid-Libanese Leger, die allebei verantwoordelijk waren voor verschrikkelijke wreedheden. Pas achttien jaar na deze oorlog trok Israël zich definitief terug uit Libanon.

De Palestijnen die op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook leven, zijn al tientallen jaren het slachtoffer van verschrikkelijke vormen van repressie.

Mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch verzamelen al jaren gegevens over mishandelingen, willekeurige executies, martelingen, intimidatie van journalisten, censuur en het zonder rechtspraak gevangenzetten van Palestijnen. Collectieve strafmaatregelen komen met regelmaat voor; in hele dorpen en steden worden nachtelijke uitgaansverboden ingesteld, en de huizen van verdachten worden ontruimd en volgestort met beton. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken rapporteert ieder jaar weer vergelijkbare opsommingen van mensenrechtenschendingen: “In mei 1996 werd een Palestijnse gevangene die in een ziekenhuis in Jeruzalem werd behandeld doodgeslagen door de veiligheidsdienst van het ziekenhuis en de Israëlische politie. Zijn handen en voeten werden aan het bed geketend, volgens verklaringen van het ziekenhuispersoneel.”

Sinds tien jaar kan het Israëlische repressieapparaat steeds rekenen op de hulp van joodse kolonisten bij het onderdrukken van de Palestijnse bevolking op de Westelijke Jordaanoever. Terwijl er vanaf 1993 vredesonderhandelingen gaande waren tussen de PLO en Israël, trokken duizenden nieuwe kolonisten de Palestijnse bezette gebieden in. Het aantal kolonisten op de Westelijke Jordaanoever verdubbelde van 100.000 naar 200.000 in minder dan 7 jaar.

Palestijnen worden door kolonisten stelselmatig vermoord, gekidnapt en mishandeld. De beveiligde kolonistensnelwegen, betaald door de Israëlische regering, hebben de Westelijke Jordaanoever opgedeeld in kleine geïsoleerde gebieden. Hierdoor is de Israëlische regering in staat om de Bezette Gebieden gedurende dagen of weken effectief af te sluiten. Er is weinig voor nodig om de gehele Palestijnse bevolking onder huisarrest te plaatsen.

Het racisme van de organisaties van de kolonisten is zelfs een bron van schaamte voor mensen die Israël steunen. Extremistische groepen als Kach, dat door de Amerikaanse militant Meir Kahane geleid werd totdat hij vermoord werd, zijn nu verboden, maar hun geest leeft voort.

In 1994 stormde Baruch Goldstein een moskee in Hebron binnen. Hij maaide de biddende bezoekers neer met een machinegeweer, 29 van hen kwamen om. Fanatici zoals Goldstein behoren niet tot een geïsoleerde minderheid. Hun daden zijn niets anders dan het logische gevolg van de ideeën die door de gemiddelde Israëlische politicus worden omarmd. Menachem Begin, de Israëlische premier tijdens de invasie in Libanon, noemde Palestijnen ‘beesten op twee benen’. Benjamin Netanyahu, die in de jaren negentig premier was, beweerde dat Arabieren “een ongeremd agressief karakter hebben. De wortels daarvan liggen in een maatschappijvisie die vindt dat bepaalde ideologische en religieuze doelen het overtreden van alle morele regels rechtvaardigen, en zelfs vereisen.”

Hulp en wapens: de Amerikaanse connectie

Israëls vermogen tot repressie is geen geheim voor het Westen. Na 1945 namen de VS de rol op zich van belangrijkste wapenleverancier van Israël. De cijfers zijn ongelooflijk. Volgens de Federatie van Amerikaanse Wetenschappers hebben de VS “sinds 1950 meer dan 46 miljard dollar aan militaire steun aan Israël gegeven, een hoeveelheid die de steun aan Egypte, tweede op de lijst van Amerikaanse begunstigden, met meer dan 20 miljard overstijgt”. In 1996 kon Israël rekenen op 12 miljard dollar, een kwart van de volledige Amerikaanse begroting voor buitenlandse steun. Die omvat miljoenen dollars aan economische steun aan een land waar het gemiddeld jaarinkomen rond de 19.000 dollar per persoon ligt. Het grootste deel van de hulp bestaat uit directe militaire giften. Israël ontvangt ongeveer 1,8 miljard dollar per jaar onder zeer gunstige voorwaarden, die volgens de Washington Report on the Middle East, “niet gelden voor enig ander ontvangend land ter wereld”.

De VS hebben er geen enkele moeite mee Israël materiaal te verschaffen dat duidelijk tot doel heeft de Palestijnse bevolking te onderdrukken. In 1998 gaf het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken toestemming voor de export van ‘anti-personnel riot control chemicals’ (chemische stoffen om bij rellen menigten uiteen te drijven) ter waarde van 3,5 miljoen dollar en daarbovenop 28.539.400 kogels en 12.768 geweren.

Israël staat al jaren bekend als leverancier van wapens aan ’s werelds meest gevreesde dictaturen. Op Israëls lijst van afnemers stonden in de jaren tachtig de door de CIA gesteunde Contra’s in Nicaragua, en Iran, Zaïre en Guatemala. Israël bouwde bovendien een speciale band op met het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Zo wisselden deze staten kennis uit op het gebied van spionage en de ontwikkeling van kernwapens. Israël was regelmatig tussenpersoon voor schimmige wapendeals tussen de VS en landen en groepen die de VS niet openlijk konden steunen.

Het Palestijnse verzet

Het verzet van de Palestijnen sinds Al-Nakba is een bron van inspiratie voor miljoenen mensen over de hele wereld. Generaties Palestijnen zijn in ballingschap opgegroeid, in vluchtelingenkampen of in de bezette gebieden. Dit heeft hen er echter nooit toe gebracht de strijd voor de bevrijding van Palestina op te geven.

De zwart-wit geblokte shawl, de kuffiyeh, en de Palestijnse vlag zijn krachtige symbolen van vrijheid en solidariteit geworden. De strijd heeft dichters, kunstenaars, musici en schrijvers opgeleverd die een Palestijnse cultuur van verzet hebben gecreëerd.

De Palestijnen waren nauwelijks voorbereid op de catastrofe van 1948.

Verzetsgroepen likten nog de wonden van de neergeslagen staking van 1936. Pas in de late jaren zestig begonnen de Palestijnen weer grote groepen te mobiliseren voor het verzet. Na de Zesdaagse Oorlog werden de trainingskampen die waren opgezet door Fatah, de organisatie van Arafat die de PLO leidde, overstelpt door jonge Palestijnen.

Fatah beargumenteerde dat de Palestijnse bevrijding alleen door gewapende strijd bevochten kon worden. Na de nederlaag van Egypte en Syrië in 1967 leek Fatah de enige organisatie in de regio die een alternatief bood. Maar achter Fatahs woorden van gewapende strijd voor zelfbevrijding lag een politiek die erop gericht was om een compromis te sluiten met de Arabische regeringen in de regio en de imperialistische grootmachten in de wereld. Fatah concentreerde zich op een combinatie van gewapende guerrillastrijd en het diplomatieke steekspel achter de schermen, in plaats van duizenden Palestijnen te mobiliseren voor een massale bevrijdingsstrijd.

De politiek van Fatah werd op dramatische wijze gesymboliseerd door Arafats historische optreden voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1974. Hier zei hij in een toespraak dat de strategie van de PLO gebaseerd was op ‘het geweer en de olijftak’. Tegen het einde van de jaren zeventig had de PLO al diverse keren de VS benaderd met een voorstel waarin de PLO de staat Israël zou erkennen in ruil voor een kleine, machteloze en economisch zwakke ‘Palestijnse staat’ op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Het duurde niettemin tot begin jaren negentig voor Israël dit voorstel aanvaarde. Een van de redenen waarom Israël opeens wel bereid bleek tot een compromis was de eerste Intifada, die in 1987 uitbrak. De Intifada maakte een einde aan Israëls zelfgenoegzaamheid. Met stenen en katapulten gewapende jongeren gingen in de straten van de Bezette Gebieden de strijd aan met ’s werelds vierde militaire macht. Algemene stakingen verlamden wekenlang het openbare leven in de bezette gebieden.

Voor het eerst sinds 1936 stond vrijwel de gehele Palestijnse bevolking tegelijk op in een strijd voor zelfbevrijding. Een activiste beschrijft wat de Intifada voor mensen betekende: “Het leiderschap komt van de mensen zelf, het komt voort uit hun eigen strijd. Dit is het resultaat van de volkscomités (…). Als het Verenigde Nationale Leiderschap van de Opstand een oproep voor een staking uitvaardigt, dan is geen enkele winkel open, niemand loopt over straat (…). Dit is een opstand die doorgaat, die escaleert. Alle verschillende groepen doen mee, alle klassen. De middenstanders doen mee, de arbeiders, dit is niet alleen een opstand van studenten.”

Het hart van de Intifada klopte in de bezette gebieden, niet bij de PLO in ballingschap. Door de opstand werd een nieuwe generatie activisten gevormd. Maar de heldhaftige strijd gaf wel een enorme impuls aan het diplomatieke spel van de PLO. Yasser Arafat riep in 1988 de Palestijnse staat uit en erkende het bestaan van de staat Israël het jaar daarop. De Amerikaanse regering begon druk uit te oefenen op Israël om onderhandelingen te beginnen met de PLO. Israëlische politici hadden één simpel antwoord op de Intifada: ‘Geweld, macht, afstraffing’. Premier Yitzhak Shamir vond dat Israël “de barrière van angst tussen Israëls leger en de Palestijnen moest herstellen, de doodsangst moest terugbrengen onder de Arabieren in het gebied”. Terwijl de Intifada doorging, leek Israël zich te hebben neergelegd bij de slechte publiciteit en de toenemende militaire uitgaven die nodig waren om de opstand neer te slaan.

Het vredesproces: oorlog onder een nieuwe naam?

In de Golfoorlog van 1991 liet Amerika met militaire middelen zien wie de baas was in het Midden-Oosten. Sommige Israëlische politici begonnen te pleiten voor een vredesvoorstel aan de Palestijnen. Vanuit een sterke positie en omgeven door Arabische regimes die waren afgekocht met Amerikaanse beloftes van steun, zou Israël alle voorwaarden zelf kunnen dicteren. De ingewikkelde akkoorden die sinds 1993 zijn gesloten laten dit duidelijk zien.

Sinds het begin van het vredesproces heeft Israël zijn invloed in de Bezette Gebieden versterkt door middel van een massale joodse nederzettingenpolitiek ten gunste van de kolonisten. Die politiek werd in hoog tempo uitgevoerd. Het jaar 2000 zag bijna een verdubbeling in de bouw en uitbreiding van nieuwe nederzettingen. De vredesonderhandelingen resulteerden in een directe controle door de Palestijnse Autoriteit over 60 procent van het gebied in de Gazastrook en slechts 4 procent van de Westelijke Jordaanoever. In de rest van de Bezette Gebieden werd de controle gedeeld met de Israëlische autoriteiten. Zoals het plan van de VN in 1947 een blauwdruk werd voor de zionistische machtsgreep in Palestina, leidden de vredesonderhandelingen in de jaren negentig tot de definitieve annexatie van de Westelijke Jordaanoever.

Simpele economische en strategische overwegingen liggen ten grondslag aan Israëls volharding in de bezetting van Palestijns gebied. 50 procent van de gehele watervoorziening van Israël komt uit gebieden die buiten de in 1967 vastgestelde grenzen liggen. Terwijl de Palestijnen voor hun watervoorziening afhankelijk zijn van primitieve putten vervuild met kunstmest bouwen Israëli’s zwembaden en tuinen in de woestijn.

De vredesonderhandelingen hebben Israël bovendien in staat gesteld zijn grip op de verzwakte Palestijnse economie te versterken. In de door Palestijnen gecontroleerde gebieden van de Gazastrook staat de economie sterk onder druk van een groeiende bevolking. Het aantal vluchtelingen in deze gebieden groeide volgens cijfers van de VN tussen 1997 en 2000 met 10,5 procent. Het contrast tussen de economie van Israël en die van de Palestijnen is de kloof tussen de Eerste en de Derde Wereld. Israël exporteerde in 1995 voor meer dan 19 miljard dollar, terwijl Palestijnen voor 340 miljoen dollar exporteerden, voor 94 procent naar Israël.

Ondanks de verzoeken van de Palestijnse Autoriteit aarzelt Israël zijn controle over de Palestijnse economie volledig afhankelijk te maken van de vrije markt. Hoewel onderhandelingen ertoe hebben geleid dat er afspraken zijn gemaakt voor de vestiging van een vliegveld en een haven in de bezette gebieden, zijn de Palestijnen eigenlijk niets anders dan gevangen op hun eigen grondgebied. Israël hanteert met regelmaat grensafsluitingen als een middel om de Palestijnse economie te ondermijnen. De schrijver van een studie van de VN geeft daarop het volgende commentaar: “Grensafsluitingen worden ongelijkmatig toegepast; Palestijnse goederen worden Israël niet binnengelaten, terwijl Israëlische producten wel naar Palestijnse gebieden blijven vloeien.” De prijs van Palestijnse goederen in de Bezette Gebieden en Israël wordt kunstmatig verhoogd door bureaucratische controles. De voorkeursbehandeling voor Israëlische producten leidt er regelmatig toe dat Palestijns fruit en groente wegrot voor het de winkels bereikt. De slogan ‘joods land, joodse arbeid en joodse producten’ is nog steeds de motor achter de Israëlische economie.

Terwijl de repressie door de Israëli’s met de dag toeneemt zijn de Palestijnen in de Bezette Gebieden ook het slachtoffer van repressie door de Palestijnse Autoriteit zelf. De veiligheidsdienst van de Palestijnse Autoriteit is verantwoordelijk voor sterfgevallen tijdens gevangenschap door martelingen, repressie tegen journalisten en wetenschappers en willekeurige executie van mensen die verdacht worden van terroristische acties. Een redacteur van de Arabische krant Al-Quds werd gearresteerd voor de weigering om een artikel over Arafats ontmoeting met de Griekse Patriarch van Jeruzalem op de voorpagina te plaatsen. Arafats commentaar was: “Het kan niet zo zijn dat een redacteur weigert naar de Voorzitter [Arafat] te luisteren en weigert diens wensen te gehoorzamen.” De repressie wordt vooral gebruikt om critici van de corruptie en de falende economische politiek van de Palestijnse Autoriteit de mond te snoeren. Het grootste deel van het kleine Palestijnse budget wordt besteed aan de zeven veiligheidsdiensten van de Palestijnse Autoriteit.

De schrijver Edward Said beschreef aan het begin van de nieuwe Intifada, in oktober 2000, in een artikel in de Britse krant The Guardian het gevoel van verraad dat onder de Palestijnse bevolking leeft: “Een deel van de nieuwe Intifada is gericht tegen Arafat, die zijn volk heeft misleid met valse beloftes en die een hele stoet corrupte leiders om zich heen heeft (…). Zijn internationale beschermheren accepteren dit in de naam van het ‘vredesproces’, ongetwijfeld het meest gehate woord in het Palestijnse woordenboek.”

Sinds het begin van het vredesproces is het leven van de Palestijnen er niet beter, maar juist slechter op geworden.

Het bruto nationaal product is sinds 1993 met 35 procent gedaald. De werkloosheid is in sommige delen van de Bezette Gebieden gestegen tot 40 procent.

Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de Bezette Gebieden is gedaald van 2800 euro in 1987 tot 1680 euro in 2000. Het gemiddelde inkomen in Israël is 19.2000 euro.

Er leven 1 miljoen Palestijnen binnen de Israëlische grenzen. Zij zijn tweederangsburgers. Het gemiddelde inkomen van Israëli’s is 33 procent hoger dan dat van Palestijnen.

Er is in Israël sinds de jaren veertig geen enkele nieuwe Arabische stad gebouwd. Alleen al in 2000 weigerde Israël 22.000 bouwvergunningen ingediend door Arabieren.

Onder de Arabieren is de zuigelingensterfte twee keer zo hoog als onder de Israëli’s.

Komt er ooit vrede in het Midden-Oosten?

De nieuwe Intifada van oktober 2000 heeft laten zien hoe kwaad Palestijnen zijn over de zinloosheid van het ‘vredesproces’. Hun moedige verzet heeft overal ter wereld weerklank gevonden. In de omringende landen hebben studenten en arbeiders hun steun betuigd en solidariteit getoond met de Palestijnse strijd. Van Marokko tot Syrië en van Egypte tot Turkije gingen honderdduizenden de straat op. De fakkel van het Palestijnse verzet tegen het imperialisme werd voor korte tijd in de omringende landen overgenomen.

De mislukking van het ‘vredesproces’ en de zwakte van de PLO laten zien dat het onmogelijk is om bevrijding te verwezenlijken door op compromissen aan te sturen met het zionisme en het imperialisme. Dit soort vredesakkoorden betekenen niets meer of minder dan overgave.

De afgelopen vijftig jaar is de politiek in het Midden-Oosten gedomineerd door bewegingen die de solidariteit en het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse in deze landen hebben ondermijnd. De leiders van de bevrijdingsbewegingen die een einde maakten aan de westerse koloniale overheersing over het Midden-Oosten eisten dat de arbeiders van Syrië, Egypte en Irak hun eigen belangen opofferden aan de opbouw van een nationale staat. De droom van nationale bevrijding werd een nachtmerrie toen de nationalistische leiders zichzelf onder druk van economische crisis gedwongen zagen deals te sluiten met het Amerikaanse imperialisme.

In het hele Midden-Oosten worden arbeiders geconfronteerd met dezelfde problemen: stijgende prijzen, dalende lonen, massale werkloosheid, gebrekkige sociale voorzieningen en een ineenstortende gezondheidszorg. Hoewel ze in een gebied leven dat het allerbelangrijkste product ter wereld voortbrengt, leven ze in armoede omdat hun leiders een verbond zijn aangegaan met het imperialisme.

De tragedie in Palestina is een onderdeel van een veel groter probleem, namelijk de systematische plundering van het Midden-Oosten door het imperialisme.

De vorming van Israël was het gevolg van de belangen van het imperialisme in de regio. De politiek van Israël is tot op de dag van vandaag een onderdeel van de politiek van het imperialisme en de multinationals. De strijd voor een vrij Palestina is een onderdeel van een veel grotere strijd voor de rechten van gewone mensen, tegen een elite die alles in haar eigen voordeel bepaalt en beslist. Alleen deze strijd kan leiden tot de oprichting van een echte democratische, socialistische staat in Palestina waarin Arabieren en joden in vrede kunnen leven.

“Geloof je nou werkelijk dat wij [de Israëli’s] konden doorgaan met deze bezetting tot het einde der tijden, dat de onontkoombare explosie nooit zou komen? Dat we land konden confisqueren, rechten konden ontnemen en degenen die bezet werden konden blijven vernederen bij wegversperringen? Dat we op ze konden pissen vanaf onze balkons, hen vernederen door middel van onze bezettings¬bureaucratie en hun eer besmeuren? Dat we hun konden tonen dat hun bloed minder waard was dan het onze? Dat we ze konden commanderen en vertrappen zonder dat het kruitvat ooit zou ontploffen?

Het is ongelofelijk hoe achterlijk een klein en slim land kan worden als het een knuppel in zijn hand heeft gekregen.”

Israëlische krant Yediot Aharonot, 13 oktober 2000

Veel mensen vragen zich af of zo’n staat er wel kan komen. Tientallen jaren van haat kunnen toch niet zomaar van tafel worden geveegd? Het enige antwoord op deze vragen ligt besloten in een andere vraag: wat is het alternatief? De macht die Israëls aanwezigheid in het Midden-Oosten garandeert, is de macht van de VS. Ondanks het enorme militaire overwicht van de VS hebben Amerikaanse steun en wapens geen vrede en veiligheid kunnen brengen voor de joden in Israël. In plaats daarvan leven zij in een van de meest militaristische en gewelddadige landen ter wereld. Een maatschappij die gebaseerd is op de racistische gedachte dat joden niet met andere volkeren in vrede kunnen leven. Het zionisme kan alleen maar bestaan achter het prikkeldraad van apartheid.

Niet alle joden zijn zionisten. Er zijn ook andere politieke tradities onder joden dan het zionisme, tradities van socialisme en internationale solidariteit. In de jaren veertig vochten joden, moslims en christenen in Egypte, Irak en Syrië zij aan zij tegen het imperialisme. Zij zagen daarin een gemeenschappelijke vijand.

De oliegiganten die ervoor zorgden dat Ken Saro-Wiwa in Nigeria werd geëxecuteerd zijn dezelfde bedrijven die profiteren van de ‘stabiliteit’ die Israëlische tanks en helikopters op de Westelijke Jordaanoever garanderen. Hetzelfde systeem dat Israël voorziet van de meest moderne militaire technologie eist miljarden dollars in de vorm van schuldafbetalingen van de armste landen in Afrika.

Om deze reden is elke staking en elke demonstratie tegen de Wereldbank, het IMF en de Amerikaanse buitenlandse politiek een hamerslag tegen de ketens die de Palestijnen gevangen houden. Deze strijd tegen een onmenselijk systeem, de veroorzaker van oorlog en armoede over de hele wereld, zal de eerste steen leggen voor de grondvesten van vrede en vrijheid in het Midden-Oosten.

 

(‘De nieuwe Intifada – Israel, imperialisme en het Palestijnse verzet’ is een uitgave van de Internationale Socialisten. Originele titel: ‘The New Intifada: Israel, Imperialism and Palestinian Resistance’ Auteur: Anne Alexander. Vertaling: Michiel Bakker en Angela Ettema. In het Nederlands uitgegeven in juli 2003.)