De mythes over thorium
In de afgelopen tien jaar zijn sommige voorstanders van kernenergie hun aandacht gaan vestigen op thoriumcentrales. De opwekking van kernenergie uit thorium – in plaats van uit uranium – zou geen van de nadelen hebben die aan kernenergie kleven. De luidste pleitbezorgers van dit type kernenergie zijn Thierry Baudet en zijn discipelen. Maar ook Telegraaf-columnist Ronald Plasterk is groot voorstander. Volgens die laatste moet kernenergie in het algemeen en thorium in het bijzonder worden aangegrepen in de transitie naar duurzame energie.
Maar kloppen de argumenten van de voorstanders wel?
Thoriumenergie helpt de klimaatdoelen te halen
Energie uit thoriumcentrales is nog pure toekomstmuziek. Tot nu toe worden nog slechts experimentele centrales gebouwd, bedoeld voor verder onderzoek. De eerste thoriumreactoren die in staat zullen zijn om echt stroom te gaan leveren, zullen zeker niet voor het jaar 2050 operationeel zijn.
Wie beweert dat klimaatverandering gestopt kan worden met deze energie stelt eigenlijk voor om niets te doen aan het klimaatprobleem en de hoop te vestigen op een ‘oplossing’ die in de toekomst wellicht mogelijk wordt, maar vooralsnog vooral science fiction is.
Daar komt bij dat het nog maar de vraag is of die toekomstige nieuwe kerncentrales wel economisch levensvatbaar zullen zijn. Tot nu toe heeft kernenergie nog altijd structureel grote staatsinvesteringen nodig om te kunnen concurreren met andere energiebronnen. Of dat met thorium anders zal zijn, is maar zeer de vraag: het lijkt er eerder op dat het zelfs nog een stuk duurder zal zijn.
Dat komt deels omdat energieopwekking met uranium al langer praktijk is en daarom beter is onderzocht en geoptimaliseerd. Met meer onderzoek zou dat kunnen veranderen, zeggen voorstanders van thorium. Maar de vraag is ten eerste of dat zo is en hoe lang dat dan zou duren en ten tweede of geld, tijd en energie niet duizendmaal beter besteed zijn aan schonere en veelbelovendere alternatieven.
Thoriumenergie is veilig
Voorstanders van thoriumenergie wijzen erop dat er in thoriumcentrales geen gevaar bestaat op een meltdown, zoals bij andere kerncentrales wel het geval is. Daar komt bij dat het meeste afval dat bij energieopwekking in een thoriumcentrale vrijkomt veel minder lang radioactief blijft.
Het meeste afval blijft nog zo’n driehonderd jaar radioactief. Dat is veel minder dan de 240.000 jaar dat ander radioactief afval gevaarlijk blijft, maar het is bepaald niet niks. Het veilig opslaan van dit gevaarlijke materiaal blijft een enorm groot probleem. Het industriële kapitalisme ontstond in de negentiende eeuw en raakte op stoom gedurende de twintigste. Zelfs een oppervlakkige blik op de grote historische gebeurtenissen in die periode is ruimschoots voldoende om te kunnen concluderen dat dat allesbehalve een geschiedenis van veiligheid, harmonie en stabiliteit is geweest. Als de afgelopen tweehonderd jaar een indicatie zijn voor de toekomstige driehonderd jaar, dan lijkt langetermijnopslag van radioactief materiaal een bijzonder slecht idee.
Bovendien komt in een thoriumcentrale ook afval vrij dat wél 240.000 jaar radioactief blijft, zij het in kleinere hoeveelheden. Maar gezien de mate van radioactiviteit maakt het volume maar heel weinig uit: het blijft levensgevaarlijk materiaal dat lang gevaarlijk blijft. Voor het probleem van de opslag is geen oplossing. Daarnaast blijft het werken met hoge concentraties van radioactief materiaal levensgevaarlijk – dat het gevaar van een meltdown daar niet nog eens bij komt is natuurlijk fijn, maar het verandert niets aan dat fundamentele feit.
Voorstanders van thorium verspreiden ook misinformatie over de proliferatierisico’s van de grondstof. De Groene Rekenkamer, mede opgericht door oud-topbankier en FvD-Provinciale Statenlid Ralf Dekker, stelt bijvoorbeeld resoluut dat thorium ‘niet [kan] worden gebruikt voor kernwapens’. Dit is pertinent onwaar: studie na studie heeft uitgewezen dat er kleine hoeveelheden uranium-233, een materiaal dat bruikbaar is in kernwapens, kunnen worden geproduceerd uit thorium. Het proliferatie-risico van thorium is dus zeker niet kleiner dan van uranium, stellen ook vijf wetenschappers in het gerenommeerde natuurwetenschappelijke tijdschrift Nature.
Waarom willen ze het dan toch?
Omdat energiebedrijven doodsbang zijn voor hun verdienmodel. Kernenergie moet net als fossiele energie centraal worden opgewekt en vraagt om grote kapitaalinvesteringen. Dat zien we eigenlijk ook bij de ronkende verhalen over de mogelijkheden van groene waterstof, een zwaar gesubsidieerd speeltje van de (petrochemische) industrie dat ondanks de mooie beloften niet zorgt voor CO2-reductie. Er moeten namelijk eerst energiecentrales bijgebouwd worden voor de extra benodigde capaciteit aan elektriciteit. Consumenten van deze vormen van energie zijn dus afhankelijk van grote bedrijven. Bij windenergie en in het bijzonder bij zonne-energie is dat veel minder het geval. De verduurzaming van de energieproductie en de verdere ontwikkeling van duurzame energiebronnen opent het perspectief op een toekomst zonder grote energiebedrijven. Dat is een droom voor socialisten, maar een nachtmerrie voor het kapitaal.
Ten tweede heeft de fossiele industrie er belang bij om ons technische wondermiddelen in het vooruitzicht te stellen die het klimaatprobleem in een keer zouden oplossen en en passant alle andere oplossingen overbodig maken. Dat leidt de aandacht af van het feit dat er nu actie kan en moet worden ondernomen om CO2-uitstoot terug te dringen en draagt zo bij aan het grote doel van de fossiele industrie: het zaaien van verwarring en tegenhouden of traineren van effectieve actie om klimaatverandering tegen te gaan.
Lees ook dit interview met Kirsten Sleven, de directeur van Wise, over kernerenergie.