De laatste opstand? De Rode Week van 1918

Protesterende vrouwen tijdens het Aardappeloproer, 1917 (collectie Ron Blom)
In 1918 verkeerde een groot deel van Europa na vier lange oorlogsjaren in een diepe crisis. Ook in het neutrale Nederland was het onrustig. In november vond een demonstratie van arbeiders, soldaten en matrozen plaats en deed Pieter Jelles Troelstra zijn fameuze oproep tot revolutie. Waarom mislukte deze zogeheten Rode Week?
13 november 2018

Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog lag Europa in puin. De oorlog had al meer dan 10 miljoen slachtoffers geëist. In 1917 was de Tsaar onttroond en had zich in Rusland een socialistische revolutie voltrokken. En een jaar later was het Duitse Keizerrijk militair ingestort en hadden matrozenopstanden de Duitse Keizer verjaagd. Ook in Nederland, dat als neutrale natie niet aan de gevechtshandelingen meedeed, heerste er grote ontevredenheid.

Gebrek aan voedsel leidde onder meer tot het Aardappeloproer van juli 1917. De Spaanse griep eiste der tigduizend slachtof fers. Bovendien begon ook in Nederland de mobilisatiemoeheid toe te nemen. Zo brak er op 25 oktober 1918 een opstand uit onder soldaten in De Harskamp en op een vijftal andere plaatsen. De soldaten wilden niet langer ver van huis onder de wapenen blijven.

De Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de radicale voorloper van de PvdA, was in die tijd de grootste socialistische politieke organisatie. Diverse linkse organisaties hadden toen hun eigen soldaten- en matrozenverenigingen. De met de sociaaldemocratie sympathiserende Bond van Nederlandsche Dienstplichtigen (BvND) en de Bond voor Minder Marinepersoneel (BvMMP) steunden net zoals de SDAP de mobilisatie, omdat daarmee de neutraliteit van Nederland gediend zou zijn.

Dit was de zogeheten politiek van de godsvrede. Voor deze organisaties stond de nationale eenheid gedurende de mobilisatie boven de klassenverschillen. De meer radicale anarchistische en communistische stromingen hadden hun eigen soldaten- en arbeidersraden. Geïnspireerd door het Russische, en later het Duitse, voorbeeld wilden zij organen creëren die een rol konden spelen bij het vervangen van het kapitalisme door een socialistische maatschappij. De circa twintig arbeiders- en soldatenraden hadden onvoldoende invloed en speelden net als de BvND en BvMMP geen belangrijke rol bij de oktober-onlusten in de Nederlandse kazernes en legerplaatsen.

Troelstra wil arbeidersmacht

Op 11 november 1918, de dag dat de officiële wapenstilstand tussen de oorlogvoerende naties werd getekend, sprak SDAP-leider Troelstra’s avonds in het Rotterdamse Verkooplokaal op een partijbijeenkomst. Er heerste een opgewonden sfeer. De socialistenleider voelde dit prima aan:

Hier noch elders woonde ik ooit een avond bij van zo grote historische betekenis als deze: wij komen hier om te spreken op het ogenblik, dat ook ons, de arbeidersklasse, de macht in handen zal geven! (luid applaus) … Bezoedelt deze grote tijd niet door onwaardige daden; laat er eenmaal worden gezegd: het Nederlandse proletariaat toonde zich berekend voor zijn taak, de Nederlandse proletarische revolutie is geweest het gloriepunt in de geschiedenis van Nederland! (langdurig geestdriftig applaus).

Troelstra riep op tot de vorming van een Opperste Raad van Arbeiders en Soldaten. De leider van de BvND Ab Butselaar had Troelstra laten weten dat de soldaten van zijn bond de SDAP-leider zouden volgen. Dat wekte wel enige verbazing: tot dan toe hadden de met de SDAP samenwerkende soldaten- en matrozenorganisaties zich vanwege de godsvredepolitiek verre gehouden van het stichten van raden. Bovendien hadden de leidingen van de diverse sociaal-democratische organisaties benadrukt niets te maken te hebben met de muiterijen in de kazernes.

Kennelijk schatte Troelstra in dat de SDAP links ingehaald zou worden door de radicalere politieke krachten die aan invloed wonnen. De volgende dag hield Troelstra in de Tweede Kamer opnieuw een vurig betoog:

Thans is de tijd aan ons gekomen niet om te vragen 80 gram meer brood, niet om afgescheept te worden met kleine sociale hervormingen, die intussen altijd zo verschrikkelijk in dit parlement duren en zo droevig zijn het onderwerp van het politieke geharrewar der partijen, maar om thans, nu de politieke macht aan ons is, de sociale verbeteringen die wij met die macht kunnen verkrijgen, niet te vragen in een verlanglijstje, maar zelf met behulp van hen die met ons willen samenwerken, wie zij ook mogen zijn, zo spoedig mogelijk en zo afdoend mogelijk tot stand te brengen…

De uren durende rede van Troelstra maakte grote indruk, niet alleen bij links, maar ook bij de heersende macht.

Het establishment zit niet stil

De schrik zat er goed in bij het establishment. De inlichtingendienst was verontrust doordat velen de eerste dagen lijdzaam hadden toegekeken. Maar op 12 november kwam de ‘contrarevolutie’ goed op gang. Namens de regering deelde minister- president Ruijs de Beerenbrouck mee dat besloten was tot demobilisatie met een financiële tegemoetkoming. Ook zou de voedselsituatie verbeterd worden.

De plotseling afgekondigde demobilisatie kwam tegemoet aan de meeste klachten van de militairen. Hierdoor kreeg de revolutiepoging van Troelstra weinig steun van de soldaten.

Betrouwbare troepen werden naar de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gestuurd. Daarnaast werd de Bijzonder Vrijwillige Landstorm opgeroepen om het gezag van de regering te versterken. Binnen het leger werd de ‘Bond van Regeeringsgetrouwen’ opgericht en pamfletten riepen soldaten op om lid te worden. De inlichtingendienst werkte hieraan mee.

Op woensdag 13 november werden strategische punten in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam onder militaire bewaking gesteld. Gemeenten kregen de opdracht burgerwachten te formeren. In een proclamatie riep de regering de bevolking op niet het voorbeeld van Rusland te volgen en deed allerlei beloftes om de onvrede onder de bevolking tegen te gaan.

De houding van de SDAP was inmiddels niet meer revolutionair te noemen. Troelstra werd in eigen kring zwaar onder druk gezet. Vele SDAP-prominenten distantieerden zich van hem, vooral omdat hij zich tegen de partij-afspraken in te revolutionair had opgesteld.

Zij wilden voortgaan op de weg van geleidelijke parlementaire hervormingen. Dat was ook de achtergrond van hun steun aan de mobilisatie. Het antimilitaristische en revolutionaire sentiment, dat er zeker nog was binnen de partij, werd daarbij steeds verder naar de achtergrond verschoven.

Toch was de hoop op een radicale ommezwaai nog niet geheel vervlogen. Op federatie- en afdelingsvergaderingen van de SDAP werd ’s middags en ’s avonds krasse taal gesproken. Met name in Amsterdam, Den Haag, Enschede en Zaandam waren er massale bijeenkomsten. Velen waren in afwachting van instructies.

Zelfs in het niet zo rode Limburg stond een comité van soldaten en arbeiders klaar. Het feit dat het Revolutionair-Socialistisch Comité (RSC), een samenwerkingsverband van onder andere anarchisten en communisten, die dag zijn medewerking toezegde (zonder overigens tot samenwerking te komen), verhoogde de strijdlust.

Revolutionair-Socialistisch Comité

Het RSC hield overdag eveneens in Amsterdam drukbezochte bijeenkomsten in de Handwerkers Vriendenkring. Na afloop was er ’s avonds een grote demonstratie van meer dan drieduizend mensen, geleid door de communisten Henriëtte Roland Holst en David Wijnkoop. Diverse leden van de Amsterdamse Soldaten- en Arbeidersraad liepen mee met de massa, waaronder zo’n 400 soldaten en matrozen. Ze zongen socialistische liederen.

Het eindpunt van de demonstratie had moeten zijn de Oranje-Nassaukazerne, waar een lid van de Amsterdamse Soldatenraad zou worden vastgehouden. In de Sarphatistraat ging het echter mis. Bij de kazerne aangekomen riepen de demonstranten de aanwezige huzaren op zich aan te sluiten. Wat er toen gebeurde is onduidelijk. Zeker is dat er geschoten werd vanuit de kazerne, maar ook de revolutionairen lieten zich niet onbetuigd. Aangekomen bij de Cavaleriekazerne probeerden zij om het toegangshek met een bijl te forceren.

Een lid van de soldaten- en arbeidersraad trok een revolver om daarmee te schieten op de gewapende wacht aan de kazernepoort. Daarna gooide hij een granaat, die niet afging. Deze handgranaat was geleverd door een politie-infiltrant en werkte niet. De revolutionairen hadden overigens wel degelijk de beschikking over scherpe granaten via kameraden die werkten bij de nabij gevestigde munitiefabriek Hembrug. De schietpartij had vier doden en achttien gewonden tot gevolg. Na de schermutselingen voor de poort van de Cavaleriekazerne bereikte slechts het voorste gedeelte van de demonstratie de verderop gelegen Oranje Nassau-kazerne.

Ofschoon het incident in de Sarphatistraat slechts één van de vele demonstraties en manifestaties in het land was, was het ook tegelijkertijd een belangrijke krachtmeting waarbij het gebruik van vuurwapens niet geschuwd werd. De volgende dagen werd het duidelijk dat de revolutiepoging mislukt was. Het RSC riep op tot een nieuwe demonstratie, waar naar het Parijse voorbeeld de Commune van Amsterdam had moeten worden uitgeroepen. Er kwamen echter maar honderd mensen. Kennelijk had het incident bij de Cavaleriekazerne de mensen afgeschrikt.

Troelstra gaf in de Tweede Kamer en ook op het in het weekend van 16 en 17 november gehouden SDAP-congres publiekelijk toe dat hij zich vergist had. De Nederlandse elite kreeg weer greep op de situatie. De dag na het SDAP-congres, op maandag 18 november, reed koningin Wilhelmina in een koets over het Malieveld in Den Haag.

Een grote menigte in het oranje geklede mensen wachtte haar op. Een groep militairen spande de paarden van de koets uit, nam de plaats in van de dieren en trok samen met een aantal burgers de koets verder. Achteraf werd duidelijk dat dit alles niet zo spontaan was gebeurd als men wel wilde doen geloven. De soldaten hadden namelijk het bevel gekregen om de plaats van de paarden in te nemen.

De laatste opstand?

Had het anders kunnen lopen? Wellicht. Er vonden in die periode nog wel besprekingen plaats tussen vertegenwoordigers van het RSC aan de ene kant en SDAP en NVV aan de andere kant. Het doel was om op één lijn te komen.

Maar de SDAP bleek de uitgangspunten van het RSC, het grijpen van de staatsmacht, niet te waarderen. De meerderheid van de SDAP-leiding bleek geen revolutie te willen, maar slechts inwilliging van haar programma.

Een deel van de nagestreefde eisen werd overigens wel binnengehaald, zoals de achturige werkdag, sociale verbeteringen als de ouderdomsvoorziening en algemeen vrouwenkiesrecht.

De bloedige confrontatie voor de Cavaleriekazerne toonde de zwakheid van revolutionair links aan. De autoriteiten waren er in geslaagd om de revolutionair socialisten te verlammen. De revolutionairen waren niet voorbereid op het voeren van straat- en barricadegevechten en waren simpelweg niet in staat om een plan ten uitvoer te brengen om de politieke macht over te nemen. Wat er gebeurd zou zijn als de scherpe granaten zouden zijn gebruikt, zullen we nooit weten.

Troelstra had zich niet alleen vergist in de relatie tussen de sociaaldemocraten en de burgermaatschappij. Hij had de machtsovername niet planmatig voorbereid en had bovendien de invloed van de SDAP in de krijgsmacht overschat. Slechts een kleine minderheid van de soldaten was bereid om zijn oproep te volgen.

De revolutie-oproep van Troelstra was tot nu toe de laatste poging om een socialistische revolutie te doen plaatsvinden in Nederland. Uiteindelijk lukte het de revolutionairen niet de muiterijen en de onrust in leger en burgermaatschappij om te vormen tot een serieuze bedreiging van de Nederlandse staat en de heersende orde. Revolutionairen vandaag de dag doen er goed aan de lessen van die Rode Week 1918 ter harte te nemen.

 

Opstand in Indonesië

De berichten over omwentelingen in Rusland, Duitsland en mogelijk ook Nederland deden de harten van antikoloniale activisten in het toenmalige Nederlands-Indië sneller kloppen.

Daar werd onder invloed van de revolutionair Henk Sneevliet de basis gelegd voor de Communistische Partij van Indonesië (PKI). Matrozen- en soldatenraden bereidden zich voor op de nieuwe ontwikkelingen. De onvrede binnen het koloniale militaire apparaat begon samen te vallen met de opkomende bevrijdingsbeweging van Indonesische boeren en arbeiders.

Net als in Nederland sloegen de autoriteiten terug. De raden werden opgerold en belangrijke woordvoerders van de ontluikende nationalistische en socialistische beweging, zoals Sneevliet, werden uitgezet.

Volgend jaar verschijnt Ron Bloms nieuwe boek: In het spoor van Domela Nieuwenhuis. Over het vroege communisme in Friesland, ca. 1907- ca. 1935.

Vanmiddag zal in de voormalige Cavaleriekazerne aan de Sarphatistraat een herdenkingsbijeenkomst plaatsvinden om stil te staan bij het honderdjarig jubileum van de protesten.