De koorddans van China’s politieke elite

De Chinese economie loopt steeds verder tegen haar eigen grenzen aan: de groei loopt jaar in jaar uit terug, de schuldenberg wordt alsmaar hoger en de internationale handelsoorlog met haar grootste concurrent de VS verscherpt. In China. Rise, Repression & Resistance duidt de marxistische politicoloog Adrian Budd de hedendaagse situatie in China.
24 januari 2025

Wie naar China’s opmars van de afgelopen decennia kijkt, zal het niet bevreemden dat commentatoren deze vaak typeren als ‘economisch mirakel’. Het land groeide uit van een naar binnen gekeerde, onderontwikkelde economie tot een internationale handelsmogendheid. Waar China’s exportcijfer in de jaren 1980 rond de 826 miljoen euro per jaar lag, is dat tegenwoordig ongeveer 2950 miljard euro per jaar – zo’n 13-15 procent van het wereldtotaal.

Budd benadrukt dat dat zogenaamde mirakel echter stagneert: in 2007 betrof China’s economische groei 14 procent, maar in 2023 was die tot zo’n 5 procent teruggelopen. Met kapitaalinjecties in de vorm van duizelingwekkende leningen probeert de staat die groei kunstmatig op peil te houden, maar de economie blijft sputteren en de torenhoge schuldenlast wordt alsmaar groter.

Multinationals

Sinds Deng Xiaoping in 1978 leider werd van de Chinese Communistische Partij (CCP), kreeg China’s openstelling voor buitenlands kapitaal vorm. Zo werden honderden miljoenen migrantenarbeiders uit het Chinese binnenland aangemoedigd om naar de onder Deng opgezette ‘speciale economische zones’ (SEZ’s) te trekken.

De SEZ’s zijn gebieden waarin investeringen van multinationals zeer aantrekkelijk worden gemaakt met  allerlei voordelige vestigingsregelingen. Het schoolvoorbeeld van een SEZ is de megastad Shenzhen, die vanaf 1980 razendsnel uitgroeide tot internationaal centrum voor hightechindustrie en financiële diensten. Tegelijkertijd staan de SEZ’s bekend om hun dramatische werkomstandigheden en belabberde lonen, waar voornamelijk miljoenen migrantenarbeiders onder gebukt gaan.

Partijelite

De spectaculaire economische groei van China vindt dus plaats over de ruggen van werkende mensen. De ultrarijke toplaag in de CCP plukt het overgrote deel van de vruchten van hun arbeid. De CCP is volgens Budd ‘een partij van zakenlieden’: in 2013 zaten in de wetgevende Nationale Volksvergadering van 3.000 personen maar liefst 31 miljardairs.

Deze partijelite is geen monolithisch blok, maar kent verschillende stromingen die zich onder meer onderscheiden in hun houding ten opzichte van verdere liberalisering of regulering van de economie. Met verdere openstelling van de nationale markt dreigt namelijk ook de opbouw van een alternatieve machtsbasis – die van partijonafhankelijke privékapitalisten.

Budd beschrijft hoe de CCP onder Xi Jinping dit potentiële gevaar met regulering en surveillance probeert in te dammen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door partijcellen in multinationals te vestigen. Deze opereren als een parallelle machtsstructuur die privékapitalisten monitort en management beïnvloedt.

Verzet en repressie

Daarnaast analyseert Budd hoe de CCP haar positie probeert te verdedigen ten opzichte van de gigantische arbeidersmassa’s. Nu de economie steeds verder stagneert en CCP’s beloften van gemeenschappelijke welvaart steeds holler klinken, neemt verzet van onderop toe.

Zo was er een grote toename in het aantal fabrieksstakingen in 2023: 434 in 2023 vergeleken met 37 in 2022. Directe aanleiding voor dergelijke stakingen waren fabriekssluitingen en achterstallig loon. Hoewel arbeidersverzet dikwijls met harde repressie wordt beantwoord, slaagden werkende mensen er geregeld in om – weliswaar beperkte – verbeteringen af te dwingen.

Om zulke onvrede te kanaliseren, beroept Xi zich volgens Budd op nationalisme om een eenheidsgevoel en vijandigheid richting andere staten op te wekken. De staat schildert bovendien gemarginaliseerde bevolkingsgroepen die niet behoren tot de Han-Chinezen (90 procent van China) steeds meer af als obstakel voor een harmonieuze, welvarende samenleving.

Het meest lugubere voorbeeld hiervan is de vervolging van Oeigoer-moslimgemeenschappen uit de Xinjiang-regio. In het kader van ‘terrorismebestrijding’ sluiten autoriteiten massa’s Oeigoeren op in ‘heropvoedingskampen’, terwijl ze Xinjiang cultureel en etnisch zuiveren van islamitische invloeden.

Inter-imperialistische strijd

Budd betoogt dat China sinds Mao Zedongs dood geleidelijk een hybride van ‘staats- en privékapitalisme’ werd. Volgens hem kenmerkt dit model ook andere economische grootmachten: deze zijn weliswaar geen kopieën van elkaar, maar volgen wel vergelijkbaar neoliberaal beleid. Waarop China zich dan precies wél fundamenteel onderscheidt van andere machtsblokken, is niet helemaal helder.

De Chinese staat is volgens Budd bovendien ‘ingebed in een wereldwijd systeem van inter-imperialistische rivaliteit’. Net als andere imperialistische staten voelt China zich genoodzaakt om zijn militaire, economische en politieke invloed wereldwijd uit te oefenen vanwege, onder andere, afnemende mogelijkheden voor winstgevende binnenlandse investeringen en een zucht naar grondstoffen.

Budd gaat in detail in op de rivaliteit tussen China en de VS, militair gezien veruit de sterkste imperialistische speler. Deze rivaliteit uit zich bijvoorbeeld in hun techstrijd. Om China economisch én militair-technologisch voor te blijven, poogt de VS het land met sancties te dwarsbomen in de productie van en handel in microprocessoren.

Perspectief

In zijn nawoord biedt Budd een realistisch perspectief op kansen voor democratische verandering. Chinezen die in opstand komen, lopen risico op lange celstraffen, maar ondanks alle gevaren laait verzet sinds 2023 weer op. Tegelijkertijd geeft Budd terecht aan dat het potentieel van dit verzet niet volledig tot wasdom kan komen als er geen revolutionaire organisatie bestaat. Binnen zo’n structuur kunnen arbeiders ervaringen delen en samen tot de juiste strategie komen om te strijden voor fundamentele democratische verandering. Dat de opbouw van zo’n organisatie extreem riskant is, erkent Budd terdege.

Het is al bij al knap hoe Budd in zijn betrekkelijk korte boek zo veel facetten van hedendaags China behandelt. Uiteraard kan een dergelijk complex gebied nooit in al zijn volledigheid worden geanalyseerd en dat ambieert Budd dan ook niet. Lezers die zich verder willen verdiepen in bepaalde deelonderwerpen kunnen hun voordeel doen met de literatuurlijst achter in het boek. Het is een ander aspect dat China. Rise, Repression & Resistance tot nuttig handboek maakt voor een beter begrip van deze kapitalistische grootmacht.

Adrian Budd, China. Rise, Repression & Resistance. Bookmarks 2024, 13,00.

Dit boek is te koop via Leeslinks.nl.

Jij wilt ons nieuws.





    Je emailadres is vereist.