De keerzijde van grote sporttoernooien

In verval geraakt olympisch softbalstadion in Athene
Overal waar grote sporttoernooien worden georganiseerd heeft de lokale bevolking te lijden onder de gevolgen daarvan. Met lokale middelen worden in korte tijd enorme infrastructuren opgetuigd, waarvoor inwoners gedwongen moeten verhuizen. Terwijl de miljardenopbrengsten worden weggesluisd, bezwijken arbeiders onder de hoge werkdruk en lage lonen.
23 juli 2021

De Olympische Spelen in Tokio gaan vandaag van start, nadat zij een jaar zijn uitgesteld vanwege de coronapandemie. De vertraging alleen al zorgt voor een kostenstijging van 3 miljard dollar. De kosten waren vooraf geraamd op 7,5 miljard dollar, maar nu al blijken ze te zijn gestegen tot 35 miljard dollar. Deze stijgende kosten worden voor maar een derde deel door privé-investeringen gedekt en voor het grootste gedeelte door publiek geld. Dat betekent dat werkende mensen voor de kosten opdraaien.

Naast de steeds oplopende kosten zijn er serieuze zorgen om coronabesmettingen die de Olympische Spelen kunnen veranderen in een superspread-event – in het bijzonder door de opkomst van de deltavariant. Op 23 juni werden meer dan 600 besmettingen geregistreerd. En dat terwijl experts aangeven dat het gemiddelde onder de 100 besmettingen per dag moet liggen om de Spelen veilig door te kunnen laten gaan. Uit peilingen onder de Japanse bevolking blijkt dan ook dat 83 procent liever niet heeft dat de Olympische Spelen doorgaan. Maar de belangen van de grote investeerders hebben zoals gewoonlijk prioriteit over de gezondheid van de mensen.

Patroon

De stijgende kosten van de Olympische Spelen in Tokio zijn geen incident, maar passen in een decennialang patroon. Het meest recente voorbeeld waren de Spelen van 2016 in Brazilië. De uiteindelijke kosten daarvan worden geschat op 11,1 miljard dollar en er wordt gesproken van een verlies van 2 miljard dollar. De kosten zaten vooral in het opbouwen van infrastructuur, zoals de bouw van een metrolijn die sporters en bezoekers moest vervoeren, van het Olympisch dorp met 3600 appartementen en van sportfaciliteiten. Veel van deze faciliteiten wordt nu amper nog gebruikt. 

Naast de exorbitante kosten moesten tienduizenden lokale inwoners gedwongen verhuizen om plaats te maken voor stadions en andere faciliteiten. Terwijl er miljarden dollars vrij werden gemaakt voor het organiseren van dit sportevenement werd de uitbetaling van salarissen aan ambtenaren opgeschort en werd er bezuinigd op publieke voorzieningen. Er wordt vaak beweerd dat de bouw van voorzieningen werkgelegenheid oplevert, maar werkers worden met een hongerloon uitgebuit en het geld komt bij hun bazen terecht. Bovendien gaat het vooral om tijdelijke banen: van de 130.000 nieuwe banen die het WK in Zuid-Afrika opbracht, was na afloop alweer 90 procent verdwenen.

Dezelfde problemen zien we bij andere grote sportevenementen zoals het WK voetbal. Bij het WK in Zuid-Afrika in 2010 was er uiteindelijk een budgetoverschrijding van 300 procent. De uiteindelijke kosten worden geschat op ruim zeven miljard dollar. Om het in perspectief te plaatsen: dat is 6,4 procent van het bnp van Zuid-Afrika. Het verlies wordt geschat op 2,8 miljard dollar. 

Het volgende wereldkampioenschap in 2022 wordt gehouden in Qatar. Dat land kent geen voetbalgeschiedenis en heeft ook geen grote stadions om gastheer te zijn van een wereldkampioenschap voetbal. Toch worden daar miljarden geïnvesteerd en duizenden arbeiders werken onder dodelijke omstandigheden om acht stadions uit de grond te stampen. Terwijl de kosten voor het organiseren van het wereldkampioenschap oplopen tot 200 miljard dollar zijn er inmiddels 6.500 arbeiders overleden vanwege zeer slechte werkomstandigheden.

Wat anders moet

Dit soort evenementen moet anders georganiseerd worden, zodat het niet ten koste gaat van onder andere de lokale inwoners. Een van de maatregelen die genomen kunnen worden is het aanwijzen van een aantal vaste steden in de wereld waar de Olympische Spelen gehouden worden. Zo hoeven er niet elke vier jaar opnieuw faciliteiten te worden gebouwd die na afloop niet meer gebruikt worden.

Een andere maatregel is om de torenhoge inkomsten  van de uitzendrechten anders te verdelen. Nu stroomt dat geld vooral naar het Internationaal Olympisch Comité en maar voor 20 procent naar de organiserende steden. Dat zou andersom moeten, zodat inwoners kunnen profiteren van de toernooien die in hun woonplaats worden georganiseerd. De beslissing om  een groot sportevenement in een stad te organiseren zou in een referendum moeten worden voorgelegd aan de lokale bevolkings, zodat de besluiten over de te maken kosten en bestemming van de opbrengsten niet overgelaten worden aan de bureaucratische ‘city managers’.

Zolang er echter geen maatregelen worden genomen, blijft de tragische realiteit dat grote sportevenementen ‘voor het volk’ vooral ten goede komen aan grote investeerders en ten koste gaan van lokale bewoners.