De Iraanse beweging is terug op straat

De Iraanse oppositie die afgelopen juni na de presidentiële verkiezingen opkwam, heeft de repressieve maatregelen van de overheid getart door officiële gebeurtenissen te gebruiken voor het organiseren van massademonstraties. De laatste ronde van demonstraties begon op 7 december, Dag van de Studenten. Dit is de verjaardag van de dood van drie studenten in 1953 tijdens protesten tegen de coup waarin de Shah werd geïnstalleerd als dictator.
7 januari 2010

Door Nima Soltanzadeh

Duizenden studenten in Teheran, Kerman, Mashhad en andere steden maakten van herdenkingstochten anti-regeringsdemonstraties. Ze botsten daar op veiligheidstroepen en studenten-leden van de pro-regering Basij-militie. Terwijl studentenongeregeldheden zich verspreidden naar 17 universiteiten door het hele land, zorgde de dood van Grootayatollah Hussein Ali Montazeri op 19 december voor bredere protesten.

Ali Montazeri was één van de leidende figuren van de oppositie geworden door president Mahmoud Ahmadinejad en Opperleider Ali Khamenei te bekritiseren. Zijn begrafenis in de stad Qom veranderde in een massa-optocht en werd gekenschetst door botsingen tussen rouwende deelnemers en veiligheidstroepen.

Grotere protesten ontstonden op de zevende dags-herdenking van zijn dood, welke samenviel met de Tasua- en Ashura-ceremonies op 26 en 27 december. Ashura markeert de dood van de derde Shi’itische imam, Hussein. Zijn kleine groep volgers vocht in de zevende eeuw tegen een repressief leger. De meerderheid van de Iraanse bevolking is Shi’itisch, en omdat het festival een gevecht tegen onrechtvaardigheid symboliseert, wordt het gezien als een tijd om te mobiliseren tegen tirannie.

In de aanloop naar deze dagen kondigde de oppositie aan dat zij de straten weer zou opzoeken. De overheid en de conservatieve geestelijken waarschuwden dat zij diegenen die religieuze ceremonies zouden ‘exploiteren’ zou vermorzelen. Maar honderdduizenden Iraniërs tartten het gezag en namen deel aan de Tasua- en Ashura-ceremonies. Oudere mensen voegden zich bij de jeugd op demonstraties in Teheran, Tabriz, Ardabil, Mahabad, Qom, Shiraz, Isfahan en Najaf Abad.

De overheid liet de Basij-militie en agenten in burger op ze los. Meer dan 500 mensen werden gearresteerd en negen vermoord, waaronder de neef van oppositieleider Mir Hussein Mousavi. De overheid verbreedde de repressie door nog meer activisten en journalisten te arresteren. Zij probeerde ook steun te verzamelen. Een pro-regeringsdemonstratie in Teheran trok tienduizenden aan, maar stond in het niets bij de honderdduizenden die de oppositie had weten aan te trekken.

Desalniettemin heeft de Islamitische Republiek, in tegenstelling tot het gehate regime van de Shah, dat viel door een massabeweging in 1979, nog steeds een basis van steun in de samenleving. Deze steun is in de afgelopen maanden echter wel snel afgenomen. Spanningen bouwen zich op in het conservatieve kamp. De alliantie tussen president Ahmadinejad, Opperleider Khamenei en de commandanten van de Revolutionaire Garde verhardt, maar raakt steeds meer geïsoleerd. Ze hebben het leger nog altijd onder controle, alhoewel ze bezorgd zullen zijn dat in de afgelopen weken sommige troepen weigerden te schieten op de demonstranten.

Interne spanningen nemen ook aan de kant van de oppositie toe. De recente protesten toonden de radicale geest aan die zich binnen de beweging ontwikkelt. In tegenstelling tot zes maanden geleden, zijn de leuzen niet meer beperkt tot de verkiezingen. Velen hebben de autoriteit van Khamenei als doelwit.

Wat ook belangrijk is, is dat sommige demonstranten zijn begonnen met terugvechten tegen de Basij en veiligheidstroepen, door middel van het bouwen van barricades, het gooien van stenen en zelfs het aanvallen van politie- en Basij-gebouwen. Dit is reeds zorgwekkend voor het leiderschap van de beweging rond Mousavi, die graag een compromis zou zien met de conservatieve krachten.

De centrale vraag voor de beweging is nu of zij zich kan verplaatsen naar de werkplaats, en zodoende straatprotesten weet om te toveren in massale stakingen, zoals gebeurde tijdens de revolutie in 1979, en waar we afgelopen zomer wederom een glimp van zagen.
De link leggen naar en samenwerken met arbeiders is van vitaal belang als de demonstranten de wrede staatsrepressie willen ontkomen. Op dezelfde wijze kunnen zij zo hun beweging omtoveren naar een beweging met de potentie om een revolutie te maken.


Dit artikel is een vertaling van Iran’s movement is back on the streets. Vertaling door webredactie socialisme.nu.