De hel van Ter Apel
De serie verkent in brede zin drie locaties: Ter Apel, de Europese grenzen en de opvang in de regio. Meer dan 90 procent van de vluchtelingen wordt in de regio opgevangen. Vrijwilligers en het UNHCR (United Nations High Commissioner for Refugees) proberen tienduizenden ontheemden van onderdak en basisbehoeften te voorzien.
Het terugkerend refrein is het nijpende tekort op alle fronten. Er is te weinig eten, te weinig plek en te weinig zorgvoorzieningen. Toch hoor je rechts met zijn zogenaamde ‘opvang in de regio’-oplossing nooit over grotere bijdragen aan de UNHCR.
Aan de grenzen van Europa laat het continent zijn ware gezicht zien. De Wereld in Ter Apel toont hoe alleen de vrijwilligers, ngo’s en actiegroepen aan de Europese grens het laatste beetje menselijkheid in stand proberen te houden. Op de ‘dodelijkste grens ter wereld’, de Middellandse Zee, waar alleen vorig jaar al 2250 mensen overleden, worden hulpverleners van Artsen zonder Grenzen tegengewerkt door Europese en Libische kustwachten.
Op de grens tussen Belarus en Polen worden migranten door de Poolse politie in strijd met internationaal recht terug de grens over gejaagd. In Servië, op de Balkanroute, worden tijdelijke onderkomens door de politie vernield. Ook in deze landen proberen maatschappelijke organisaties het recht op asiel te beschermen.
De achterdeur van Nederland
De delen die de procedures in Ter Apel laten zien zijn net zo schokkend. Op hetzelfde terrein als het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) bevindt zich ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Zoals de documentaire stelt is Ter Apel daarmee niet alleen de voordeur, maar ook de achterdeur van Nederland.
In het jargon van de IND wordt aan het begin van de procedure het ‘asielrelaas getoetst’. Wantrouwen staat hierbij centraal: de vluchteling moet zijn woonplaats beschrijven terwijl een medewerker die tegelijk checkt via Google Maps. Ook moeten Syriërs domme vragen beantwoorden als: ‘Waarop baseert u dat u in Syrië gevaar loopt?’
Het ergste komt steeds aan het einde van zo’n fragment, wanneer de voice-over ons mededeelt dat de asielzoeker na 14 maanden nog steeds wacht op een besluit. Of nog erger, dat de aanvraag is afgewezen en dat de asielzoeker is ‘vertrokken met onbekende bestemming’. Overgeleverd aan een leven op straat, dus.
De documentaire laat ook zien wat het lot van de ‘veiligelanders’ is. Een geëmotioneerde Colombiaanse man vertelt dat hij slachtoffer is van afpersing en dat zijn leven in zijn thuisland niet veilig is. Het verhaal wordt eigenlijk tenietgedaan door de weinig invoelende ambtelijke regel waar de IND zich aan vastklampt: Colombia is een veilig land.
In aflevering twee wordt de asielaanvraag van een Somalische man behandeld. Hij geeft aan dat hij in zijn thuisland werd geteisterd door Al-Shabaab. De terreurgroep dreigt hem te vermoorden als hij niet meewerkt aan hun doeleinden. De voiceover meldt droogjes dat zijn verzoek is afgewezen.
Tekort
Net als de kampen in ‘de regio’ worstelen ook de opvanglocaties in Nederland met tekorten. In 2022 leidde dit al tot situaties die door Artsen zonder Grenzen met het beruchte kamp Moria in Griekenland werden vergeleken.
In de documentaire is duidelijk dat dit tekort chronisch is. Vluchtelingen worden van hot naar her vervoerd (‘Let’s go, you have five minutes’) en anderen moeten slapen op de grond van de wachtkamer. De documentaire stelt dat er een tekort is doordat er is afgeschaald in een rustig jaar, maar noemt dit geen bezuiniging die het recht op onderdak in gevaar heeft gebracht.
Continu is het COA op zoek naar gemeenten die asielzoekers tijdelijk willen huisvesten, maar niemand geeft thuis, ook al gaat het uiteindelijk maar over enkele honderden mensen. De spreidingswet brengt daar hopelijk verandering in. Maar tekenend is het wel: de wal en het schip vormen een essentieel onderdeel van het Nederlandse vluchtelingenbeleid.