De havenstaking van 1979: en niet vergeten, de solidariteit…
Door Adriaan Bosma
Het kwam niet uit de lucht vallen in Rotterdam. Het was augustus en er was nog steeds geen cao. Dat was niet omdat de eisen zo extreem waren, maar omdat de bazen er gewoon geen zin in hadden. Net als nu riepen bazen en regering dat het heel erg slecht ging met de economie.
Het was een tijd van recessie, maar in de havens zelf wezen de cijfers iets anders uit. De Rotterdamse haven had meer goederen verwerkt dan ooit te voren. Het was ook niet de eerste keer dat havenbazen, beter bekend als havenbaronnen, dwars lagen bij cao-onderhandelingen. Het Actiecomité Rotterdamse Havenarbeiders besloot om de druk op de FNV te verhogen.
In het actiecomité zaten verschillende politieke groeperingen, waarvan de CPN en de Rode Morgen de bekendste waren. Maar er zaten ook vakbondsleden in. Het waren vooral mensen uit het stukgoed. Stukgoed wil zeggen dat mensen met hun handen een schip leeg maakten, schepen met zakken van soms wel zeventig kilo.
Toen de vakbond vergaderingen uitschreef bij de bedrijven besloot het actiecomité om de FNV op te roepen om over te gaan tot stakingen. De eerste vergadering was bij het bedrijf Hanno. Op de ochtendvergadering kwam niet alleen de nachtploeg, maar ook de dagploeg. Toen bleek dat de vakbond er niet aan wilde, besloot het actiecomité op te roepen tot staking. Men trok de haven in en legde een aantal bedrijven stil. De staking was een feit.
De staking stuitte onmiddellijk op felle weerstand. De rechtse regering en de bazen waren bang dat een succes in de haven andere groepen arbeiders zou aanmoedigen ook looneisen te stellen. Dit terwijl ze juist begonnen de lonen naar beneden te schroeven. Nog belangrijker voor het verloop van de staking was dat de PvdA deze opvatting deelde. Hoewel de partij in de oppositie zat, keek ze met een schuin oog naar regeringsdeelname na de volgende verkiezingen. Daarom wilde ze bewijzen dat ze zich ‘verantwoordelijk’ kon opstellen.
De leiding van de PvdA oefende druk uit op de vakbondstop. FNV-bestuurder Drabbe verklaarde dat de staking tot een ‘ramp’ kon leiden voor de nationale economie.
De eerste weken
De eerste weken was het nog makkelijk om de staking vol te houden. De stakers hadden er nog het volste vertrouwen in. Bijna iedere dag was er overleg op het Afrikanerplein. Daar werden de stakers toegesproken door verschillende leiders van de staking. Iemand die de stakers ook vaak toe sprak was Tweede Kamerlid Fré Meis. Soms waren er wel vijfduizend mensen bij zo’n overleg. Tijdens de vergadering werden onder andere de eisen vastgesteld. Een paar van de eisen waren dertig gulden netto per week erbij per 1 januari 1979, vijfploegendienst en met de feestdagen vrij.
Doordat de vakbond de staking niet steunde moesten de stakers voor alles zelf zorgen. Daarbij was alle hulp welkom, maar ook nodig. Een van de belangrijkste dingen die moesten worden verzorgd was stakingsgeld. In het hele land werden solidariteitscomités opgezet door mensen die zich solidair verklaarden met de stakers. Mensen gingen de straat op om geld in te zamelen. Ook waren er dagelijks poortacties en dweilploegen. Dat waren mensen die de bedrijven af gingen om met stakingsbrekers te praten zodat ook zij het werk zouden neerleggen.
De staking kweekte nieuwe solidariteit. Zwarte en witte arbeiders vochten zij aan zij, en vrouwen speelden een belangrijke rol in de steuncomités. Amsterdamse arbeiders voerden actie voor hun Rotterdamse collega’s.
Niet overal hoefde de stakers op sympathie te rekenen. In de Nederlandse media was een ware hetze tegen de stakers bezig. Als je het nieuws moest geloven waren de dweilploegen knokploegen die door de haven rondliepen en die mensen die wel wilden werken met geweld aan het staken dwongen.
Natuurlijk liep De Telegraaf hierin voorop. Maar ook een krant als Het Vrije Volk deed hieraan mee, terwijl dit toch een echte PvdA/FNV-krant was. Maar ondanks alle verhalen stond de havenstaking als een huis, en was er veel steun onder de Rotterdamse bevolking.
Een nieuwe cao
Tijdens de tweede week ging de FNV toch in onderhandelingen met de werkgevers. Tijdens deze onderhandelingen werd er na een oproep van de vakbond ook bij de Rotterdamse containerbedrijven gestaakt. Aan het einde van de derde week werd er een cao-akkoord bereikt. Het akkoord was onder andere dat het loon 28,50 gulden omhoog zou gaan, en dat per 1 september. Van de vijfploegendienst kwam niets terecht.
Hoewel het akkoord niet toereikend voor de stukgoedstakers werd het toch voorgelegd aan de stakers. Men ging ervan uit dat bijna alle stakers wel zouden komen, dat waren er ongeveer tienduizend.
Op zoek naar een goede locatie werd besloten de vergadering te houden in het Feijenoordstadion. Mede doordat de bussen waarmee de stakers zouden komen niet of laat kwamen was de opkomst tegenvallend. Er kwamen maar 2500 stakers op de vergadering af. Bij het stemmen waren 1750 voor doorstaken, 666 tegen en 34 blanco stemmen. Zeker de meer ervaren kaderleden dachten dat er nu niet meer in zat. De stakers van de containerbedrijven hadden besloten om er wel mee in te stemmen. Daardoor stonden de stukgoedstakers weer alleen.
Naar het einde
De staking werd grimmiger. Over en weer werd er meer geweld gebruikt. De gemeente en politie kozen steeds vaker de kant van de havenbaronnen. De politie ging hard tekeer tegen de stakers aan de poort. Zo werden bedrijven soms onder politiegeweld leeggehaald. Dat was een teken dat PvdA-burgemeester Van der Louw zich voor het karretje van de havenbaronnen liet spannen.
Omdat de er steeds minder mensen op het Afrikanerplein kwamen en er steeds minder mensen mee deden aan de dweilploegen moest er iets gebeuren. Er werd een vergadering gepland op de Heijplaat. Hier kwamen zeshonderd stakers op af. Omdat er bij de containerbedrijven weer werd gewerkt, werd besloten naar het bedrijf Unit Center te gaan.
Toen de stakers bij het bedrijf aankwamen bleek daar een grote hoeveelheid Mobiele Eenheid te staan. Anders dan normaal was dit geen politie uit Rotterdam maar uit het noorden en oosten van het land, dus zonder binding met de stad en haar bevolking.
Toen de leiders van de staking opriepen om met een stormloop door het politiekordon heen te gaan ging het mis. Behalve de stakingsleiders ging niemand op de politie af. De strijdbaarheid was sterk verminderd. Eigenlijk zag iedereen dat het niet zo verder kon. Daarom werd op vrijdagmiddag op het Afrikanerplein besloten om weer te gaan werken.
Toch was de actie niet voor niets geweest. Want deze staking liet de enorme kracht en het organisatievermogen van arbeiders zien. De nullijn die de regering had bedacht was zelfs tijdelijk van de baan. En na deze staking volgden er meer, al op de maandag dat de stakers weer gingen werken, en toen bij Shell.
Pas na een serie bittere gevechten waren de regering en de bazen in staat het zelfvertrouwen van de arbeiders echt te breken en hun grote bezuinigingsrondes in te zetten. De gevolgen daarvan voelen we nog steeds. Maar nu arbeiders stapje voor stapje beginnen dat zelfvertrouwen terug te winnen, kunnen we teruggrijpen op de geest van verzet van 1979.
Dit artikel verscheen eerder in De Socialist 162. Lees ook het interview met stakingsleider Bertus van der Horst.