De geschiedenis van een ‘gemiddelde’ SP-afdeling

Demonstratie voor betaalbare nieuwbouw. Leiden, mei 1973 (foto: geschiedenisspleiden.nl)
In zijn boek In Leiden moet het anders. Geschiedenis van een SP-afdeling, 1970-1982 onderzoekt historicus Bart van der Steen de ontwikkeling van een SP-afdeling boven de grote rivieren.
13 september 2019

De geschiedschrijving van de SP heeft zich tot nog toe vooral gericht op de organisatorische en ideologische ontwikkeling van de partij op landelijk niveau. Dat is opvallend voor een partij die door verschillende historici tot de tweede helft van de jaren tachtig vooral wordt gezien als een ‘federatie van afdelingen’. De SP was tot de verkiezingen van 1994 zelfs niet vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, terwijl de partij al in de jaren tachtig op lokaal niveau tientallen gemeenteraadsleden had.

Een uitzondering hierop vormt de aandacht voor de geschiedenis van de partij in Oss. De SP-afdeling in deze Oost-Brabantse industriestad is historisch gezien het meest succesvol. Bovendien wordt de modernisering van de SP in de tweede helft van de jaren tachtig door verschillende auteurs neergezet als het exporteren van ‘de methode-Oss’ naar het landelijk niveau.

Maar zelfs als dat klopt, geeft de uitzonderlijke ontwikkeling van de meest succesvolle afdeling weinig inzicht in de ontwikkeling van de gemiddelde SP-afdeling in de jaren zeventig en tachtig. Het is daarom erg welkom dat Bart van der Steen onderzoek heeft gedaan naar de vroege geschiedenis van de Leidse afdeling van de SP.

Bewegingen

Net als in de rest van Nederland leidt de opkomst van verschillende protestbewegingen in de jaren zestig in Leiden tot de radicalisering van studenten. Een deel van hen gaat, vanwege de beperkingen waar ze binnen de bewegingen tegenaan lopen, op zoek naar politieke alternatieven. Een kleine groep wordt daarbij aangetrokken door de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland (KEN-ml), een voorloper van de SP.

Als reden hiervoor wordt onder andere de rol die de partij speelde bij de Rotterdamse havenstaking van 1970 genoemd. Helaas wordt niet duidelijk waarom deze studenten zich niet aansloten bij radicaal-linkse partijen met een veel sterkere positie, zoals de Communistische Partij Nederland (CPN) of de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). Dit terwijl de worteling van deze partijen en van de PvdA in Leiden wel wordt genoemd als een belangrijk obstakel voor de electorale doorbraak bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1974 en 1978.

Het uitblijven van electoraal succes staat in schril contrast met de successen die worden geboekt met buitenparlementaire acties. Aanvankelijk probeert de afdeling zich daarbij te richten op de studentenbeweging en op bedrijfsacties, maar wanneer dat tot weinig resultaat leidt, wordt de aandacht verlegd naar het werken in de buurten. Een belangrijke rol was hierbij weggelegd voor mantelorganisaties van de SP.

Mantelorganisaties

Van der Steen laat met tal van voorbeelden zien hoe de SP door middel van de Bond van Huurders en Woningzoekenden (BHW), en later ook het Milieuactiecentrum Nederland (MAN), misstanden aan de kaak kon stellen en in sommige gevallen ook concrete verbeteringen wist af te dwingen. De sleutel tot die successen lag vaak bij de nauwe samenwerking met buurtbewoners.

Tegelijkertijd laat Van der Steen zien hoe het werken via mantelorganisaties ook allerlei beperkingen met zich meebracht. Ten eerste kwam de BHW met enige regelmaat in conflict met reeds bestaande buurtcomités. Ten tweede creëerde het gebrek aan transparantie over de verhouding tussen de SP en haar mantelorganisaties wantrouwen bij andere partijen en organisaties. Dit ging zelfs zover dat een plan om samen met de PSP deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen van 1978 door die laatste werd afgeblazen vanwege het gebrek aan transparantie bij de SP.

Ten derde droegen de successen die de afdeling boekte op basis van het werk binnen de mantelorganisaties niet bij aan de bekendheid van de SP. Na het besluit niet langer met mantelorganisaties te werken, verbeterde de relaties met andere partijen en organisaties, en werd de weg geëffend voor de verovering van de eerste gemeenteraadszetel in Leiden tijdens de verkiezingen van 1982.

Vragen

Het boek bevat veel anekdotes en citaten die een interessante kijk geven op het dagelijks functioneren van de afdeling. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het boek nogal schematisch is geschreven. Hierdoor vervalt de auteur met enige regelmaat in herhaling. Ook worden er af en toe wat open deuren ingetrapt wat betreft de verhouding tussen landelijke en lokale ontwikkelingen. Herhaaldelijk wordt bijvoorbeeld benoemd dat sommige partijbesluiten weliswaar landelijk werden genomen, maar lokaal werden uitgevoerd of dat een lokale actie soms ook een landelijke impact kon hebben.

Een daadwerkelijk gebrek van het boek is dat het nauwelijks aandacht heeft voor de rol van de ideologie van de partij binnen de afdeling. Wat betekende het bijvoorbeeld voor de leden dat ze lid waren van een ‘marxistisch-leninistische’ partij? Hoe zagen de leden de verhouding tussen de strijd voor concrete verbeteringen en het perspectief van een socialistische revolutie? Het is ook opvallend dat de term ‘massalijn’ – de belangrijkste strategische leidraad van de SP – nergens in het boek voorkomt.

Het grootste deel van de jaren zeventig hangt het ledental rond of onder de tien. Van deze kleine groep mensen werd ontzettend veel gevraagd. Dat ze toch door bleven gaan vanwege de goede sfeer en vooral de goede zaak, valt absoluut te prijzen. Hoe deze kleine groep activisten, door samenwerking met buurtbewoners, soms concrete verbeteringen voor grote groepen mensen voor elkaar wist te krijgen, maakt het boek alleen al lezenswaardig. Maar de belangrijkste bijdrage die het boek levert, is dat het inzichtelijk maakt hoe een afdeling van de vroege SP boven de rivieren functioneerde. Hopelijk inspireert dit boek ook andere historici om lokale afdelingen van de vroege SP onder de loep te nemen.

Bart van der steen
In Leiden moet het anders
Verloren 2019 / 176 pagina’s / €19,-