De geallieerden, de Russen en bevrijding

Deze maand is het 70 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog ophield. Bij de officiële herdenkingen, waar Britten, Canadezen en Amerikanen overheersen, is weinig aandacht voor de rol van Rusland. Waarom, en wat was die rol?
8 mei 2015

Door Mark Kilian

Op 5 mei 1945 verwelkomden grote delen van de Nederlandse bevolking de angelsaksische soldaten als hun bevrijders. Maar de keten van gebeurtenissen die hen hier bracht, begon nooit bij goede bedoelingen van politici of elite.

Westerse prominenten zoals Churchill bewonderden Mussolini en Hitler, en volgden in de oorlog een beleid van pappen en nathouden. Zo kon nazi-Duitsland ongehinderd – naast kleinere gebieden als Silezië – Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije bezetten. Pas toen het, met de bezetting van Polen, het continent dreigde over te nemen, verklaarde de Britse regering Hitler de oorlog.

Logica

Maar tot in 1943 ondernamen de geallieerden geen actie in Europa. Dat is verklaarbaar vanuit de cynische logica die de latere president Truman in 1941 onder woorden bracht: ‘Als we zien dat Duitsland wint moeten we Rusland helpen, en als we zien dat Rusland wint moeten we Duitsland helpen, zodat er zoveel mogelijk omkomen aan beide kanten.’

De Amerikaanse troepen vochten vooral in de Stille Oceaan tegen Japan; de Britse troepen waren tot eind 1942 in Noord-Afrika op weg naar het Suez-kanaal en de olie in het Midden-Oosten. Hun belangen waren niet humanitair, maar economisch en geopolitiek.

Westerse bedrijven oefenden ook geen druk uit, waarom zouden ze? Voor de oorlog hadden de meeste multinationals zich opgesplitst in afzonderlijke juridische eenheden zodat ze gewoon konden doorgaan met hun activiteiten. Corporaties als Ford, General Motors en Philips verdienden grof aan de dwangarbeid in kampen door het hele Reich.

Keerpunt

Het keerpunt was niet toen vanaf de zomer van 1942 het lot van de Joden steeds breder bekend werd. In Juli stond een bericht in de New York Times over de massamoord op 700.000 Poolse Joden, en waren regeringen, het Rode Kruis én de Joodse Raad op de hoogte. Maar dat stoppen werd geen oorlogsdoel.

Het keerpunt in deze strategie was de slag om Stalingrad. Daar werd Hitlers offensief, dat lang succesvol leek, gekeerd. Twintig miljoen Russen verloren hun leven in de oorlog, een kwart van het totale dodental. Na het verplaatsen van de tankproductie achter de Oeral, was Rusland in staat meer en betere tanks te maken dan het Nazi-Rijk – die de slag om Koersk wonnen –, terwijl de Luftwaffe leed onder overstretch. Maar ongetwijfeld was de motivatie van de Russische bevolking, die Hitlers terreur zag, de doorslaggevende factor.

Na de slag om Stalingrad realiseerden de geallieerden zich dat, als het nazi-rijk instortte, Europa in zijn geheel door Rusland ingenomen kon worden. Dat betekende een escalatie van de oorlog. Terwijl hun grondtroepen in Zuid-Europa zich moeizaam een weg baanden naar het noorden, waarschuwden de geallieerden de Russische troepen met de bombardementen op Hamburg (24-29 juli) en Dresden (13-14 February 1945). Meer dan 40.000 mensen stierven in vuurtyphoons. Met eenzelfde cynische logica – intimidatie van Rusland – legde de VS Hiroshima en Nagasaki in de as met twee atoombommen.

Verdeel en heers

Het Russische regime had echter ook geen progressieve bedoelingen. In 1939 had Rusland het Molotov-Ribbentrop Pact gesloten, en bezette de andere helft van Polen. Met het akkoord van Jalta in 1945 verdeelde Stalin samen met Roosevelt en Churchill Europa in invloedssferen. Net als de nazi-legers, plunderden de Russische legers de bezette gebieden: goudvoorraden en machines werden naar Rusland gebracht. In de vorm van het Oostblok werd de politieke en economische ondergeschiktheid vastgelegd.

Toen het Russische leger opmarcheerde en bij Warschau lag, kwam het verzet wanhopig in opstand. Stalin heeft niet alleen om zogenaamd militaire redenen geen steun verleend, maar ook de geallieerden verboden om dat te doen met gebruik van Russisch luchtruim. De opstand werd neergeslagen, en duizenden Polen stierven. Toen Churchill in december 1944 de opstand in Griekenland neersloeg, waar de Communistische Partij de belangrijkste kracht was, deed Stalin niets.

Stalins harde logica vloeide voort uit zijn staatskapitalistische regime, dat even imperialistisch was als zijn westerse bondgenoten. Hij vervolgde oppositionelen en onderwierp de republieken met gedwongen migratie en geweld. Uiteindelijk vond Rusland zijn eigen Vietnam in Afghanistan.

Dat het Russische aandeel in de bevrijding vandaag de dag niet breed wordt uitgemeten, zegt iets over de blijvende animositeit tussen de voormalige geallieerden en Rusland. De atlantische politici herinneren zich niet graag hoe opportunistisch hun voorgangers waren, noch dat de toekomst van Europa heel anders had kunnen zijn.

Maar degenen die de heldendaden van het Rode Leger breed uitmeten, maken ook een grote fout. Zij vergeten dat er in de oorlog ook een verzet was van onderaf. Dat verzet bestond rond de ondergrondse communisten, in het getto van Warschau en zelfs, zeer moeizaam, in de kampen. Het was dát verzet waarvoor de nazi’s het grootste ontzag hadden, en het is dát verzet dat regeringen, oost en west, het liefst zouden vergeten.

Mark Kilian is een van de auteurs van het boek Fighting on all Fronts – Popular Resistance in the Second World War, dat deze zomer verschijnt bij Bookmarks in Londen.