‘De democratiseringsbeweging in Iran heeft nog een lange weg te gaan’

Midden 2009 publiceerde Irandeskundige Peyman Jafari het boek Het andere Iran - Van de revolutie tot vandaag. Daarin doorbrak hij het eenzijdige beeld van een fanatiek fundamentalistisch, irrationeel en antiwesters land dat was ontstaan over zijn geboorteland Iran. Sindsdien is Iran allerminst uit de spotlights verdwenen. Een interview met Jafari over een dreigende oorlog, hypocrisie en hoop op een betere toekomst voor Iran.
26 juli 2011

Foto: Anti-regeringsdemonstranten in Teheran rennen weg voor oproerpolitie, 14 februari 2011.

Interview door Jip van Dort

Geregeld gaan er in de media en politiek stemmen op, vooral in de Verenigde Staten en Israël, maar ook in Europa, om een oorlog tegen Iran te beginnen. In december vorig jaar riep Tweede Kamerlid Wim Kortenoeven van de PVV hier nog toe op. Het belangrijkste argument voor een militaire actie tegen Iran is dat het land aan een kernwapen zou werken. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, werkt Iran aan zo’n bom?

Sinds 2003 heeft het Internationaal Atoom Energie Agentschap honderden inspecties in Iran uitgevoerd en zijn er in de nucleaire installaties camera’s geplaatst, maar er zijn tot nu toe geen bewijzen gevonden dat Iran de nucleaire technologie voor militaire doeleinden ontwikkelt. Ik denk zelf dat Iran eerder werkt aan de ontwikkeling van kernenergie, tot een niveau dat het de capaciteit zal hebben om een kernwapen te maken.

De reden dat Iran die capaciteit wil, is dat de militaire top van Iran het gevoel heeft onder een permanente oorlogsdreiging te verkeren. Je moet bedenken dat ze zich omsingeld voelen door Amerikaanse troepen in het westen (Irak), het oosten (Afghanistan), het noorden (militaire bases in voormalige Sovjet-landen) en in het zuiden (oorlogsschepen in de Perzische Golf en militaire bases in de Golfstaten en Saoedi-Arabië). In zijn memoires heeft George Bush bovendien toegegeven dat hij na de inval in Irak door wilde gaan naar Iran. Het gevaar is dus dat Iran door blijvende agressieve politiek van de Verenigde Staten en Israël juist richting het ontwikkelen van kernwapens geduwd wordt.

Maar ik denk ook dat de Iraanse leiders zelf onderling erg verdeeld zijn. Een deel denkt dat alleen het hebben van de capaciteit om kernwapens te maken een garantie kan zijn om niet aangevallen te worden – zie Noord-Korea -, terwijl een ander deel denkt dat dat geen garantie biedt omdat ze weten dat Iran nooit in staat zal zijn om die kernwapens daadwerkelijk in te zetten – Iran zou namelijk na een nucleaire aanval door de duizenden kernkoppen die de Verenigde Staten en Israël bezitten totaal vernietigd worden.

Een ander veel gehoord argument om Iran aan te vallen is omdat het internationale terreurbewegingen zou steunen. Klopt deze beschuldiging?

Het is een bekend feit dat Iran steun geeft aan bewegingen als Hamas en Hezbollah, maar ik denk niet dat dat een oorlog rechtvaardigt. Ten eerste is het de vraag wie definieert wat terrorisme is. Op het moment dat er tienduizenden onschuldige burgers in Irak en Afghanistan gedood worden om bijvoorbeeld Saddam Hussein of de Talibanleiders uit te schakelen, wordt dat eufemistisch ‘collateral damage’ genoemd, terwijl dat in de ogen van de bevolking van het Midden-Oosten niets anders is dan staatsterrorisme. Het verpulveren van onschuldige mensen en hun huizen met de modernste raketten is niet beschaafder dan zelfmoordaanslagen. Ik vind beide afschuwelijk. In plaats van het simpelweg aannemen van de term ‘terrorisme’ zouden we het moeten deconstrueren om te kijken hoe en waarom het gebruikt wordt.

Ten tweede zou er een onderscheid gemaakt moeten worden tussen terrorisme en legitiem gewapend verzet tegen een bezettingsmacht. Dat laatste wordt zelfs door de VN erkend in artikel 1(4) van het Protocol I van de Geneefse Conventie. Hamas en Hezbollah zijn in de kern verzetsbewegingen. Zij verkrijgen hun populariteit niet in de eerste plaats om hun religieuze ideeën, maar omdat ze zich verzetten tegen het Israëlische leger. Daarbij gebruiken ze helaas ook middelen die daadwerkelijk terroristisch zijn – dat geldt vooral voor Hamas -, maar je kunt het hele spectrum van hun activiteiten niet terugbrengen tot die daden, hoe verschrikkelijk die ook zijn. Zij zetten ook sociale projecten op tegen armoede en verdedigen, zoals Hezbollah in de zomer van 2006 deed, hun land tegen militaire aanvallen van Israël.

Die terroristische daden vinden dus plaats binnen het kader van een in het algemeen legitiem verzet en zijn bovendien een resultaat van asymmetrie in krachtsverhoudingen. Simpel gezegd, Israël heeft kernwapens en is dankzij de Verenigde Staten een van de modernste en sterkste legers van de wereld, terwijl Hamas en Hezbollah het moeten doen met zelfgemaakte wapens en wat zij van Iran kunnen krijgen. Individueel terrorisme is daarom vaak een wanhoopsdaad, in tegenstelling tot het staatsterrorisme dat Israël bijvoorbeeld eind 2008, begin 2009 nog in Gaza uitrichtte.

Dat brengt me bij het derde punt en de kern van de vraag. De reden dat Iran zelf Hamas en Hezbollah steunt is niet los te zien van het geopolitieke spel in het Midden-Oosten. Sinds de Iraanse Revolutie van 1979 heeft de Verenigde Staten er alles aan gedaan om Iran te verzwakken en de machtsbalans in eigen voordeel te veranderen. Daarom steunde de Verenigde Staten Saddam Hussein toen hij in 1980 Iran aanviel. Zelfs toen hij gifgassen inzette tegen Iraanse troepen en de eigen Koerdische bevolking, keerde de Verenigde Staten zich niet tegen hem. En nu nog steunt de Verenigde Staten de meest gruwelijke dictators in de regio, zoals Mubarak van Egypte tot hij door een revolutie werd onttroond en de koningshuizen van Saoedi-Arabië en de Golfstaten. In die context is de steun van Iran aan Hamas en Hezbollah niet anders dan gecalculeerde Realpolitik zoals de Verenigde Staten dat ook bedrijft.

Opnieuw zien we dat religieuze motieven daar weinig mee te maken hebben. Iran zwijgt bijvoorbeeld over de verschrikkelijke onderdrukking van de Tsjetsjenen door Rusland, omdat het een bondgenoot is tegenover de expansie van Amerikaanse macht in de Kaukasus.

Sommige journalisten en activisten, onder wie Seymour Hersh en Scott Ritter, beschuldigen de Verenigde Staten er juist van dat het zelf terrorisme steunt. Iraanse organisaties zouden geld en andere hulp krijgen om aanslagen te plegen om het land te destabiliseren. Klopt dit?

Hersh en anderen hebben inderdaad uitvoerig hierover gepubliceerd. Het is bijvoorbeeld bekend geworden dat de Verenigde Staten na de bezetting van Irak geheime operaties over de grens in Iran heeft uitgevoerd. Daarvoor hebben ze vaak gebruik gemaakt van leden van de Mujahedi-Khalq die nog tot een aantal jaren terug in veel Westerse landen op de lijst van terroristische organisaties stonden, maar nu alleen uit puur politieke redenen daarvan af zijn gehaald. Nog verontrustender vind ik de opdracht die de regering Bush aan het Pentagon had gegeven om een uitgebreid onderzoek te doen naar ‘de etnische spanningen’ in Iran. Het doel hiervan mag duidelijk zijn.

In de discussie in politiek en media ligt de nadruk heel sterk op kernwapens, terrorisme en mensenrechten. Aan de geopolitieke dimensie wordt vrijwel geheel voorbijgegaan, ook al ligt Iran in een strategische regio en heeft het grote voorraden olie en gas in de grond. Welke rol speelt dit in het conflict?

Geopolitiek speelt een zeer belangrijke rol. Bijna tweederde van de oliereserves in de wereld ligt rondom de Perzische Golf. Per dag passeren ongeveer dertien olietankers door de Straat van Hormuz in en uit de Perzische Golf – dat is een derde van alle zeetransport van olie. Olie is daarom niet alleen vanuit economisch oogpunt zeer belangrijk – het aan olie verslaafde kapitalisme zou geen dag zonder kunnen – maar ook vanuit geostrategisch overwegingen. Door de Perzische Golf militair te controleren, maakt de Verenigde Staten zelfs hun grootste concurrenten, zoals China, maar ook hun bondgenoten, zoals Europa, afhankelijk van zichzelf.

Net als zijn voorganger kiest ook de huidige Amerikaanse president Barack Obama voor een confrontatiepolitiek. Strengere economische sancties moeten Iran ertoe bewegen af te zien van het nucleaire programma, terwijl all options on the table blijven liggen, een eufemisme voor oorlog. Wat is het effect van deze sancties?

De sancties zijn tot nu toe niet in staat gebleken om de Iraanse regering van koers te doen veranderen. Overigens is dat in de geschiedenis bijna nooit gelukt met sancties. Ze hebben echter wel drie belangrijke onbedoelde effecten gehad. Ten eerste hebben ze de Iraanse staat en vooral de militaire macht versterkt. De sancties hebben namelijk de private sector verlamd, waardoor de staat en de militairen steeds meer economische functies op zich nemen om de sancties te omzeilen of te verzachten. De regering is ook in politieke zin versterkt, omdat ze met verwijzing naar het buitenlandse gevaar nog meer macht naar zich toetrekt.

Ten tweede raken de sancties niet de regering maar de gewone bevolking. Er is al een tekort aan sommige medicijnen ontstaan en veel bedrijven gaan dicht en ontslaan hun werknemers. Er storten ook regelmatig vliegtuigen neer die geen onderdelen kunnen krijgen voor reparaties.

Ten derde is de democratiseringsbeweging in Iran het grootste slachtoffer van de sancties geworden. De regering gebruikt de sancties als excuus om opponenten nog harder te onderdrukken. Bovendien creëren de sancties en de oorlogsdreiging bij delen van de bevolking het gevoel dat het nu geen tijd is voor democratische experimenten, want buitenlandse machten zouden daarvan misbruik kunnen maken. Dat wantrouwen heeft in Iran sterke historische wortels. Westerse interventies zijn een deel van het nationale bewustzijn. De Verenigde Staten en Engeland wierpen in 1953 de democratisch gekozen premier Mossadeq met een staatsgreep omver omdat hij de olie wilde nationaliseren.

Wat is er nodig om de huidige impasse tussen de Verenigde Staten en Iran te doorbreken?

Laat ik voorop stellen dat ik het Iraanse regime absoluut verwerpelijk vind en graag zou zien dat het liever vandaag dan morgen verdwijnt en plaats maakt voor een democratie waarin Iraniërs vrijheid en gelijkheid kunnen realiseren. Maar ik denk dat de internationale spanningen rondom Iran juist die strijd voor democratisering ondermijnen.

Om uit de impasse te komen, is het ten eerste nodig om te begrijpen wat het Iraanse regime wil. Daar schort het helaas op dit moment aan bij de westerse regeringen die pretenderen dat het regime alleen maar uit irrationeel fanatisme handelt. Het Iraanse regime is zeer repressief, maar het is niet gek. Achter zelfs de idiote retoriek van Ahmadinejad schuilt de drang naar erkenning als een regionale macht. Paradoxaal genoeg vraagt Iran dus om aandacht. Iran zal, los van wat voor regering er aan de macht is, een belangrijke regionale speler zijn en ik denk dat die erkenning al veel van de problemen uit de weg zal ruimen. Dat is de voorwaarde voor onderhandelingen op gelijk niveau.

Bovendien ben ik er van overtuigd dat het de weg zal openen voor vergaande binnenlandse ontwikkelingen tot en met de val van het huidige regime door de eigen bevolking. Maar dan zullen de Westerse regeringen en vooral de Verenigde Staten het Midden-Oosten niet meer moeten behandelen als hun achtertuin.

De laatste weken laat de Groene Beweging in Iran weer stevig van zich horen. Hoe ziet de (nabije) toekomst van deze beweging eruit?

De pro-democratiebeweging in Iran heeft met de recente protesten laten zien dat ze niet verdwenen is zoals het regime beweerde. Sinds de protesten van zomer 2009 tegen verkiezingsfraude is er anderhalf jaar van repressie en arrestaties voorbij gegaan, maar nog steeds laten velen zich niet intimideren en roepen luid om democratie.

Ik denk alleen dat deze beweging nog een lange weg te gaan heeft voordat ze daadwerkelijk in staat zal zijn om het regime te veranderen. Ten eerste zal de sociale basis van de beweging uitgebreid moeten worden van de stedelijke middenklasse naar de lagere klassen, namelijk de werknemers, de boeren en de stedelijke armen. Daarvoor moet de eis van politieke vrijheden gekoppeld worden aan sociale eisen zoals verhoging van de lonen en bestrijding van armoede en ongelijkheid. Wat zowel in Tunesië als in Egypte tot de val van de presidenten leidde, was het moment dat werknemers met stakingen het strijdtoneel betraden, want demonstraties alleen zijn niet genoeg.

Ten tweede zou de beweging in Iran zich moeten gaan verbinden met de vrijheidsstrijd in de rest van de regio. Op dit moment probeert het Iraanse regime te profiteren van de protesten in de regio door zich aan hun kant te scharen en zichzelf als de oppositie tegenover de Verenigde Staten te presenteren, wetende dat veel demonstranten in de Arabische landen tegen de Verenigde Staten gekant zijn wegens hun steun aan de dictators. De Iraanse democratiseringsbeweging moet juist laten zien dat zij niet heult met de Verenigde Staten, zoals het regime beweert, maar samen met de andere bewegingen in de regio streeft naar democratie en bevrijding van Amerikaanse overheersing van de regio. Dat zijn namelijk de essentiële impulsen die de ontwikkelingen in het Midden-Oosten in de komende periode zullen voortdrijven: bevrijding van binnenlandse en buitenlandse overheersers.

Dit interview verscheen eerder in het VredesMagazine.

Peyman Jafari is auteur van Het andere Iran – Van de revolutie tot vandaag, verkrijgbaar bij LeesLinks.