De ‘boerse’ Bartók en de ‘(on)proletarische’ Sjostakovitsj

Op maandag 7 december gaat het dak eraf in het Concertgebouw in Amsterdam. Op het programma staan werken van Bela Bartók en Dmitri Sjostakovitsj.
4 december 2009

Janine Jansen

Door Dirk van Miert

De Hongaarse componist Bartók schreef geschiedenis doordat hij de klassieke muziek uit zijn bourgeois-omgeving haalde. Hij trok namelijk het land in en bestudeerde tal van boerenliederen. Daarbij vielen hem de schellen van de ogen. De asymmetrische dansritmes, schrille harmonieën en afwijkende toonsoorten van de Oosteuropese volksmuziek bleken veel complexer dan de gladgestreken deuntjes die doorgingen voor ‘authentieke’ zigeunermuziek, waardoor romantische componisten zich hadden laten inspireren in hun salonmuziek. Bartók legde niet alleen veel van deze unieke anonieme muziek vast voor het nageslacht, het beïnvloedde hem ook diepgaand.

In Bartóks muziek komen veel ongelijksoortige maatsoorten en rauwe en grillige melodieën voor. Dat hoor je duidelijk in zijn Eerste Rapsodie, dat voor maandag op het programma staat. Ook wordt het indrukwekkende Eerste Vioolconcert gespeeld. Terwijl dit soort stukken in Bartóks tijd bijna altijd drie delen telden, componeerde Bartók er maar twee: een heel intiem, langzaam eerste deel, en een contrasterend grillig, maar ook grappig slotdeel.

Na de pauze wordt de Zesde Symfonie gespeeld van iemand die een generatie jonger was dan Bartók: de Russische componist Dmitri Sjostakovitsj. Sjostakovistj is volgens velen de grootste klassieke componist van de 20e eeuw. Hij schreef het grootste deel van zijn oeuvre tijdens de dictatuur van Stalin. Deze was zelden gecharmeerd van zijn stijl. In 1936 werd Sjostakovitsj in de krant de Pravda afgebrand als een ‘volksvijandige’ componist. Hij had net de laatste hand gelegd aan zijn machtige, en in muzikaal opzicht revolutionaire Vierde Symfonie en besloot deze op dat moment niet naar buiten te brengen uit angst voor repressie.

Sindsdien werden Sjostakovitsj’ stukken inderdaad aan steeds heviger censuur onderworpen. Dit kun je terughoren in de Zesde Symfonie uit 1939. Dit stuk laat de luisteraar achter in een desolate stemming, ondanks de bij vlagen bij vlagen vrolijk aandoende, schertsende toon. Het is een grillig stuk waaruit frustratie spreekt, een gevoel van machteloosheid dat onderstreept wordt door het weinig triomfalistisch slotdeel. De militaristische toon ligt er zo dik bovenop, dat het gewoonweg sarcastisch over komt.

Er is nog een extra reden om dit concert te bezoeken: de vioolsolist van dit concert is niemand minder dan Janine Jansen. Zij behoort tot de absolute wereldtop van haar generatie. Niet alleen koppelt ze technische volmaaktheid aan krachtige en doorleefde interpretaties, ze is ook een ongehoord podiumbeest, en vergt vaak het uiterste van haar Stradivarius. Wees er snel bij, want er zijn nog maar weinig plaatsen over.

Maandag 7 december 20:15 uur, Concertgebouw Amsterdam
Het Concertgebouw presenteert Carte Blanche voor Janine Jansen
Kaarten vanaf € 23
Uitvoerenden: Münchner Philarmoniker, dirigent: Paavo Järvi, Vioolsolist: Janine Jansen

Mahler/Britten – What the Wild Flowers Tell Me
Bartók – Eerste rapsodie, Sz. 86
Bartók – Eerste vioolconcert, Sz. 36
Sjostakovitsj – Zesde symfonie in b, op. 54