De bevrijding en de mythe van de ‘Goede Oorlog’
Door Mark Kilian
Velen zien de Tweede Wereldoorlog (WOII) als een strijd tegen fascisme en voor vrijheid. In een gezamenlijke verklaring in augustus 1941 hadden de Amerikaanse president Roosevelt en de Britse premier Churchill zich inderdaad uitgesproken voor zelfbeschikking van alle landen, en de ‘vier vrijheden’: meningsuiting, religie, en om niet behoeftig of bang te hoeven zijn. Maar hier is nuance gepast.
Antisemitisme was wijdverbreid, zowel onder rechts in Europa als in de VS. Amerika had de slavernij afgeschaft, maar zwarten hadden geen gelijke rechten. De rassenscheiding van de Jim Crow-wetten zou pas worden afgeschaft door de burgerrechtenstrijd in de jaren zestig. De historicus Ambrose noemde het een ‘ironie van de geschiedenis dat we onze grootste oorlog vochten tegen ’s werelds grootste racist met een gesegregeerd leger, terwijl we (…) er ook thuis een systeem van rassenscheiding op na hielden.’
Het argument dat ‘iemand toch moest ingrijpen’ gaat dan ook te makkelijk voorbij aan de drijfveren van de interventie. De grootmachten grepen in met hun eigen timing – heel lang niet – en hun eigen doelen. Mensenrechten waren ondergeschikt aan economische en geopolitieke belangen.
Concurrentie
In 1914 was de wereld opgedeeld. Frankrijk en Groot-Brittannië domineerden grote delen van de wereld met hun koloniale rijken, en lieten weinig ruimte voor opkomende mogendheden zoals Duitsland, Japan en de VS. De verhevigde concurrentie leidde tot drie dingen: de samensmelting van industrie, bankwezen en staten, al voor de Eerste Wereldoorlog; verdere internationalisering van de productie door multinationals; en tot oorlog.
De Eerste Wereldoorlog had wereldwijd een golf van verzet losgemaakt. In Duitsland, Oostenrijk- Hongarije, Italië en elders kwamen arbeidersraden op, die de macht van het kapitalisme uitdaagden. In de Russische revolutie van 1917 bevrijdden arbeiders zichzelf. In Duitsland echter werd de revolutie verslagen, doordat parlementair socialisten de rechtse Freikorps tegen de arbeidersraden mobiliseerden. Dit was een belangrijke oorzaak waardoor Hitler en zijn nazi’s later de macht konden grijpen.
De nachtmerrie van een arbeidersrevolutie achtervolgde sindsdien de heersende klasse wereldwijd. Hitler, die het meest extreme anti-bolsjewisme vertegenwoordigde, was daarom voor hen een nuttig instrument. De Oostenrijkse Anschluss en de inname van Tsjechoslowakije in 1939 werden niet afgekeurd als ‘Duitse agressie’, maar officieel geaccepteerd als eerste stap in een anti-Russisch offensief. Pas toen Hitler ook Polen innam, verklaarden de Britten, bezorgd om de groeiende concurrent, de oorlog.
De Amerikaanse heersende klasse had twee overwegingen. Ze verafschuwde zowel revolutie als staten die hun thuismarkt afsloten voor Amerikaanse export. Maar zolang hun belangen niet werden bedreigd, voelde de Amerikaanse regering niets voor deelname aan de oorlog.
Haar eerste zorg was niet Europa maar Japan, dat een deel van China bezette en zijn invloed wilde uitbreiden in Oost-Azië. Pas toen het embargo dat de VS daarom instelden tegen Japan de aanval op Pearl Harbor uitlokte, in december 1941, was Amerika officieel in oorlog.
Het Amerikaanse belang in de Europese oorlog was deels economisch, verbonden met Groot-Brittannië: dat absorbeerde voor de oorlog al 40 procent van de Amerikaanse export, en dat volume nam explosief toe. Toen de Britse cash opraakte, verhandelde de Engelse regering koloniën, waar de VS de Britse invloed overnam. Zo werd de VS tijdens WOII grootmacht nummer één. Tegelijk trok de oorlog in Europa de VS uit de Grote Depressie van de jaren dertig.
Nazi-Duitsland, op jacht naar grondstoffen en afzetmarkten, bedreigde de Amerikaanse belangen eerst in Latijns- Amerika, en later in Noord-Afrika. Daarom stelden Amerikaanse en Britse troepen eind 1942 de toegang veilig tot het Suezkanaal en de oliebronnen van het Midden-Oosten. Ondanks herhaalde verzoeken van Stalin, en Hitlers aankondiging eind 1939 dat hij een eind zou maken aan het Europese Jodendom, was er drie jaar geen serieuze interventie op het Europese vasteland.
Bedrijfsklimaat
Humanitaire principes waren voortdurend ondergeschikt. In De mythe van de goede oorlog documenteert Jacques Pauwels uitgebreid hoe grote Amerikaanse bedrijven met vestigingen en joint ventures in Duitsland profiteerden van het gunstige bedrijfsklimaat in nazi-Duitsland.
Coca-Cola, Ford, General Motors (Opel), ITT, IBM (Dehomag), Standard Oil en Texaco hoorden bij de tientallen bedrijven die hun Duitse winsten zagen verveelvoudigen. Dit was een kruisbestuiving van privébedrijven en het Hitler-regime. De bedrijven kregen verboden op vakbonden en stakingen, en zij steunden ondertussen het nazi-militarisme.
Ford en Opel bouwden voertuigen, tanks en vliegtuigen voor de Blitzkrieg, mede gebruikmakend van dwangarbeid. Standard Oil en Texaco leverden cruciale brandstof die de offensieven op het Oostfront mogelijk maakte. Standard Oil-partner IG Farben leverde het beruchte Zyklon-B gas voor de vernietigingskampen. De winsten beliepen vele miljoenen, en publicatie van de cijfers van GM werd zelfs verboden om de Volksgenossen niet jaloers te maken.
Een deel van de Amerikaanse heersende klasse bewonderde Hitler. Hun eigen conflict met nazi-Duitsland drukte deze groep naar de marge, maar niet om humanitaire redenen. In juni 1941 zei Truman, die later president werd: ‘Als we zien dat Duitsland wint moeten we Rusland helpen, en als we zien dat Rusland wint moeten we Duitsland helpen, zodat er zoveel mogelijk omkomen aan beide kanten.’
Atoombom
[/caption]De geallieerde luchtmacht speelde een grote rol in WOII. Maar deze methode van oorlogsvoering, verheerlijkt door Hollywood, laat zien hoe sterk de geallieerden leken op de aslanden. De luchtmacht werd niet ingezet tegen de Duitse oorlogsindustrie, maar tegen het Duitse volk. Tijdens het bombardement op Dresden in februari 1945 werden 750.000 brandbommen gegooid, en 200.000 mensen koelbloedig vermoord. Dat waren niet alleen nazi’s, maar ook velen die het naziregime haatten.
Amerikaanse bedrijven in Duitsland werden vrijwel nooit getroffen. De Ford-vestiging bij Keulen stond bekend als de veiligste plaats tijdens bombardementen. Wel werden een Opel-fabriek en een IBM-vestiging getroffen – na een verhuisoperatie, zodat de schade minimaal was.
Tegelijk maakte geen bedrijf of regering zich druk om de Holocaust. Vanaf eind 1942 berichtten verschillende bronnen, vooral het Poolse verzet, over de massamoord op Joden in de gaskamers in Oost-Europa, veelvuldig, consistent en duidelijk. Maar zelfs geen spoorlijn werd gebombardeerd, en geen bedrijf desinvesteerde – het hele systeem bleef ‘functioneren’ tot de Duitse overgave.
De enigen die tijdens de oorlog voor de Joden vochten waren de kampbewoners zelf, en groepen zoals de februaristakers en de strijders van het getto van Warschau – van onderaf. Pas jaren na de oorlog, toen de VS in Israël hun ‘oplossing’ vonden voor ‘het Jodenvraagstuk’, werd dit issue achteraf gecultiveerd.
Toen in 1943 de slag om Stalingrad het tij voor Hitler definitief keerde, begonnen de Britse en Amerikaanse regering zich meer zorgen te maken over de Russische concurrent. Om Stalins hegemonie in Europa te voorkomen, begonnen ze een race naar Berlijn. Maar de opmars van Britse en Amerikaanse troepen werd vertraagd – en als waarschuwing bombardeerden ze Dresden.
Dezelfde misdadige logica zat achter de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. ‘To bring the boys home’, loog Truman later. Maar de atoombom was gepland om klaar te zijn in de zomer van 1945, om de wereld in Amerikaans voordeel te kunnen verdelen. Het hoofd van het Amerikaanse ministerie van Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling zei dat de bom ‘ook op tijd was afgeleverd, zodat er geen noodzaak was voor concessies aan Rusland op het eind van de oorlog’. De bombardementen op Dresden, Hiroshima en Nagasaki horen bij de ergste oorlogsmisdaden die ooit zijn gepleegd. De daders zijn nooit vervolgd.
De realiteit van de bevrijding was ook dubbel. Het Amerikaanse, Canadese en Britse leger waren tegelijk bevrijder en een nieuwe machthebber, net als het Russische in Oost-Europa. In Oost-Europa werden eenpartijstaten opgelegd, in West-Europa kapitalistische democratieën.
De nieuwe regeringen, die de oude orde herstelden, hadden niet veel respect van gewone mensen. Van Italië tot in Nederland waren het de verzetsorganisaties die grote steun hadden verworven in hun strijd tegen het fascisme. Maar in heel Europa voorkwamen de geallieerden dat dit de basis werd voor de sociale verandering die velen wensten.
Vooral in Griekenland, waar het verzet een breed volksfront vormde (ELAS), was de weerstand groot. Eind 1944 mondde dit uit in een gewapend conflict tussen de Britse ‘bevrijders’ en het volksverzet, waarbij tienduizenden Grieken werden gearresteerd en duizenden ter dood werden veroordeeld na een reeks van showprocessen. Van ‘zelfbeschikking van alle landen’ was geen sprake.
Tijdens de Neurenberger processen werden tientallen nazi’s vervolgd en veroordeeld – maar het grootste deel ging vrijuit. Mengele en andere oorlogsmisdadigers kregen zelfs valse papieren van de VS en konden vluchten, of kregen hoge posities in Europa zelf. Maar Duitse dienstweigeraars zouden de rest van hun leven een stigma houden.
Dat we bevrijd zijn is dus een halve waarheid. Het einde van het nazitijdperk moeten we natuurlijk vieren. Maar het systeem dat het fascisme aan de macht hielp en oorlog veroorzaakte, is blijven bestaan.
Lees ook: Donny Gluckstein over oorlog, geallieerd imperialisme en bevrijding
- Wil je reageren op dit artikel? Stuur ons een mail.
- Met socialisme.nu en De Socialist proberen we socialistische ideeën toegankelijk te maken voor iedereen. Om dit te blijven doen kunnen we alle hulp gebruiken. Wil jij ons ook steunen? Neem dan een abonnement op De Socialist of word donateur: vul hier het formulier in.