De automatische neoliberalisering van de universiteit
Door Jeroen van der Starre
Studenten hebben afgelopen maanden het Maagdenhuis van de UvA bezet en ook het personeel organiseerde verschillende acties. Het College van Bestuur (CvB) stelt nu als reactie daarop twee commissies in, om na te denken over meer democratie aan de universiteit en over ‘transparantie’ en financiële prioriteiten. De fundamentele kritiek van studenten en personeel op de neoliberale universiteit wordt zo gereduceerd tot een technisch issue. Nu komt het erop aan de basis te leggen voor de volgende ronde.
Invloed
Bijna twintig jaar geleden is wettelijk vastgelegd dat studenten en personeel geen invloed kunnen uitoefenen op het beleid van universiteiten. Een managementlaag bestuurt de universiteiten, die voor fondsen vooral afhankelijk zijn van het Onderwijsministerie en zijn instellingen die de universiteiten subsidiëren, zoals de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Deze drie actoren hebben gezamenlijk belang bij de verdere neoliberalisering van het hoger onderwijs. Onderwijsmanagers zullen blijven inzetten op ‘efficiency’ en ‘rendement,’ onderwijsministers zullen naar manieren zoeken om te bezuinigen en de organisaties die over het onderzoek gaan zullen blijven letten op de ‘valorisatie’ (lees: het economisch belang van elk onderzoek).
Voor het verder uitrollen van het neoliberale project in het hoger onderwijs zijn dus nauwelijks echt nieuwe beslissingen nodig, omdat nieuwe maatregelen voortvloeien uit de directe belangen van de verschillende verantwoordelijken. In dat opzicht is neoliberalisering een automatisch proces aan het worden dat zich daarmee nog meer in de sfeer van het onvermijdelijke plaatst.
Verlengstuk
Deze auto-liberalisering leidt ertoe dat universiteiten zich meer en meer gaan gedragen als een verlengstuk van het bedrijfsleven. Voor het onderwijs betekent dit dat het zich richt op de productie van gedisciplineerde en gekwalificeerde arbeidskracht, voor het onderzoek betekent het dat wat het meeste oplevert wetenschappelijk het meest interessant is.
Dit ‘rendementsdenken’, of beter gezegd: deze neoliberale praktijk, is waar studenten en docenten de afgelopen weken tegen gevochten hebben. De afgelopen jaren gingen studenten in vele andere landen hen voor, en vele anderen zullen hen nog volgen. Maar strategie en tactiek zijn van groot belang, precies omdat neoliberalisme in de afgelopen decennia volledig is geïnstitutionaliseerd en zich tot ‘onvermijdelijkheid’ heeft verheven.
Principes
Hieruit volgen twee strategische principes:
1) acties moeten erop gericht zijn om druk op te voeren. Dat wil zeggen dat onze acties zo massaal en breed mogelijk moeten zijn, maar daarbij als doel moeten hebben om en tegenmacht op te bouwen. Op universiteiten betekent dit dat de organisaties van studenten en personeel uitgebouwd moeten worden en dat de eis om zelfbestuur van de academische gemeenschap – en niet ‘medezeggenschap’ – centraal moet staan.
2) Solidariteit is de sleutel. Neoliberalisme beperkt zich absoluut niet tot het hoger onderwijs en moet breder bestreden worden. Net zoals neoliberalisme in het hoger onderwijs ertoe leidt dat er steeds minder geld voor onderwijs is en steeds meer voor managers, leidt het ertoe dat er steeds minder geld is voor zorg en steeds meer voor verzekeraars en zorgbaronnen.
Overal waar neoliberalisme wordt bestreden en tegengesproken is dat een stap vooruit voor iedereen die ertegen strijdt. Daarnaast zijn de studenten van vandaag de flexwerkers, uitzendkrachten en bijstandsgerechtigden van morgen – en de zorgbehoevenden van overmorgen. Ze hebben daarom alle belang om de strijd tegen neoliberalisme in al haar gedaanten te ondersteunen.
Het gevecht voor een ander onderwijs en een andere samenleving is er een van een lange adem. Dat betekent dat we bewust moeten nadenken over hoe we deze reeks acties aangrijpen om een basis te leggen voor de volgende slag.