De Amerikaanse burgeroorlog: een oorlog tegen slavernij

De Amerikaanse burgeroorlog begon deze maand 150 jaar geleden met een bombardement op Fort Sumter, een basis van het regeringsleger in Zuid-Carolina. Sommige mensen beweren dat de oorlog tussen de Noordelijke en Zuidelijke staten van de VS ging over de autonomie van de staten. In werkelijkheid was het een strijd tussen twee verschillende manieren om de maatschappij te organiseren.
27 april 2011

Foto: Afro-Amerikaanse voormalige slaven in het uniform van de Noordelijke Unie, 1864. De Zuidelijken zagen door het Noorden vrijgelaten slaven als bezit, en noemden hen ‘contrabande’.

Door Matthew Cookson

De bloedige oorlog, die vier jaar duurde en het leven kostte aan 600.000 mensen op een bevolking van 30 miljoen, draaide om slavernij. De leiders van de Zuidelijke staten, de Confederatie, vochten om de slavernij te behouden. De leiders van het Noorden kwamen op voor de ideologie van ‘vrije arbeid’, omdat dat in het belang van hun klasse was.

Het Noorden won de oorlog, maar alleen omdat het gaandeweg een revolutionaire strijd werd. De regering beloofde de slavernij af te schaffen, waardoor honderdduizenden zwarten zich aanmeldden om te strijden voor hun bevrijding. Zwarte en blanke vrouwen waren een cruciaal onderdeel van de strijd.

Tijdens de Amerikaanse revolutionaire oorlog van 1775-83 hadden de VS hun Britse overheersers verdreven. Maar er waren in het nieuwe onafhankelijke land twee zeer verschillende manieren om de maatschappij te organiseren. In het Noorden stroomden arbeiders de nieuwe fabrieken in en bewerkten zelfstandige boeren het land. Het Zuiden werd overheerst door slavenhouders. Rond 1860 produceerden vier miljoen slaven, die onder zware omstandigheden en wrede opzichters leefden, een miljoen ton katoen per jaar voor de wereldmarkt.

De elites van het Noorden en het Zuiden waren verdeeld tot op het bot. Veel Noordelijke industriëlen wilden handelsbeperkingen om hun producten te beschermen tegen de Britse concurrentie. Maar de Zuidelijke slaveneigenaren wilden vrije handel: handelsbeperkingen zouden de lucratieve export naar de Britse textielfabrieken raken.

Afschaffing

De belangen van het Zuiden voerden gedurende een groot deel van de 19e eeuw de boventoon, met behulp van de Democratische partij, die de slaveneigenaren vertegenwoordigde. Maar woede om de slavernij leidde tot de opkomst van een anti-slavernij beweging, en veel voorstanders van ‘vrije arbeid’ wilde de macht van het Zuiden verzwakken. De Republikeinse partij ontstond in de jaren 1850 vanuit dit sentiment, en in 1860 won de Republikein Abraham Lincoln de presidentsverkiezingen. Lincoln wilde vanaf het begin het Zuiden te vriend houden. Hij verklaarde dat hij zich niet zou bemoeien met de slavernij in de staten waar het al bestond.

Desondanks zagen de Zuidelijke staten de verkiezing van Lincoln als een bedreiging van hun macht. Zeven van hen scheidden zich af van de Unie (de federale regering): Zuid-Carolina, Mississippi, Florida, Alabama, Georgia, Louisiana en Texas. Virginia, Arkansas, Tennessee en Noord-Carolina sloten zich bij hen aan na het bombardement op Fort Sumter en de daaropvolgende mobilisatie van het federale leger om het Zuiden weer onder controle te krijgen.

In het Noorden ontstond een krachtige beweging; staten stuurden hun eigen milities, en burgers sloten zich vrijwillig bij het leger aan. Massa’s mensen kwamen af op bijeenkomsten van de antislavernij beweging, met sprekers zoals Frederick Douglass, een bevrijde slaaf, en de 19-jarige Anna Dickinson, een activiste uit de Quaker-traditie.

Douglass schreef: ‘Het Amerikaanse volk en de regering in Washington zullen het nog een tijd blijven ontkennen, maar de onverbiddelijke logica van de gebeurtenissen zal ze dwingen dit in te zien: dat de oorlog die nu in ons land woedt een oorlog voor en tegen de slavernij is.’

Aanvankelijk probeerde Lincoln de steun van de ‘gematigden’ te behouden. Hij deed concessies aan Noordelijke Democraten, die voor slavernij waren, en aan slavernijstaten die in de Unie bleven. Lincoln stelde George B. McLellan, een voorstander van slavernij in het Zuiden, aan als opperbevelhebber van het leger. Toen een generaal in 1861 slaven begon te bevrijden als militaire strafmaatregel tegen het Zuiden, draaide Lincoln de order terug. Lincoln zei zelfs dat weggelopen slaven moesten worden teruggegeven aan hun Zuidelijke eigenaren, tenzij ze voor het leger hadden gewerkt.

De gematigde methoden werkten niet, en 18 maanden na het begin van de oorlog ontstond er een patstelling. De anti-slavernij beweging kwam in actie voor radicalere maatregelen. Ze eisten dat Lincoln de slavernij zou afschaffen en zwarte soldaten in het Noordelijke leger zou toelaten. In de praktijk gebeurde dit al, aangezien steeds meer ontsnapte slaven zich als vrijwilliger aanmeldden om voor het leger van de Unie te werken.

Lincoln aarzelde eerst, maar toen hij overtuigd werd dat het nodig was om te winnen omarmde hij het voorstel. In 1862 ontsloeg Lincoln McLellan. Toen kondigde hij op 1 januari 1863 de Emancipatieproclamatie af, waarmee de slaven in de staten die zich bij de Confederatie hadden aangesloten, vrij werden verklaard. Het leger van de Unie stond nu open voor zwarte mensen, en tienduizenden meldden zich aan.

Ideeën

Tegen het einde van de oorlog vormden zwarten zo’n tien procent van de 2,5 miljoen soldaten van de Unie. Hun aanwezigheid in het leger veranderde de ideeën van veel van de mensen die ze tegenkwamen. Een sergeant uit Michigan schreef: ‘Hoe meer ik leer over de vervloekte slavernij, hoe meer ik het wil vernietigen. De afschaffing van de slavernij zal arbeid waardigheid geven; dat feit alleen al zal alles veranderen.’

Het nieuwe Noordelijke leger voerde een totale oorlog om de macht van de slaveneigenaren te breken. De Zuidelijke elite begon zich zorgen te maken over de aanwezigheid van zwarte mensen op hun grondgebied. Honderdduizenden slaven vluchtten van de plantages en liepen de kampen van het Noordelijke leger in. Dit bedreigde de bevoorrading van het Zuidelijke leger. Naarmate het Noordelijke leger verder het Zuiden introk, slaven bevrijdde en plantages verbrandde, hadden de slaveneigenaren geen andere keus dan zich over te geven. Dat gebeurde in april 1865.

De strijd veranderde de ideeën van Lincoln. Maar het waren niet allen zijn daden die de slaven bevrijdden. De slavernij in de VS werd omvergeworpen door de daden van miljoenen gewone mensen – zwart en wit – die deelnamen aan een revolutionaire oorlog tegen het Zuiden. De revolutionair Karl Marx merkte op: ‘De Nieuwe Wereld heeft geen grotere triomf behaald dan door deze demonstratie dat, door zijn sociale en politieke organisatie, gewone mensen dingen kunnen bereiken die in de oude wereld alleen door helden bereikt kunnen worden.’

Grenzen aan de Noordelijke overwinning

Bevrijde slaven vierden feest na de overwinning van het Noorden, maar hun hoop op gelijkheid werd wreed verstoord. Een Zuidelijke spion vermoordde Lincoln een paar dagen na de overwinning van het Noorden. Zijn opvolger, Andrew Johnson, wilde geen verandering aan het Zuiden opleggen, behalve de afschaffing van de slavernij. Maar er was veel tegenstand tegen Johnson, waardoor generaal en oorlogsheld Ulysses S. Grant in 1868 de verkiezingen won. Grant legde een periode van ‘reconstructie’ aan het Zuiden op.

Een Noordelijk bezettingsleger hield de oude Zuidelijke elite buiten de lokale en staatsoverheden. Bevrijde slaven stemden in verkiezingen, en honderden zwarte mensen werden verkozen in de regeringen van staten, en het federale congres en de Senaat. Er werden scholen geopend, waardoor arme zwarte en witte kinderen voor het eerst naar school konden.

De oude plantage-eigenaren hielpen bij de oprichting van de Ku Klux Klan, die een terreurcampagne begon tegen bevrijde slaven en hun witte sympathisanten. Maar zo lang het Noordelijke leger nog aanwezig was, kon de terreur de verbeteringen voor de zwarte mensen niet terugdraaien.

Eigendom

Maar het Noorden weigerde het grondeigendom in het Zuiden aan te pakken. De grond bleef in handen van de oude eigenaren. De meeste bevrijde slaven moesten hun ‘vrije arbeid’ verkopen aan hun voormalige eigenaren om rond te kunnen komen.

Tegen het midden van de jaren 1870 dachten de Noordelijke kapitalisten dat ze de macht van de grootgrondbezitters in het Zuiden hadden gebroken. Het leger trok zich terug, waardoor de Ku Klux Klan de vrije hand had om zijn terreurcampagne op te voeren. Door de terreur en de economische macht van de grondbezitters kon de oude elite weer de macht overnemen. Ze schaften het stemrecht voor zwarten en veel arme blanken af. Er kwamen wel mensen hiertegen in opstand, maar zwarte mensen in het Zuiden kregen het stemrecht niet terug tot de Burgerrechtenbeweging van de jaren 1950 en 1960.

De VS werden nu overheerst door het industriële kapitalisme en ‘vrije arbeid’. Maar racisme is net zo’n integraal onderdeel van dit systeem, en de rechten van zwarte mensen werden al snel met voeten getreden. Toch laat de massale mobilisatie van gewone mensen zien hoe fundamentele verandering kan plaatsvinden.

Lees ook het interview met historicus James McPherson: The war that became a revolution.