Cryptische aanklacht tegen alomtegenwoordig fascisme

Het boek Theorie van de Kraal van Willem Schinkel en Rogier van Reekum is een vreemd, moeilijk boek dat af en toe scherp uit de hoek komt. Maar voor de strijd tegen fascisme (of het begrip ervan) kun je het beter links laten liggen.
26 februari 2020

Waarnaar verwijst de titel van het boek? ‘De kraal, letterlijk een omsloten ruimte voor vee, is een biopolitieke ruimte waarbinnen populaties gedresseerd worden voor de circulatie van arbeid en kapitaal … Kraal is ordening, toe-eigening van woekeringen, dressuur ervan tot orde, tot circulatie, tot regelmatige terugkeer’ (p11). Die ‘ordening’ is het tegengestelde van ‘woekering’, wat hier zoveel betekent als ontsnappen aan bestaande categorieën en omheiningen – wit, man, Nederlands, etcetera.

Volgens de auteurs is de wil om de maatschappij te ordenen iets wat liberalen en fascisten samenbrengt; daarom zou liberalisme in naam een tegenstander maar feitelijk een voorstadium van fascisme zijn. Ergens anders bespreken Schinkel en Van Reekum weer identiteitspolitiek, wat volgens hen niet een definieerbare of identificeerbare vorm van politiek is, omdat het constant woekert: de poging tot definiëren en ordenen van identiteitspolitiek is zélf de fascistische vijand waartegen gestreden moet worden (pp24-26).

Schinkel en Van Reekum zien fascisme als ‘procyclisch geweld’: het verstevigen van bestaande hiërarchieën en dus het aanjagen van geweld. Het is een ‘explicitering’ van het geweld van de orde. Daarmee is er volgens de auteurs geen verschil tussen de huidige liberale orde en het fascisme. Het angstbeeld van dreigend fascisme is een middel voor liberalen om aan de macht te blijven.

Onderscheid

Het valt niet te ontkennen dat liberalen zoals Clinton en Macron hun fascistische tegenstanders hebben gebruikt in hun eigen campagnes. Ook valt het nauwelijks te ontkennen dat liberalen zich evenzeer schuldig maken aan onderdrukking en massamoord door imperialistische oorlogen en grenspolitiek. Maar Schinkel en van Reekum gooien het onderscheid overboord zonder daar genoeg bij stil te staan.

Buiten de vage termen hierboven leren we eigenlijk niet echt wat fascisme is. Partijen zoals D66 en Forum voor Democratie zijn inderdaad monsters van hetzelfde systeem, maar dat betekent nog niet dat ze hetzelfde monster zijn. Voor een scherpere kritiek van de symbiose tussen liberalisme en fascisme kunnen we beter bij de Italiaanse communist Domenico Losurdo terecht.

Maar dit boek moet volgens de schrijvers niet als kritiek worden gezien, want ‘kritiek is een modaliteit van kraaldenken,’ en wel de gevaarlijkste, juist omdat het gedijt binnen de kraal (p44). Schinkel en Van Reekum herinneren de lezer er geregeld aan dat zij zelf geen kritiek aan het beoefenen zijn. Ze benadrukken ook vaak dat ze geen programma hebben en dat zij bovenal niet weten hoe het wél moet. Iets begrijpen of iets uitleggen is ook niet het eerste doel van de heren: ‘wij willen alleen maar de expressie van woekering bewaren. Ons programma, dat we niet hebben, is uitgesproken preservatief’ (p17).

Metafoor

We moeten hier vaststellen dat de ‘theorie’ uit de titel van het boek helemaal geen theorie is, maar eerder een uitgebreide metafoor. In de kern is theorie namelijk gedestilleerde praktijk: leren van de praktijk om daar vervolgens algemeen geldende regels over op te stellen. In Staat en Revolutie legt Lenin bijvoorbeeld uit dat Marx pas echt begreep dat de revolutionaire arbeidersstaat een gewapende macht moet zijn, toen de praktijk hem dat leerde. De Parijse Commune was namelijk machteloos tegen het leger van de Franse staat. Zo kan (marxistische) theorie zich ontwikkelen door steeds te leren van toegepaste praktijk.

Maar met het ontwikkelen van theorie houden de auteurs zich niet echt bezig. Aan ‘theorie’ zoals men dat op de universiteit leert, is in dit boek overigens geen gebrek: Heidegger, Plato, Cedric Robinson en Fanon passeren allemaal de revue, net zoals verwijzingen naar werk van de beide heren zelf. De voetnoten zijn op sommige pagina’s langer dan de tekst.

En die verhouding tussen de kern van het idee en wat er feitelijk op papier staat is precies het probleem met dit boek. In plaats van duidelijke uitleg wordt er gekozen voor poëtische, bewust zweverige taal, besprenkeld met zelfverzonnen woorden (wat inmiddels het handelsmerk van Schinkel is geworden). Mocht je de boeken waarnaar verwezen wordt gelezen hebben, dan heb je geluk: je zult waarschijnlijk begrijpen waar de cryptische taal naar verwijst. Weet je niet waar de auteurs zijdelings of zelfs met een knipoog naar verwijzen, dan heb je pech. Schinkel en Van Reekum hebben geen tijd om uit te leggen wat ze bedoelen.

Voor wie?

Voor wie is dit boek bedoeld? Naar eigen zeggen richten de auteurs zich niet op de linkse antikapitalisten en antiracisten, maar juist op ‘de executeurs van de ordeningen’, de ‘redelijken, die het genuanceerd bekeken’, ‘de normalo’s’ en ‘[d]e gewone mensen, en hun gewone geweld, hun gewoon-zijn ten koste van geweld, op kosten van alles wat niet gewoont’.

Het is echter duidelijk dat dit boek niet is geschreven voor ‘gewone mensen’ en dat weten de schrijvers van dit boek zelf ook wel. Schinkel en Van Reekum lijken een duidelijke afkeer te hebben van academisch gezwets (‘hippe boeken, slicke lettertypes, gedistingeerde denkers in donkere kleren, moeilijk kijkend … op conferenties en workshops’), maar waarschijnlijk zal dit werk nauwelijks begrepen of überhaupt gelezen worden buiten een handjevol academici en studenten. En eigenlijk is dat ook niet zo erg.

Willem Schinkel en Rogier van Reekum
Theorie van de Kraal
Boom filosofie 2019 / 160 pagina’s / €20,-