Contouren van de komende recessie – Nederland: hoge schulden, lage investeringen
Door Jeroen van der Starre
Het is nauwelijks indrukwekkend. Waar de economische groei eind jaren 90 meestal tussen de 4 en 5 procent lag, wordt nu gejuicht om nog niet de helft. De achtergrond is duidelijk: politici willen graag doen alsof hun afbraakbeleid succes heeft gehad, al is het maar op papier. En veel economen en positivo’s in het bedrijfsleven willen graag geloven dat de crisis eindelijk voorbij is. Ze baseren dit op het dogma uit de financiële wereld dat economie neerkomt op ‘vertrouwen.’ Maar Asschers claim dat ‘we’ de crisis ‘nu echt achter ons (hebben) gelaten’ negeert zowel de achtergrond van de huidige groei als de economische vooruitzichten.
De groei van de afgelopen paar jaar is grotendeels terug te voeren op drie elementen. Ten eerste is de Nederlandse export relatief hoog. Volgens de meest recente cijfers, over 2014, heeft Nederland het op zes na grootste handelsoverschot ter wereld. Die export gaat grotendeels naar andere EU-landen, maar steeds meer naar China en opkomende economiëen. Vooral de export van transportmiddelen steeg de laatste maanden snel.
Een tweede factor is de groei van buitenlandse investeringen. Volgens het ministerie van Economische Zaken gaat het vooral om Chinese en Amerikaanse bedrijven die distributiecentra, marketingafdelingen en hoofdkantoren vestigen. Tot slot zijn er de stijgende en soms exploderende huizenprijzen. In Amsterdam steeg de huizenprijs in de eerste maanden van 2016 met maar liefst 21 procent, tegen een landelijk gemiddelde van 5,5 procent.
Lage lonen
De stijgende export heeft in belangrijke mate te maken met de lage lonen. De reële lonen van werkenden zijn volgens de laatste CBS-cijfers nauwelijks hersteld van de crisis en lopen steeds meer uit de pas met de arbeidsproductiviteit (grafiek 1, zie onder). Mensen werken dus harder, maar verdienen minder. Vooral jongeren betalen een hoge prijs: volgens het CBS is het gemiddelde inkomen van jongeren onder de 25 sinds begin deze eeuw met meer dan een kwart gedaald. Mensen tussen de 25 en 30 gingen er ruim 10 procent op achteruit.
Onderzoek van McKinsey laat zien dat het reële inkomen van 70 procent van de Nederlandse bevolking sinds 2004 daalde of stagneerde. Daarbij wordt het beeld vertekend doordat een groot gedeelte van de koopkrachtstijging van de afgelopen jaren het gevolg is van lagere inkomstenbelastingen, die volgend jaar via de gemeentebelasting weer zullen terugkomen, en de lagere pensioenpremies — een sigaar uit eigen doos.
De lage lonen spelen ook een rol in de buitenlandse investeringen. Dat Nederland een ‘gunstig vestigingsklimaat’ heeft, wil zeggen dat arbeiders goed geschoold maar goedkoop zijn en dat grote bedrijven heel weinig belasting betalen, maar er een goede infrastructuur voor terugkrijgen. Het ‘herstel van de huizenmarkt’ lijkt onderdeel te zijn van een nieuwe vastgoedzeepbel: de huizenprijzen stijgen veel sneller dan de lonen en gaan gepaard met een toename van de hypotheekschuld — ondanks dat het aflossen van de hypotheek de laatste jaren populair was vanwege de lage spaarrente.
Schuld
Het weinige herstel dat er is is dus bereikt over de ruggen van gewone mensen. Dát was de werkelijke reden voor het afbraakbeleid van de afgelopen kabinetten. De staatsschuld die zogenaamd omlaag moest, staat nu met 442 miljard maar liefst 70 procent hoger dan in 2007 – voordat de gefaalde banken werden uitgekocht.
Maar er zijn meer redenen om te twijfelen aan de ‘gezondheid’ van de Nederlandse economie. De afgelopen twee jaar horen we euforische berichten over stijgende bedrijfsinvesteringen. Die stijging wordt echter afgemeten aan het dieptepunt van de recessie.
Maar de bedrijfsinvesteringen als percentage van het nationaal inkomen (bbp) blijven nog stevig achter bij het niveau van voor de crisis (grafiek 2). In plaats van te investeren hebben grote Nederlandse bedrijven steeds meer geld in beleggingen en deposito’s gestopt of als dividend uitgekeerd aan aandeelhouders (grafiek 3). De achtergrond hiervan is dat er nog altijd een groot gebrek is aan winstgevende investeringsmogelijkheden.
Ook zijn er steeds meer signalen van een volgende recessie: de Britse economie zit in zwaar weer, Italië heeft een nieuwe bankencrisis en de Chinese economie koelt snel af. In een volgende recessie zullen de afzetmarkten voor Nederlandse export snel opdrogen. Door de enorme toename aan flexbanen en de lage lonen zal dit leiden tot een veel snellere stijging van de werkloosheid, het inzakken van de interne markt en mogelijk het knappen van de hypotheekzeepbel.
Herstel
Het zogenaamde economische herstel zal, zoals sommige marxistische economen al langere tijd voorspellen, dus weinig meer blijken te zijn dan een korte en zwakke periode van groei in een veel langere periode van depressie. Bezuinigingen en de flexibilisering hebben ervoor gezorgd dat gewone mensen in een volgende recessie nog veel harder getroffen zullen worden. Duurzaam herstel is voorlopig niet in zicht.
Links en de vakbeweging moeten hiervan leren: in plaats van loonmatiging en de afbraak van onze rechten te accepteren moeten we in actie komen om die rechten en onze levensstandaard te verdedigen. In tegenstelling tot wat het kabinet ons voorhoudt is de ruimte daarvoor ruimschoots aanwezig. De miljarden die worden opgepot en aan aandeelhouders worden uitgekeerd kunnen ook gebruikt worden voor sociale huisvesting, een nationaal zorgfonds en hogere lonen. Zelfs volgens De Nederlandsche Bank hebben werkenden veel meer ingeleverd dan ‘verantwoord’ was.
Maar ondertussen maakt de VVD zich op voor het opblazen van het sociaal akkoord en heeft het ministerie van Financiën een ‘menukaart’ met 50 miljard aan mogelijke bezuinigingen gepresenteerd als smaakmaker voor de verkiezingsprogramma’s. Voor rechts en de multinationals leveren we nooit genoeg in. Het is hoog tijd ons op te maken voor de confrontatie.