Conceptplan Nieuwe Vakbeweging zit op verkeerde spoor
Door Maina van der Zwan
Vernieuwing begint met erkennen wat je fout hebt gedaan. En daar gaat het al mis. Veel actieve leden leggen de oorzaak voor de vakbondscrisis bij een poldercultuur die jarenlang over de hoofden van leden sociale verworvenheden heeft ingeleverd. Zo niet de externe deskundigen van de kwartiermakers. Die wijzen in het oprichtingsdocument naar iets heel anders:
‘Een belangrijke oorzaak lijkt dat de huidige organisatie van het vakbondswerk niet altijd aansluit bij de veranderende sector- en beroepsstructuur van de Nederlandse en internationale economie. In die nieuwe wereld is de eigen identiteit van groepen werknemers, zzp’ers, uitkeringsgerechtigden en senioren juist zo belangrijk. Er moet recht worden gedaan aan de verscheidenheid in de samenleving, indien die verschillende mensen zich moeten herkennen in de vakbeweging.’
Verkeerde diagnose, verkeerd medicijn
De vakbeweging zou dus in crisis zijn omdat ze onvoldoende aansluit bij de pluriformiteit van een geïndividualiseerde samenleving en een geflexibiliseerde arbeidsmarkt. Niets over hoe de vakbeweging de afgelopen dertig jaar geen antwoord had op de neoliberale afbraak, de uitverkoop van publieke diensten en het uithollen van de sociale zekerheid. Niets over hoe ze tandeloos heeft geprobeerd om te redden wat er te redden viel door achteruit te polderen en leden daarom teleurgesteld zijn afgehaakt.
Nee, de bond is te weinig meegegaan met de tijd! Ze heeft zich onvoldoende aangepast aan al deze veranderingen. En dus luidt de nieuwe doelstelling: ‘De nieuwe vakbeweging heeft als ambitie om een bijdrage te leveren aan het vermogen van mensen om zich in en door hun werk te ontwikkelen tot vrije, onafhankelijke individuen. Daartoe brengt zij mensen met elkaar in contact en zorgt ervoor dat mensen elkaar ondersteunen. En behartigt belangen en ontwikkelt en levert diensten, die helpen de geformuleerde ambitie waar te maken.’
Dat is waar we volgens de kwartiermakers een vakbeweging voor nodig hebben. Het hele oprichtingsdocument gaat dan ook over ‘levensloopbegeleiding’, individuele dienstverlening en het stimuleren van zelfontplooiing. Er is ook al een passende website gelanceerd (liberaal blauw past bij jou!) waarop te lezen staat dat de vakbeweging mede mogelijk wordt gemaakt door de kwartiermakers en al 83 mensen dit ‘leuk vinden’ op Facebook.
De meest enthousiaste reacties komen uit de hoek van FNV Jong, de bond voor jonge FNV-bestuurders, die wordt geleid door de ongekozen VVD’er Dennis Wiersma (en evenveel affiniteit heeft met de problemen van jonge arbeiders als Jort Kelder). Tot zo ver de intenties achter De Nieuwe Vakbeweging.
Recept voor versplintering
Een van de belangrijkste vernieuwingen van de conceptstructuur is dat de organisatielijnen zowel verticaal gaan lopen langs beroepsgroepen (‘sectoren’) als horizontaal langs maatschappelijke identiteiten (‘doelgroepen’). Bij het eerste moet je denken aan sectoren zoals spoor, zorg en schoonmaak, en bij het tweede aan jongeren, allochtonen, senioren en zzp’ers.
Binnen bepaalde beroepsgroepen zouden er zelfs verschillende sectoren kunnen komen, bijvoorbeeld georganiseerd langs verschillende geloofsovertuigingen. Die moeten dan met elkaar gaan concurreren. Te grote sectoren zouden moeten worden opgebroken. Volgens ingewijden verwacht Jetta Klijnsma dat er zo rond de negentig aparte sectoren binnen De Nieuwe Vakbeweging georganiseerd gaan worden.
Afgezien van het absurde idee dat binnen dezelfde koepel lidverenigingen met elkaar zouden moeten gaan concurreren, is het idee van meer langs beroepsgroepen organiseren helemaal niet verkeerd. Hetzelfde vak uitoefenen is een sterke basis voor collectieve organisatie. Maar de vraag is hoe al die verschillende groepen weer verenigd worden. Worden het allemaal autonome bondjes, met hun eigen werkorganisatie en eigen financiën? Dat is hoe het in de conceptstructuur is geregeld en als dat doorgang vindt is het niets minder dan een recept voor versplintering en een doodssteek voor de solidariteit.
Op dit moment wordt het merendeel van het geld binnen de FNV door de centrale beheerd en herverdeeld. Zo kunnen relatief zwakkere sectoren zoals de schoonmaak en thuiszorg ondersteund worden door de sterkere sectoren zoals het vervoer en de havens. Hoeveel afdracht er naar de koepel komt, is in het oprichtingsdocument niet concreet uitgewerkt, maar het heeft het er alles van weg dat de kwartiermakers de boel willen opbreken. Het gevolg zal zijn dat de vakbeweging als geheel aan slagkracht zal inboeten.
Voorzittersparlement
Dan is er nog het vraagstuk van de besluitvorming. Bij de presentatie werd groot gewag gemaakt van het ledenparlement, want ‘de leden van de bond moeten weer centraal staan.’ Dit is met de gekozen voorzitter voor heel veel mensen de belangrijkste verbetering. In de huidige structuur maakt een geheel uit bezoldigde bestuurders bestaande federatieraad de dienst uit en is het heel moeilijk om vanuit de leden invloed uit te oefenen op de koers van de vakbeweging. Hoog tijd dus dat dit verandert.
Maar wat staat er weggestopt op pagina 106 van het oprichtingsdocument? Artikel 20, lid j: ‘Elke aangesloten vereniging wijst haar voorzitter aan en, afhankelijk van het aantal zetels op basis van het aantal leden, andere leden van de aangesloten vereniging, als namens haar zitting hebbend en stemgerechtigd lid van het ledenparlement.’
Met andere woorden: de voorzitters van alle lidverenigingen, sectoren en doelgroepen, nemen statutair zitting in het parlement! En voor de grotere verenigingen zijn extra zetels in te vullen. Dit betekent dat het ‘ledenparlement’ voornamelijk zal bestaan uit bezoldigde voorzitters uit de werkorganisatie, niet uit leden vanuit de vereniging. Er wordt hier dus een voorzittersparlement opgericht, met als enige verschil met de huidige federatieraad dat deze niet zal bestaan uit 19 voorzitters, maar een heleboel meer. ‘Leden weer centraal’ stellen is bij deze opzet dus een farce.
Daarbij komt nog iets. Er wordt een zogenaamde ‘Adviesraad’ opgericht, wat een ander woord is voor een Raad van Toezicht. Deze bestaat uit vijf mensen die in de vier jaar voor hun aanstelling niet actief zijn geweest voor de vakbeweging (lees: outsiders) en ‘zonder last of ruggespraak’ moeten kunnen functioneren. Hun taak is om ‘toezicht te houden op de effectiviteit en efficiency van het beleid van het gemeenschappelijk bestuur, haar te adviseren omtrent de bedrijfsvoering en investeringsprogramma’s en op te treden als gedelegeerd verantwoordelijke voor arbeidsvoorwaarden.’
In andere woorden, er komt een schimmig, controlerend orgaan bestaande uit mensen van buiten de vakbeweging die vergaande invloed zullen hebben op het reilen en zeilen in de koepel. Hier gaan de kwartiermakers over hun graf regeren.
Wat nu?
Terug naar de context en hoe we de conceptstructuur van De Nieuwe Vakbeweging zouden moeten beoordelen. Europa is het terrein van de ernstigste economische crisis sinds de jaren dertig. Nadat financiële instellingen voor duizenden miljarden euro’s zijn gered, wordt de rekening hiervan nu bij gewone mensen neergelegd. De aanvallen zijn ongekend en de sociale gevolgen ervan beginnen we nog maar net te voelen.
Er is daarom dringend een sterke organisatie nodig waarmee we onze collectieve belangen kunnen verdedigen. De vraag is of in dat kader de nieuwe vakbondsstructuur een stap in de goede richting is. En het antwoord is nee. Deze structuur, die voortbouwt op de lijn van ‘FNV, uw zaakwaarnemer’, gaat het moeilijker in plaats van makkelijker maken om de bezuinigingsaanvallen af te slaan.
Wat moet er dan gebeuren? Begin maart formuleerden de FNV-bonden Abvakabo, Bouw en Bondgenoten voorwaarden voor de nieuwe vakbeweging, waaronder een grondslag van democratie en een rechtvaardige verdeling van welvaart, een rechtstreeks gekozen bondsparlement en een vakbeweging die als geheel sterk is. Zelfs aan die algemeen geformuleerde voorwaarden is niet voldaan. Het kan en moet scherper. Leden zouden in de komende weken moeten pleiten voor de volgende wijzigingen in het oprichtingsdocument:
1) Een doelstelling die niet uitgaat van ‘een bijdrage leveren aan het vermogen van mensen om zich in en door hun werk te ontwikkelen tot vrije, onafhankelijke individuen’, maar van ‘de behartiging van de collectieve belangen van alle werknemers, met of zonder baan, tegenover die van de werkgevers’.
2) Een structuur waarin lidverenigingen worden georganiseerd langs lijnen van beroep, maar waarin er één werkorganisatie komt die de financiën centraal beheert en onder aansturing staat van een ledenparlement als hoogste orgaan. Dat garandeert slagkracht en solidariteit.
3) De leden van het parlement worden rechtstreeks gekozen uit de verenigingen, niet vanuit de werkorganisatie. Hoe directer de echt belangrijke beslissingen door leden genomen worden, hoe meer garantie dat deze ook werkelijk de stemming op de werkvloer weerspiegelen.
4) Alle leden van het hoofdbestuur worden gekozen in een verenigingbrede verkiezing en leggen verantwoording af aan het parlement.
5) De ‘Adviesraad’ wordt geschrapt uit de statuten.
Deze wijzigingen zouden de basis leggen voor een daadwerkelijk nieuwe vakbeweging, een die mensen verenigt en activeert, in het offensief kan gaan en weer successen kan boeken. Wie weet wordt het dan ook echt leuk. Maar zolang er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan is de nieuwe structuur geen verbetering en zouden de FNV-bonden er niet op moeten ingaan. We gaan geen schoenen weggooien voordat er fatsoenlijke nieuwe zijn.
Op het Marxisme Festival, zondag 20 mei om 13.00, spreken Hans Boot (online webzine Solidariteit) en Maina van der Zwan (IS) over De Nieuwe Vakbeweging: sociale ANWB of strijdbond?