Colombia: vrede van rijken is oorlog tegen armen

Op 2 oktober werd het vredesakkoord tussen de Colombiaanse staat en de FARC nipt verworpen in een referendum. Nestor Nin analyseert de uitslag en kijkt naar de oorlog achter het vredesproces.
25 oktober 2016

Na vier jaar onderhandelen tussen de Colombiaanse staat en de FARC, de oudste guerrillabeweging van Latijns-Amerika, lag er een vredesakkoord op tafel. Het voorzag onder andere in landhervorming, politieke deelname, waarheidsvinding over oorlogsmisdaden, vrederechtspraak voor alle belangrijke betrokkenen en een einde aan meer dan vijftig jaar oorlog.

Colombia is rijk aan grondstoffen en landbouwgrond. Strijd om controle over die rijkdom is al eeuwen de bron voor grootschalig geweld. De vorm die dit meestal aannam was strijd tussen elites. De realiteit was landonteigening van kleine boeren en bloedige onderdrukking van verzet. In de jaren vijftig, in een periode die La Violencia (het geweld, red.) is gaan heten, werden 250.000 mensen vermoord. Politieke uitsluiting en staatsgeweld waren voor de Communistische Partij aanleiding om in 1966 een guerrillabeweging te beginnen, de FARC.

De burgeroorlog die volgde is in de decennia erna vervormd tot een brute strijd om drugshandel en (mijnbouw)grond. Rechtse paramilitairen, gesteund door de staat, grootgrondbezitters en multinationals, voerden een terreurbewind over de plattelandsbevolking. In deze oorlog zijn 1906 dorpen verwoest, 7 miljoen boeren ontheemd, 280.000 mensen gedood, tienduizenden vrouwen verkracht en duizenden burgers ontvoerd. Hoe kan dan een akkoord zijn verworpen dat een einde aan dit geweld had moeten maken?

Het referendum

President Santos had beloofd dat een akkoord aan de bevolking zou worden voorgelegd. Zonder draagvlak zou de lange weg naar een duurzame vrede bij voorbaat onbegonnen werk zijn geweest. Analisten hadden voorspeld dat het akkoord ruimschoots zou worden aangenomen. De uitslag van 50,2 procent tegen en 49,8 procent voor was dan ook een onverwachte mokerslag voor het ja-kamp.

Het zwaartepunt van de nee-stem lag in de stedelijke gebieden, die veel minder onder het conflict hadden geleden. Gebieden die het hardst door de oorlog zijn getroffen hebben massaal voor gestemd. De opkomst van 38 procent was bovendien bijzonder laag, wat veel zegt over het algehele wantrouwen tegen de politiek en het vredesproces.

De tegencampagne

Terugkijkend zijn er duidelijke factoren aan te wijzen voor het gebrek aan steun. Santos is mede door een falend sociaal beleid erg impopulair en omdat hij zichzelf zo nadrukkelijk naar voren heeft geschoven tijdens het vredesproces werd het referendum ook een oordeel over zijn presidentschap. Daarnaast zagen veel Colombianen de opstelling van de FARC als arrogant en weinig berouwvol.

De belangrijkste factor was echter de tegencampagne van rechts-conservatieve krachten, geleid door ex-president Uribe. Die ging nadrukkelijk niet over het akkoord, maar over het opstoken van verontwaardiging en het verspreiden van leugens. Zo werden op radiostations waarnaar vooral hoogopgeleiden luisteren, gezegd dat de FARC amnestie zou krijgen en de belastingen omhoog zouden gaan. Op radiostations die populair zijn onder de werkende klasse werd gezegd dat overheidssubsidies zouden worden afgepakt en aan de FARC gegeven.

Daarnaast heeft de tegencampagne een vuil spel gespeeld rond genderpolitiek. In de maanden voorafgaand aan het referendum had de Minister van Onderwijs, zelf openlijk lesbisch, een handboek gelanceerd dat onderwijzers moest helpen in het bestrijden van discriminatie van lesbische en homoseksuele leerlingen. Het nee-kamp, waaronder delen van de Katholieke Kerk, greep dit aan om te proclameren dat het vredesakkoord de traditionele rol van de familie zou aantasten. Een pamflet van de nee-campagne had als kop: ‘Colombia is in gevaar! Van een communistische dictatuur en de naderende invoering van genderideologie’.

De rechtse agenda

De referendumuitslag heeft de rechts-conservatieve oppositie een troef gegeven bij het heronderhandelen van het akkoord, waar het ze om te doen was. Ook hard-rechts wil namelijk ‘vrede’, maar wel op zijn voorwaarden.

Anderhalve week na de uitslag legde Uribe zijn kaarten op tafel. Hij wil niet alleen dat FARC-commandanten gevangenisstraf krijgen en een hogere drempel voor hun politieke deelname, maar ook een ontmanteling van de vredesrechtspraak en de paragraaf over landverdeling. Die laatste twee zijn cruciaal. Onder het akkoord zouden ook hogere militairen en de financiers van het geweld, waaronder bedrijven, verantwoording moeten afleggen over hun rol. Dat was een doorn in het oog van rechts.

Daarnaast wil Uribe niet dat de 7 miljoen ontheemden profiteren van een gedeeltelijk teruggave van gestolen land. Hij wil vrij spel voor buitenlandse investeerders en (mijnbouw)multinationals. Op dit moment bezitten 2300 Colombianen 53 procent van het land. Paramilitairen controleren nog steeds grote delen van het land. Alleen dit jaar al zijn 51 mensenrechtenactivisten en gemeenschapsleiders vermoord. Grootgrondbezit, onderdrukking en straffeloosheid vormen al eeuwen het fundament van verrijking van de elite. Conservatief-rechts wil nu een vrede waarbij de FARC zich effectief overgeeft en de oorlog van rijk tegen arm onbelemmerd kan worden voortgezet.

Draagvlak

Het openbreken van het akkoord biedt tegelijkertijd een kans om het draagvlak voor het vredesproces te versterken. Niet door concessies te doen aan de rechtse oppositie, maar door de bevolking te betrekken. Tienduizenden Colombianen zijn de afgelopen weken de straat opgegaan voor een duurzame vrede. Organisaties van slachtoffers, inheemse bevolking, (landloze) boeren en vakbonden hebben aangegeven bij het vredesproces betrokken te willen worden. De regering en de FARC zouden er goed aan doen naar hen te luisteren.

Nestor Nin is een pseudoniem