Citotoets: van kansengelijkheid naar segregatie
Door een leerkracht in het speciaal basisonderwijs
Op meer dan 85 procent van de basisscholen worden citotoetsen afgenomen. Al vanaf groep 1 van de basisschool worden kinderen twee keer per jaar getoetst om hun cognitieve ontwikkeling te volgen. De meeste basisscholen nemen ook de Centrale Eindtoets van Cito af. Sommige scholen kiezen voor een eindtoets van een ander merk. Deze eindtoetsen geven een advies met betrekking tot het vervolgonderwijs.
Hoe komt het dat de eindtoetsen de kansenongelijkheid in de praktijk vergroten? Ten eerste omdat een toets laat zien wát er onderwezen is en hoe goed dat is onderwezen, meer nog dan wat een leerling in potentie kán. Hoewel in de media steeds wordt gezegd dat leerkrachten adviezen lager dan de toetsscores geven, blijkt juist uit recentelijk onderzoek dat niet-Westerse migranten van de eerste generatie door de toets vaker ondergewaardeerd worden.
Dit komt doordat de eindtoetsen een aanzienlijke ervaring met de Nederlandse taal veronderstellen en anderstalige leerlingen benadelen. Verder blijkt de uitslag van de Cito eindtoets een goede voorspeller te zijn van het opleidingsniveau van de ouders en veel minder van de capaciteiten van kinderen.
Hoe komt het dat er zoveel getoetst wordt?
De wildgroei van toetsen is eigenlijk vanuit het neoliberale idee dat scholen met elkaar moesten concurreren. Op die manier zou er een gezonde prikkel tot onderwijsverbetering worden gecreëerd waar het hele Nederlandse onderwijs van zou gaan profiteren. Scholen werden verplicht jaarlijks de scores van hun Cito eindtoets publiekelijk bekend te maken.
RTL publiceerde vanaf 2013 jaarlijks de ranglijst van scholen op basis van de citoscores. Maar hier zat een addertje onder het gras: RTL Ventures, de investeringstak van mediabedrijf RTL Nederland, had tot medio 2018 een belang van ruim 20 procent in Squla, leverancier van een online bijlesprogramma dat ouders voor hun kinderen kunnen kopen, waarmee basisschool- en brugklasleerlingen thuis kunnen oefenen. Squla is in 2010 opgericht door CEO André Haardt en maakt met ongeveer 200.000 betaalde abonnementen in Nederland inmiddels een miljoenenomzet. Schaduwonderwijs is big business. Het moederbedrijf Futurewhiz heeft takken in Duitsland en Polen.
Zoals met alles in de markteconomie leidt concurrentie tot ‘winnaars’ en ‘verliezers’. Met name hoogopgeleide ouders gingen actief op zoek naar een school waar de hoogste citoscores worden behaald, want daar heeft hun kind ‘de meeste kansen’. Dezelfde (veelal autochtone) ouders maakten gebruik van commerciële leermiddelen als Squla of lieten hun kinderen bijspijkeren door middel van bijles in het beantwoorden van opgaven in Citostijl.
De Citoscore is een goede voorspeller van het opleidingsniveau van de ouders. Op scholen waar de gemiddelde scores hoog zijn, zitten vaker kinderen van hoogopgeleide ouders. Ouders met een hogere opleiding hechten er belang aan dat hun kind op een school komt met andere kinderen van hoogopgeleide ouders, zo blijkt uit onderzoek uit 2013 dat waarschuwde voor het publiceren van kale Citoscores. De al bestaande segregatie werd zo verdiept ten koste van de kinderen wiens ouders niet over de kennis en financiële middelen beschikten.
Het ging zelfs zover dat scholen hun toetsresultaten op reclamefolders afdrukten om leerlingen te werven en dat er leerkrachten ter verantwoording werden geroepen bij een lage citoscore. Cito creëerde als het ware een afrekencultuur waar juist leerlingen in achterstandswijken de dupe van werden.
Mechanismen werken door
Sinds een aantal jaar is RTL geen aandeelhouder meer van Squla en is Cito het absolute monopolie op de eindtoets kwijt. Maar ze hebben concurrentie tussen scholen uitgebuit en de competitiviteit tussen ouders en tussen leerlingen versterkt. En dat mechanisme gaat onverminderd door.
Ook zonder commerciële bemoeienis leidt, volgens nieuw promotieonderzoek, ‘het meritocratische denkraam onder onderwijs en toetsing op het niveau van de school en op het niveau van de leerling vooral tot bevestiging van de uitgangssituatie bij intrede in het funderend onderwijs.’ De eindtoets speelt ‘niet of nauwelijks de emancipatoire rol die we er graag aan toedichten. De eindtoets en het daarmee samenhangende kwaliteitsoordeel van scholen door de overheid draagt vooral bij aan een verdere bevestiging van de bestaande maatschappelijke ongelijkheid en aan een verdere verharding ervan.’