Chili 1973: de gebroken belofte op verandering
Eind jaren zestig zijn er in Chili steeds meer stakingen tegen werkloosheid en toenemende inflatie. Op die golf van arbeidersprotest komt Allende in 1970 in het presidentiële Palacio de La Moneda terecht. Zijn Partido Socialista vormt samen met vijf andere partijen de coalitie Unidad Popular (Volkseenheid, JP). Waar de reguliere geschiedschrijving vaak enkel focust op Allende versus Pinochet, heeft de Chileense arbeidersklasse een indrukwekkende rol gespeeld in de maatschappelijke krachtsverhoudingen. De kernvragen uit die periode luiden: kan verandering van bovenaf worden bewerkstelligd? Is het mogelijk om de media, het juridische systeem en het leger te gebruiken om de maatschappij te veranderen? Kun je het systeem van binnenuit hervormen of is revolutie noodzakelijk?
Onafhankelijkheid
In tegenstelling tot gekoloniseerde landen in Azië en Afrika, weten de meeste Latijns-Amerikaanse landen zich al in de negentiende eeuw vrij te vechten van hun Spaanse kolonisator. In Chili gebeurt het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1818, Spanje erkent die zelfstandigheid in 1844. De onafhankelijkheidsstrijd in Chili werd voornamelijk gevoerd door een bestaande bovenlaag van militairen en lokale heersers in de toenmalige kolonie die van Spanje af wilde. Er vond niet zozeer een breedgedragen bevrijdingsstrijd plaats zoals dat meer in de tweede helft van de twintigste eeuw in Afrika en Azië gebeurde. Dat betekent dat tegen de tijd dat Allende wordt gekozen, instituten zoals het leger en justitie nauw verweven zijn in de maatschappij. Ze hebben ervaring met het tegenwerken van elementen die maatschappelijke verhoudingen onder druk zouden kunnen zetten.
Daarenboven heeft de bourgeoisie vanaf het einde van de negentiende eeuw nauwe banden met imperialistische landen. Engelse, Amerikaanse en Duitse ondernemingen zijn zeer geïnteresseerd in het delven van koper en andere grondstoffen. De mijnen zijn trouwens van meet af aan een haard van arbeidersverzet. Allerlei vakbonden worden opgericht en er volgt een aantal splitsingen en fusies. Maar uiteindelijk is de CUT vanaf 1950 de belangrijkste vakbond. Begin jaren zeventig heeft Chili negen miljoen inwoners waarvan er drie miljoen arbeiders zijn. Koper is in die periode nog steeds het grootste exportproduct en 70 procent van de handel erin is in buitenlandse handen. Chileense weg
In het eerste jaar van Allendes regering lijkt het aan de oppervlakte pais en vree. In het kader van ‘la vía chilena al socialismo’ (de Chileense weg naar het socialisme, JP) worden de salarissen van gewone mensen stevig verhoogd, tussen de 37 procent en 120 procent. Ook nationaliseert de regering negentig fabrieken en worden zo’n duizend grote landgoederen (‘haciënda’s’) onteigend. De kapitalisten en grootgrondbezitters worden gecompenseerd. Allende tast dus niet het eigendomsprincipe aan: deze Chileense variant van socialisme heeft niet de bedoeling om te breken met het systeem.
Bovendien tekent de linkse president bij aantreden een ‘statuut van garanties’. Omdat de Unidad Popular geen absolute meerderheid behaalt tijdens de verkiezingen, wordt de linkse coalitie afhankelijk van christelijke partijen voor besluitvorming in het parlement. Met het statuut geeft Allende eigenlijk meteen al het signaal af aan de heersende klasse dat hij de rol van de kerk, het onderwijs en het leger niet zal aantasten.
Deze opstelling van Allende – die zichzelf marxist noemt – komt langzamerhand onder druk te staan, want onder de oppervlakte broeit een conflict tussen twee tendensen. Ten eerste groeit het klassenbewustzijn onder de Chileense bevolking, de stakingsgolf van de jaren zestig blijft doorgaan. En daarnaast smaken de eerste materiële verbeteringen naar meer.
Ten tweede begint – na een eerste periode van verwarring – de bourgeoisie Allende te testen om te zien hoe populair hij is. Ze was natuurlijk al niet enthousiast over zijn presidentskandidatuur en nu wil ze van hem af. Ook al nationaliseert Allende vooral buitenlandse in plaats van Chileense bedrijven. Chileense industriëlen beginnen ondertussen wel hun kapitaal te exporteren en herinvesteren niets – vaak houden overheidssubsidies de fabrieken gaande.
Er begint een sfeer van schaarste te ontstaan en daarin ziet de bourgeoisie een eerste kans om Allende dwars te liggen. Tijdens een bezoek in november 1971 van Fidel Castro aan Chili, gaan honderden vrouwen uit de middenklasse met lege potten de straat op. Deze potten staan symbool voor schaarste, die natuurlijk is gecreëerd door de rijke bovenlaag en niet door Allende. Deze ‘mars van de lege potten’ is dan ook georganiseerd door rechtse partijen.
Binnen de gelederen van de Unidad Popular ontstaat begin 1972 een discussie over ‘consolidar o avanzar’ (consolideren of doorzetten, JP). Kleinere partijen die vooral steun genieten onder studenten en ongeorganiseerde arbeiders willen doorzetten. De Communistische Partij en Allendes Partido Socialista staan sterker en zijn voor consolideren, wat inhoudt dat het proces van hervormingen ophoudt en dat de nadruk meer komt te liggen op het verbreden van electorale steun. De boodschap is dat er geen ander middel tot verandering is dan de Unidad Popular. Deze discussie vindt helaas vooral binnenskamers plaats, via de media of openbare bijeenkomsten is de arbeidersklasse amper deelgenoot. En die laatste blijft niet stilzitten.
Op twee uur rijden van hoofdstad Santiago, wil een rechtse rechter in Melipilla in juni 1972 niet meegaan in een onteigening van een haciënda. Boze boeren houden demonstraties en bezetten wegen en krijgen solidariteit van stakende arbeiders in de Cerillofabriek. Deze kruisbestuiving zorgt voor de geboorte van de eerste ‘cordón industrial’, een soort arbeidsraad. Deze cordón wil dat werknemers controle krijgen over de productiemiddelen. Klassentegenstellingen beginnen zich steeds duidelijker af te tekenen, waarop de consoliderende strategie van de Unidad Popular enkel antwoord geeft met trouw blijven aan de burgerlijke democratie.
Bazenstaking
Chili, gelegen tussen het Andesgebergte en de Stille Oceaan in, is van noord tot zuid 4200 kilometer lang en op zijn breedst 350 kilometer. Transport is daarom een belangrijk gegeven in het land en dat vormt dan ook de basis voor het grootste conflict tussen klassen onder Allendes regering. Het levert een aantal van de meest inspirerende voorbeelden van arbeidersverzet op uit de recente geschiedenis.
In oktober 1972 legt namelijk een minutieus geplande bazenstaking van vrachtwageneigenaars het land plat. Deze actie van bovenaf krijgt steun van fabrieksdirecteuren en landheren en rekent ook op de sympathie van artsen en advocaten. De economische chaos heeft onmiddellijk gevolgen voor de bevoorrading van supermarkten en fabrieken.
Overal komen gewone mensen in actie: in de wijken ontstaan ‘comandos comunales’ (vrij vertaald: gemeenschappelijke actiegroepen, JP) en in steeds meer fabrieken richten arbeiders ‘cordones industriales’ op. De cordones zijn in sommige gevallen zelfs samenwerkingen tussen boeren, studenten en arbeiders. Ze zien het als hun taak om de bevoorrading op gang te houden, waarbij er veel oog is voor een eerlijke verdeling van goederen onder de armsten. Leiders van deze arbeidsraden worden democratisch gekozen na discussie op de werkvloer.
Hun taak is niet alleen om het praktische werk te coördineren, maar ook om initiatieven van werknemers verder vorm te geven. Arbeiders ontdekken dat deze nieuwe manier om de maatschappij te organiseren – zonder allerlei tussenlagen van accountants en dergelijke – veel efficiënter is.
Een voorbeeld van de sfeer is wat werknemers van de Alusaverpakkingsfabriek in het linkse tijdschrift Punto Final vertellen: ‘De directie riep de kantoormedewerkers erbij en zij legden het werk stil. Maar we konden het ons niet veroorloven om deel uit te maken van deze manoeuvres. De bazen kunnen ons niet vertellen wat we moeten doen… Dus hebben we de voorraden geopend, de grondstoffen gepakt en zijn we gewoon doorgegaan met produceren – de productie heeft hier geen moment stilgelegen. En we zullen niet stoppen, nu niet en nooit niet. We zien dat mensen met veel plezier werken. Ik denk dat we ons in deze paar dagen hebben gerealiseerd dat wat we verdedigen veel groter is dan alleen maar een bord bonen.’
De naar Engeland gevluchte activist Mario Nin was destijds actief in een commando. Terugblikkend zegt hij: ‘Het was een ongelooflijke ervaring. Als je betrokken bent bij een revolutie, leer je heel snel. Mensen begonnen zich te realiseren dat ze controle namen over hun eigen toekomst. We konden veel beter dan vroeger de orde houden in de week, doordat alles democratisch besloten werd.’
Terwijl arbeiders in eerste instantie de cordones opzetten om hun president te verdedigen ten opzichte van de vrachtwagenbazen, ervaren ze een heel nieuwe fase van collectieve macht. Het bewustzijn van arbeiders ontwikkelt zich verder, terwijl de Unidad Popular banger blijkt voor deze kracht van onderop dan voor de bazen. Allende kiest telkens weer voor de staat en het staatsapparaat. Hij benoemt een aantal generaals in zijn kabinet en stuurt het leger op de arbeiders af. Maar onder de bevolking heerst er verwarring over Allendes rol: veel mensen blijven loyaal aan hun president.
Onafhankelijk organiseren
Begin 1973 komt de regering met het Millasplan (Orlando Millas is nota bene een minister namens de Communistische Partij): 123 fabrieken moeten worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars. Ook probeert de regering de brede volkswoede te kanaliseren richting de verkiezingen van maart. In alles wat Allende doet, toont hij zijn geloof in het herstel van orde en gezag onder het kapitalisme. Maar de bourgeoisie is nooit geïnteresseerd geweest in samenwerken en bereidt zich voor op de genadeslag.
Allende ziet het niet. Hij begrijpt niet dat de staat geen neutrale entiteit is en dat diens ondemocratische elementen, zoals het gerechtelijke apparaat en de legerleiding, maatschappelijke belangen hebben die samenhangen met die van de bezittende klasse. De vakbond CUT is nauw verweven met de Unidad Popular. CUT doet alsof de cordones parallelle vakbondsafdelingen zijn, maar probeert in feite de situatie onder controle te krijgen. CUT volgt de regering in het idee dat arbeiders er samen met de bazen uit moeten komen.
De cordones en comunales hebben het moeilijk, omdat ze zich onvoldoende kunnen verdedigen ten opzichte van het leger. Daarnaast hebben ze te maken met voortdurende aanvallen van stormtroepen van het extreemrechtse Patría y Libertad. Deze groep fungeert als een soort spierbal van de heersende klasse om arbeiders uit te putten. De comunales en cordones komen in de buurt van een onafhankelijke organisatievorm die nodig is om het kapitalisme omver te werpen. In revolutionaire situaties komen de meest klassenbewuste mensen samen in dit soort organisatievormen die de drijvende kracht achter structurele verandering zijn, zoals de sovjets in Rusland in 1905 en 1917. Er wordt een poging gedaan om de cordones op landelijk niveau samen te brengen, maar dit lukt niet. Het indrukwekkende arbeidersverzet blijft daardoor hangen op een lokaal en spontaan niveau van organiseren.
De Spaanse journalist Luis Ángel Fernández Hermana legt uit waarom de beweging van cordones uiteindelijk uiteenvalt: ‘De noodzakelijke kwalitatieve sprong om de arbeidersorganisaties die in de crisis waren ontstaan om te vormen tot onafhankelijke proletarische instellingen kon niet worden gemaakt. Er bestond geen revolutionaire partij die de deeloverwinningen van arbeiders steunde en de meerderheid van de arbeiders stond nog steeds onder controle van het reformisme.’ Maar de leiding die ze vanuit het Palacio de la Moneda krijgen helpt ze niet verder in hun klassenstrijd. Het ontbreekt aan revolutionaire leiding die, zoals de bolsjewieken in Rusland in 1917, voor ogen had dat het staatsapparaat zelf het probleem is en vervangen dient te worden met uitbreiding van democratische structuren zoals arbeidersraden.
Contrarevolutie
De Chileense weg naar het socialisme was de politiek van een linkse regering die dacht dat het staatsapparaat, het leger en de wetten tot haar dienst stonden. Allende geloofde dat hij het systeem kon hervormen en maakte keer op keer klassiek- reformistische politieke keuzes. Meerdere Chileense activisten die kritisch staan ten opzichte van Allendes beleid benadrukken dat de linkse president bekend stond om zijn eerlijkheid en pal voor zijn politieke opvattingen bleef staan. Zelfs toen in september 1973 duidelijk werd dat de coup ging slagen, ontvluchtte hij het presidentiële paleis niet maar hield een speech om zijn standpunt te verdedigen.
De teloorgang van het arbeidersverzet versterkte de greep van het leger op de grootste delen van de maatschappij. De bourgeoisie eiste natuurlijk de afzetting van de totaal verzwakte Allende en daarmee creëerde ze nog meer ideologische verwarring. Dit vormde uiteindelijk de aanloop naar de definitieve doodsteek door de heersende klasse: de coup d’état van 11 september 1973 door Pinochet en zijn militaire junta.
Pinochet is geholpen door de Verenigde Staten. Van meet af aan zochten de Amerikaanse president Richard Nixon en nationaal veiligheidsadviseur Henry Kissinger naar manieren om Allende af te zetten. Met het aantreden van Allende luidde het credo in Washington: ‘Niet nog een Cuba’.
Daarnaast had de voorganger van Allende het land in de schulden gestoken en de Amerikanen wilden het geleende geld terug. Tussen 1970 en de coup drie jaar later spenderen de VS acht miljoen dollar om een meersporenbeleid uit te werken om de linkse president weg te krijgen.
De coup opende de deur voor het eerste neoliberale experiment: de filosofie van de Chicago Boys rondom Milton Friedman wordt voor het eerst werkelijkheid. Pinochet laat 30.000 linkse mensen martelen, verkrachten of vermoorden. Als de gevestigde orde terugslaat, is dat ongenadig. Dan is dat een slachting. Tot op de dag van vandaag merkt Chili de gevolgen van de strijd die in 1973 niet is gewonnen.