Brüno voert de homofoben
De poster van de film Brüno, waarin een Oostenrijkse homoseksuele modeverslaggever roem zoekt in de VS, is tekenend voor de boodschap van deze film. We zien een flamboyante nicht afgebeeld in een strak Tiroler pakje. Alle stereotypen waarmee homo’s nog iedere dag worden geconfronteerd worden door maker en hoofdrolspeler Sacha Baron Cohen breed en banaal uitgemeten.
Door Kees Hoogendijk
Baron Cohens kracht is zijn lef om iedereen om de tuin te leiden met zijn act. Dat deed hij in zijn vorige film Borat, en dat doet hij ook in Brüno. Iedereen lijkt te geloven dat hij is wie hij speelt. Als mislukt modeverslaggever in Oostenrijk zoekt hij naar roem in de VS. Tijdens zijn reis interviewt hij sterren, gaat hij het leger in, ontmoet hij rednecks en bezoekt hij een kamp waar zwaar gelovigen homo’s proberen te genezen.
Dat zou een mooi tijdsbeeld kunnen opleveren over de nog alom aanwezige homofobie in de VS. Maar als dat Baron Cohens doel was geweest, had hij dit ook kunnen doen als undercoverjournalist. Hij kiest er echter bewust voor om een stereotiepe ‘relnicht’ te spelen die aansluit bij alle vooroordelen die mensen toch al hadden over homo’s.
Al in de eerste minuten van de film wordt dit duidelijk. Brüno heeft een hulp in het huishouden met wie hij op een idiote manier anale seks heeft. Dat dit tot grote lachsalvo’s leidde in de bioscoopzaal verraste mij niet.
Baron Cohen kiest op geen enkel moment een kant. In plaats daarvan creëert hij enkel een rel om de rel en verschuilt hij zich achter zijn typetje. In een van de scènes is Brüno te gast in een talkshow waarin het publiek zwart is. Even daarvoor heeft hij een Afrikaans jongetje geadopteerd. Hij laat het publiek foto’s zien waarin hij naakt in bad zit met het jongetje in allerlei obscene houdingen. Het zal niemand verbazen dat het publiek afkeurend reageert.
Maar wanneer Brüno dan ook nog zegt dat hij zijn zoontje OJ heeft genoemd, naar de veroordeelde zwarte football-speler OJ Simpson, laat hij zich ook nog eens van een racistische kant zien.
Of neem de scène waarin hij zangeres Paula Abdul vraagt te gaan zitten op de ruggen van drie Mexicaanse immigranten, in plaats van op een bankje. Het is triest genoeg dat Abdul hiermee instemt, maar de humoristische uitwerking lijkt vooral te moeten uitgaan van het leedvermaak over de Mexicaanse mannen.
Door deze wanstaltige stijl blijft er niets over van mogelijke kritiek die Baron Cohen zou kunnen hebben op homofobie. We leren niets nieuws. Rednecks blijven in deze film rednecks. En de wereld wordt gepresenteerd als een vat van onverdraagzaamheid waarin geen enkele toenadering tot elkaar mogelijk is.