Brief uit Libanon

De recente gebeurtenissen hebben de zwakte van de Amerikaanse bondgenoten aangetoond, maar ook de kracht en beperkingen van de door Hezbollah geleide oppositie.
3 juli 2008

Staking voor meer loon in Beirut

Door Bassem Chit

De coalitieregering, die afgelopen maanden in crisis raakte, is altijd een bondgenoot geweest van de VS en Europa. Ze profiteerde van de grote onvrede over de bezetting door Syrië om een neoliberale, pro-imperialistische agenda door te drukken. In samenwerking met de VS heeft de regering de rol van de geheime diensten vergroot, en gewapende milities gevormd, vermomd als veiligheidsbedrijven. Ze hoopte dat deze veiligheidsbedrijven sterk genoeg zouden worden om Hezbollah te verslaan.

Begin mei ontdekte de regering dat Hezbollah de aankomst van militaire vliegtuigen op Beirut International Airport monitorde en een geheim communicatienetwerk onderhield. De regering ontsloeg de hoofd beveiliging op het vliegveld en sloot het communicatienetwerk. Dat was een oorlogsverklaring. Hezbollah en haar bondgenoten reageerden snel. Binnen een paar dagen versloegen ze de milities en daarmee het ‘Amerikaanse project’. De snelle nederlaag van de regering laat zien hoe oppervlakkig haar steun is. De regering capituleerde tijdens vredesbesprekingen in Doha.

Maar ondanks dit succes staan Hezbollah en haar bondgenoten voor een moeilijke vraag. De oppositie eist een regering van nationale eenheid, waardoor ze meer zetels krijgt in het kabinet. Maar elke oppositie tegen neoliberalisme ontbreekt in hun programma. De coalitieregering heeft ‘economische hervormingen’ doorgevoerd zoals het afbreken van bescherming voor lokale producenten en enorme bezuinigingen in sociale voorzieningen. Door de groeiende woede over dit beleid te negeren, zegt de oppositie in feite dat een nieuwe regering niet van koers zal veranderen.

Het belangrijkste bewijs hiervan was de algemene staking die de oppositie organiseerde in januari 2007. De staking was bedoeld om de regering onder druk te zetten, maar veranderde, in de woorden van een Hezbollah-leider, in een ‘volks-intifadah’. Terwijl de leiding van de oppositie een grotere rol in het kabinet eiste, riep de beweging om de val van de regering, hogere lonen, minder belastingen, goedkoper brood en maatregelen tegen de tekorten aan water en elektriciteit.

Toen deze beweging de controle van de oppositie over de straat begon te bedrijgen, werd de algemene staking afgeblazen. Ondanks het krachtige verzet van de oppositie tegen het imperialisme, verdedigt ze niet de belangen van de arbeidersklasse.

Er is nog een andere zwakte in de strategie van de oppositie. Het akkoord van Doha laat het sektarische politieke systeem in tact. De oppositie wilde alleen hervormingen in het verkiezingssysteem. Door een herverdeling binnen de kaders van de sektarische machtsverdeling te accepteren, heeft de oppositie dit systeem gelegitimeerd. Daarmee is de basis gelegd voor een volgende crisis.

Als socialisten zijn we tegen dit soort manoeuvres, en pleiten we voor hardere klassepolitiek. We steunen het recht van de oppositie om wapens te dragen, maar we steunen vooral ook degenen die de strijd voeren, de mensen die het verzet steunden en degenen die onderdak gaven aan de vluchtelingen van Israëls aanval van 2006. De overwinning van het verzet in 2006 kwam van de massa’s, niet zoals Hezbollah beweert ‘vanuit de hemel’.

De alledaagse problemen gaan over de economie. Eenderde van de bevolking leeft onder de officiële armoedegrens. Het minimumloon ligt al sinds 1996 op 200 dollar per maand. De overwinning van het verzet biedt links een gouden kans. De heersende klasse probeert de illusie te verspreiden dat sektarisme is ‘verankerd in de Libanese maatschappij’. Maar recente strijd heeft laten zien dat sektarisme afbrokkelt, en vervangen wordt door klassentegenstellingen. Onze hoop ligt bij de arbeidersklasse.