Bonden mogen niet akkoord gaan met privatisering van pensioen

Begin maart berichtte de Volkskrant dat er een nieuw pensioenakkoord is tussen de ‘sociale partners’. Nu hangt het akkoord opnieuw af van ondertekening door de regering en van wat er binnen de vakbond gebeurt. De FNV organiseerde een serie pensioenbijeenkomsten in het land. Maar gaat er verzet komen tegen de dreigende sloop?
7 maart 2011

Door Mark Kilian

De leiding van de bond wil door samenwerking met de werkgevers de pensioenen toekomstbestendig maken. Maar de bazenagenda ligt vast in het Lissabon-akkoord en Europa 2020. Wat daarmee dreigt is de afbraak van staats- en bedrijfspensioenen. De beginpunten verschillen per land, maar regeringen streven naar hetzelfde: een beperkt vangnet voor wie anders doodgaat; de rest moet je zelf verzekeren.

Verzekeringsmaatschappijen en banken kijken met begerige ogen naar deze miljardenmarkt. Deze dreigende privatisering van de pensioenen is de doodssteek voor het bestaande stelsel.

Het huidige pensioenstelsel, gebaseerd op loonshoogte en dienstjaren, beoogt ongeveer hetzelfde levenspeil na je pensioen. Bij dit defined benefit of ‘afgesproken uitkering’ is niet tevoren bekend of de inleg toereikend is. Omdat de uitkering vaststaat, moet het bedrijf eventueel geld bijstorten en dat is een financieel risico.

Daarom willen bazen en regering dit systeem vervangen door defined contribution, ‘afgesproken premie’. De inleg is dan geregeld via de arbeidsvoorwaarden, en verder hangt het pensioen af van de marktrendementen van beleggingen. De ziel van een pensioenfonds is daarmee doorboord.

Op dit moment worden de ingegane pensioenen vaak nog geïndexeerd met de prijsindex. Via beleggingen in langlopende aandelenpakketten, vastgoed en staatsobligaties ontstaat ‘overrente’ waarvan de indexering wordt betaald. Ook deze indexering komt in gevaar. De verzekeraars berekenen ‘kosten’ over de premies, en halen zo een gegarandeerde winst binnen – alle risico’s zijn voor ons.

In het pensioenakkoord van juni 2010 was de afgesproken uitkering al deels vervangen door een afgesproken premie. Dat wordt in het huidige akkoord vertaald in ‘zachte pensioenrechten’. Dat is de nagel aan de doodskist van het bestaande stelsel. Niet alleen bereiden de werkgevers de uittocht uit de pensioenfondsen voor, tegelijk wordt al in 2015 de pensioenleeftijd verhoogd naar 67, parallel aan de AOW-leeftijd. En de pensioenleeftijd wordt blijvend gekoppeld aan de levensverwachting. Dat verlaagt de arbeidskosten voor het bedrijfsleven enorm, en betekent een verslechtering ten opzichte van het akkoord van 2010, dat nooit door het kabinet is ondertekend.

Opnieuw is nu de vraag of deze concessies genoeg zullen zijn voor minister Kamp van Sociale Zaken. Hij wil zijn rechtse agenda verder doorvoeren: een lagere indexering van de AOW die nodig is voor pensioen met 65, een hogere strafkorting, en afbraak van belastingvrije pensioenopbouw. Nu dreigen al in 2012 gepensioneerden gekort te worden, terwijl het vermogen van de fondsen een record van 830 miljard bedraagt.

De vraag is wat er vanuit de bonden gaat gebeuren. Het bestuur van de Abvakabo neemt een principiële houding aan: als het akkoord van 2010 niet onverkort doorgaat, is het ‘no deal’. FNV Bouw, met veel leden in zware beroepen, vindt dat ook. Maar de leiding van FNV Bondgenoten zet niet de hakken in het zand. De FNV-top legt opnieuw ons lot in handen van het kabinet. Nu moet op elke vakbondsbijeenkomst protest weerklinken tegen het akkoord: in de bondsraad en in elke afdeling. Daarbij zullen het de vakbondsleden zelf moeten zijn, die zorgen dat dit protest wordt vertaald in actie.

Lees ook: Mythes over de pensioenkosten