Bolivariaanse revolutie op kruispunt
Door Suzanne Veldhuis
Mike, kun je ons iets vertellen over het referendum eind 2007?
Het referendum ging over 138 verschillende aanpassingen aan de grondwet. De oppositie voerde maandenlang een uitgebreide mediacampagne, er was geen show op televisie die niet over het referendum ging. Chávez presenteerde het referendum echter alsof het zou gaan over een stem voor of tegen hem. De conclusie die de oppositie en de westerse media vervolgens na de uitslag trokken was dat Chávez, en met hem de Bolivariaanse revolutie, de steun van het volk verloren heeft.
Als je naar de aantallen kiezers kijkt dan wordt echter duidelijk dat het aantal stemmen voor het ‘NEE’-kamp gelijk is aan het aantal stemmen tegen Chávez in de laatste verkiezingen. De oppositie heeft dus in aantallen nog steeds evenveel aanhangers. Het aantal stemmen voor het ‘JA’-kamp is daarentegen afgenomen. Dat laat zien dat een groot aantal mensen heeft afgezien van stemmen, maar niet overgegaan is naar de kant van de oppositie.’
Waarom zijn er zoveel mensen thuisgebleven bij dit referendum?
‘Het is een combinatie van factoren. Er is een groot wantrouwen onder het volk jegens de regering en de politici die Chávez om zich heen heeft. Er is corruptie en er zijn veel politici aan de top die duidelijk vijandig staan tegenover de revolutie, en alleen in de regering zitten uit eigenbelang. Daarbij komt dat er echte problemen spelen in het land. Er is een groot voedseltekort, deels omdat rechts dat moedwillig heeft gecreëerd, en deels omdat beleid van de regering heeft gefaald; door inefficiëntie, te lage prijzen voor de boeren etc.
Bovendien maken veel mensen zich zorgen over de concentratie van macht in de handen van Chávez. Een deel van de aanpassingen aan de grondwet waar het referendum over ging zou dat tot gevolg hebben. Dat terwijl het andere deel van de aanpassingen zou moeten leiden tot de ontwikkeling van meer macht in de handen van het volk! Deze tegenstelling heeft ertoe geleid dat veel mensen niet voor of tegen het referendum wilden stemmen, en zijn thuisgebleven.’
Kun je ons ook iets vertellen over de PSUV, de nieuwe socialistische partij die op initiatief van Chávez is opgericht?
‘Het was een absolute noodzaak om een partij op te richten waarmee de relatie tussen het volk en Chávez evenwichtiger zou kunnen worden. Een partij kan zorgen voor uitwisseling van ideeen en kan leiding geven aan het revolutionaire proces. Het probleem met de PSUV is echter dat ze niet op natuurlijke wijze van onderaf uit de grassroots bewegingen is ontstaan. Het is een partij die per decreet is opgericht; de leiding was er eerder dan de leden! Bovendien bestaat het grootste deel van de leiding uit politici die rechts van Chávez staan, mensen die geen enkel belang hebben bij het ontwikkelen van arbeidersdemocratie, maar wel bij het vormen van een controleapparaat.
De partij claimde socialistisch te zijn, maar het was onduidelijk wat het programma was of hoe de partij georganiseerd zou worden. Na de oprichting was er veel debat onder linkse activisten of ze zich wel of niet moesten aansluiten. Niemand wist of het mogelijk zou zijn binnen de nieuwe partij iets te bereiken. Uiteindelijk zijn er binnen 1 jaar bijna 6 miljoen mensen lid geworden van de PSUV, waaronder bijna alle grassroot-activisten, en was het duidelijk dat ook revolutionair links niet achter kon blijven.
In december 2007 werden de afgevaardigden voor het eerste congres van de PSUV gekozen. De meesten werden van bovenaf benoemd, en afgevaardigden uit de projecten werden geblokkeerd. Het is problematisch dat met een uistraling van ‘poder popular’ (volksmacht) een politiek systeem van regeren van bovenaf wordt gemaskeerd. De activisten in de partij zijn zich hiervan bewust, en de strijd is dan ook nog lang niet gestreden.’
‘Daarover is ongelooflijk veel discussie in de grassroot-organisaties, de PSUV en de vakbonden. Het is niet makkelijk, maar overal vindt een strijd plaats waarvan het essentieel is dat hij gewonnen wordt. In november zijn er gouverneur- en burgemeesterverkiezingen, en de rechtse bureaucraten zijn al begonnen met campagne voeren voor hun kandidaten. De activisten die ik gesproken heb zijn vooral erg bezorgd over hoe het verder zal gaan.
De laatste paar dagen zijn een aantal dingen gebeurd die zowel politiek als symbolisch van groot belang zijn. Ten eerste is de melkindustrie, een van de grootste van het land, genationaliseerd. Ten tweede is na een strijd van een jaar en twee weken van protest de SIDOR ijzer- en staalindustrie genationaliseerd. Ten derde is het Conferry-veerbotenbedrijf, een van de vele transportfirma’s, ook genationaliseerd.
Dit geeft hoop voor de toekomst, en laat zien waar de activisten in Venezuela voor vechten: een einde aan corruptie, transparantere structuren, meer macht in de handen van de grassroot-organisaties, en een voortzetting van de sociale programma’s.’