Boekrecensie: Naomi Klein, De Shockdoctrine
Door Maina van der Zwan
Net als voor veel beginnende activisten was Kleins No Logo (2000) het eerste boek dat mijn ogen opende voor de vernietigende manipulaties van multinationals. De publicatie van deze bestseller viel samen met de opkomst van de mondiale antikapitalistische beweging en al snel werd Klein een van haar publieke gezichten. Een reis naar het bezette Irak in 2003 heeft haar ertoe aangezet om zich te verdiepen in de relatie tussen de vrije markt en crises. Het resultaat van vier jaar onderzoek mag er zijn.
De Shockdoctrine maakt gehakt van de mythe van rechts, dat sinds de val van de Muur het vrijemarktkapitalisme hand in hand is gegaan met vrijheid en democratie. De centrale claim van Klein is niet alleen dat de vrije markt instabiliteit creëert, maar dat neoliberale beleidsmakers dictatuur, crises en shocks gebruiken om hun agenda van zelfverrijking door te drukken. Waar elektroshocks werden toegepast op psychiatrische patiënten, zijn staatsgrepen, genocide, martelingen, natuurrampen en oorlogen beproefde instrumenten om samenlevingen te herscheppen naar neoliberaal model.
Klein onderbouwt dit met een schat aan concrete voorbeelden, van Chili onder Pinochet tot de ‘wederopbouw’ van New Orleans na de orkaan Katrina. Dit wordt aangevuld met talrijke politieke biografieën van hoofdrolspelers zoals Milton Friedman en Dick Cheney en ondersteund door zestig pagina’s aan bronnenmateriaal. Het eindproduct is een briljante verdieping van de maatschappijkritiek die is ontwikkeld door de andersglobaliserings- en anti-oorlogsbewegingen.
Oorlog als massale foltering
Hoe waardevol die verdieping is illustreert het voorbeeld van Irak. Klein stelt dat tegenstanders van de oorlog te weinig in staat zijn geweest om de belangen achter de ‘oorlog tegen terreur’ te onthullen. ‘Onze verklaringen waarom de oorlog gevoerd werd, gingen zelden verder dan een antwoord van één woord: olie, Israël, Halliburton. Er is weinig belangstelling voor het idee dat oorlog een rationele politieke keuze was, dat de ontwerpers van de invasie dit meedogenloze geweld hadden ontketend omdat zij de gesloten economieën van het Midden-Oosten niet met vreedzame middelen wisten open te breken: dat de mate van terreur in verhouding was met wat er op het spel stond.’
De gedetailleerde passages over de blinde arrogantie waarmee het bedrijfsleven in samenwerking met de regering Bush Irak met shock and awe economisch wilden transformeren tot een nieuwe McSamenleving zullen zelfs de doorgewinterde anti-oorlogsactivist verbijsteren. Dit verband tussen economische concurrentie en staatsgeweld is niet alleen belangrijk voor onze analyse, maar juist ook voor onze praktijk. Strijd tegen oorlogsvoerders zou hand in hand moeten gaan met de strijd tegen de privatiseerders, en vice versa. Dat is de les voor de sociale bewegingen.
Elke systeemkritiek roept het vraagstuk van alternatieven op. Hoewel De Shockdoctrine hier niet expliciet op in gaat is het duidelijk dat ook Klein hiermee worstelt. Haar boek is door en door anti-kapitalistisch. Toch ziet ze geen alternatief voor het kapitalisme en lijkt ze voorstander te zijn van een soort gemengde economie van markt en verzorgingsstaat. De voorbeelden die Klein zelf aanhaalt over massale sociale strijd in bijvoorbeeld Chili en Zuid-Afrika bewijzen hoe gevaarlijk deze reformistische strategie is. Juist omdat de arbeidersbewegingen nÃet overgingen tot zelfbewapening, kapitalisten onteigenden en controle namen over de werkvloeren kon de heersende klasse zich herstellen, met vreselijke tragedies tot gevolg.
Deze kanttekening doet niets af aan het belang van De Shockdoctrine. Klein geeft de vrijemarktcritici een onschatbare hoeveelheid aan keiharde argumenten. En ondanks het onderwerp deprimeert haar boek niet. Integendeel, ze vecht, boeit, overtuigt en sluit af met de hoopvolle boodschap dat shocks tijdelijk zijn en dat overal ter wereld de slachtoffers van dit systeem zich niet laten breken en terugvechten. Informatie is weerstand: bewapen jezelf en lees dit boek.