Birma, het regime en de rampenkapitalisten
Door Maina van der Zwan
Afgelopen weekend hield een cycloon een dodelijke trektocht boven de rivierendelta van Birma. Honderden dorpjes zijn overspoeld door een vloedgolf. In de miljoenenstad Rangoon, al dagen verstoken van electriciteit, heerst totale chaos. Voedselvoorraden en vooral drinkwater zijn schaars. Woekerprijzen hebben al tot de eerste relletjes geleid. Schattingen van het aantal doden lopen uiteen van tienduizenden tot meer dan honderdduizend. Meer dan een miljoen mensen zijn ontheemd. De rijstoogst is grotendeels verwoest. ‘Waarschijnlijk zullen er in de komende anderhalf á twee jaar ongelooflijke tekorten ontstaan’, voorspelde de in Birma gespecialiseerde Australische econoom Sean Turnell tegenover persbureau AP. Dit terwijl er al enorme druk op de internationale rijstmarkt staat.
De ramp in Birma is geen natuurramp, net zo min de tsunami van 2004 en de orkaan Katrina dat waren. De impact van natuurlijke fenomenen wordt bepaald door de sociale tegenstellingen van een klassenmaatschappij. De arme meerderheid vangt de klappen op en de rijken vinden een veilig heenkomen. Dat is zo Birma, en dat was zo in New Orleans. In beide plekken waren de risico’s van extreme stormen bekend, maar had de elite andere prioriteiten. Bezuinigingen op dijkonderhoud in de VS en geen waarschuwingssysteem voor de Birmese kustgebieden. In beide plekken werden het leger en de politie in de eerste plaats ingezet om de gevestigde orde te beschermen. De National Guard schoot niet te hulp, maar schoot met scherp op wanhopige ‘plunderaars’. Afgelopen september reageerde het Birmese leger snel om met harde hand protesten in bloed te smoren. Nu bewaken ze strategische gebouwen terwijl de bevolking crepeert.
Maar klassentegenstellingen bepalen niet alleen de impact, maar ook het verloop van crises. Naomi Klein benadrukt in haar boek De shockdoctrine dat heersers rampen moedwillig proberen uit te buiten. Ze citeert de vrije-markt guru Milton Friedman: ‘Alleen een crises leidt tot werkelijke verandering. Wanneer die crisis zich voordoet, hangen de acties die worden ondernoemen af van de ideeën die voorhanden zijn.’ Terwijl de noodhulp voor de tsunami-slachtoffers in 2004 nog werd ingezameld traden regeringen, multinationals en internationale financiële instellingen daadkrachtig op… om hun agenda van landonteigeningen, toerisme-ontwikkeling en privatiseringen door te voeren. Al jaren conflicteerden de belangen van vissers met die van het hotelwezen. Toen de tsunami hele vissergemeenschappen had weggevaagd grepen projectonwikkelaars hun kans, om met noodhulp hotels te ontwikkelen en de lokale bevolking onder te brengen in krottenwijken landinwaarts. Elke ramp zet de bestaande machts- en klassentegenstellingen op scherp.
Dat is nu ook zo met Birma. Niet zozeer omdat de toeristenindustrie op de loer ligt. Het straatarme land lijdt onder het bewind van een militaire dictatuur, een erg onaantrekkelijke feature voor reisbrochures. Maar het Witte Huis ligt wel op de loer. Het feit dat westerse regeringen en media afgelopen september de door monnikken geleide opstand tegen het regime fanatiek steunde (en nu stil blijven tijdens de opstanden in Egypte) had niets met mensenrechten te maken. Net zoals de huidige kritiek op de gebrekkige hulp gaan er achter deze retoriek geopolitieke doelen schuil. De VS en de EU willen regime change in Birma. Dat staat al jaren op hun verlanglijst. Of er een dictatuur of een ‘democratische’ marionettenregering zit doet er niet toe, als de nieuwe machthebbers maar Washington in plaats van Beijng vriendelijk gezind zijn.
Daarom reageerde Bush vele malen alerter op de ramp in Birma dan op die in New Orleans. Daarom werd het snelle aanbod voor hulp gekoppeld aan ‘assessment-teams’ op de grond en marineschepen voor de kust. Eergisteren ging de Franse minister van Buitenlandse Zaken Kouchner zelfs zo ver om voor te stellen dat de VN actie moet ondernemen op basis van de ‘verantwoordelijkheid om burgers te beschermen’ als hun regering dat niet doet. Deze resolutie, opgesteld onder het mom van het voorkomen genocide en etnische zuiveringen, is meerdere malen gebruikt als dekmantel voor oorlog.
Dit soort cynische dreigementen maken daadwerkelijke hulp moeilijker in plaats van makkelijker. Er bestaat geen twijfel over het feit dat de Birmese junta de grootste verantwoordelijkheid draagt voor de vreselijke situatie waar Birmezen zich op dit moment in bevinden. Een wijdverbreid nood- en reconstructieplan moet op touw gezet worden. Maar in de strijd voor een menswaardig bestaan, voor de bouw van degelijke huizen, voor een waarschuwingssysteem en betaalbare voedselvoorziening hebben gewone Birmezen niet alleen de oproerpolitie, maar ook het rampenkapitalisme tegenover zich. Crises kunnen tot werkelijke verandering leiden, maar in wiens belang die verandering plaatsvindt ligt open en wordt bepaald door klassenstrijd. Elke dictatuur moet sneuvelen, maar of de Birmeze junta door het eigen volk of door een buitenlandse invasie omver wordt geworpen maakt een wereld van verschil.