Bezetting Afghanistan en Irak niet langer houdbaar

Paul Rogers, auteur van het nieuwe boek Why We're Losing the War on Terror, pleit voor volledige terugtrekking van de troepen uit Irak en Afghanistan.
1 mei 2008

De bezetting van Irak en Afghanistan lijkt zich steeds verder in te graven. Maar terugtrekking van de troepen, zo betoogt Paul Rogers, zal de enige uitweg zijn voor ‘s werelds machtigste staat en haar bondgenoten. ‘Elke andere strategie is vruchteloos door de opeenstapeling van de problemen van de afgelopen zes jaar’.

De militaire en politieke problemen voor de VS en haar bondgenoten in Afghanistan en Irak leiden tot steeds meer onzekerheid en onenigheid onder Westerse regeringen. Deze onrust moet echter worden gezien tegen de achtergrond van de hele ‘oorlog tegen terrorisme’ en het eenzijdige Amerikaanse unilateralisme dat vanaf het eerste begin, in de nasleep van de aanslagen op 11 september 2001, de oorlog heeft aangewakkerd.

In de maanden voorafgaand aan die aanslagen bereikte de euforie onder de neoconservatieven in Washington al een hoogtepunt. George W. Bush zat sinds januari 2001 in het Witte Huis en zijn regering ontwikkelde een duidelijke unilateralistische agenda met als doel het bewerkstelligen van een ‘Nieuwe Amerikaanse Eeuw’.

Dit was duidelijk zichtbaar in de houding ten aanzien van internationale verdragen. De regering-Bush wilde het verbod op nucleaire proeven niet ratificeren. Het was tegen verdere aanscherping van het verdrag rond het gebruik van biologische en chemische wapens, en tegen het geplande verbod op wapens in de ruimte. Bush en zijn compagnons waren vastbesloten om niet toe te treden tot het Internationaal Strafhof. De VS wilde zich ook terugtrekken uit het anti-ballistische-rakettenverdrag van 1972. Daarnaast was de plotselinge Amerikaanse terugtrekking uit het Kyoto-klimaatprotocol volledig in overeenstemming met deze werkwijze, hoewel het veel Europese regeringen toch verraste.

Gezien de macht en de invloed van de neoconservatieven in de nieuwe regering, waren deze ontwikkelingen te verwachten. Een van de meest leesbare commentatoren, de neoconservatief Charles Krauthammer, maakte dat helder in een artikel dat slechts drie maanden voor de 9/11-aanslagen werd gepubliceerd: ‘Een multipolair systeem? Wel wanneer het niet anders kan. Maar niet wanneer wel anders kan. Niet met de unieke machtsverhouding die wij vandaag genieten; een macht die het internationale systeem een stabiliteit en innerlijke rust heeft gegeven die het al minstens een eeuw niet heeft gekend. De internationale omgeving heeft meer kans om van de vrede te genieten onder een monopolaire hegemonie. Sterker nog, wij zijn niet zomaar een hegemonie. We regeren over een uniek, goedaardig imperium.’

Gezien dit perspectief en de invloed die er op dat moment van uit ging was het nauwelijks een verrassing dat de schok van 11 september leidde tot een sterke militaire reactie, tegen Afghanistan onmiddellijk en tegen Irak iets later. Sommige commentatoren pleitten voor een andere aanpak – voor intensieve internationale samenwerking om de leiders van Al Qa’ida voor de rechter te brengen, zelfs als dat lang zou gaan duren, en tegen een onmiddellijke militaire beëindiging van bepaalde regimes.

Er gingen ook andere stemmen op, vooral van de meerderheid van de wereld, die streefden naar een fundamentelere wijziging van beleid. Walden Bello is daar een belangrijk voorbeeld van. Eind september 2001 veroordeelde hij, als directeur van Focus on the Global South, zondermeer de aanslagen maar waarschuwde ook tegen een zware militaire reactie. In plaats daarvan riep hij op tot een radicaal andere benadering: ‘De enige reactie die echt zal bijdragen aan mondiale veiligheid en vrede is wanneer Washington niet de symptomen aanpakt maar de wortels van het terrorisme. Het is aan de VS om haar beleid in het Midden-Oosten en de Derde Wereld opnieuw te bekijken en op ingrijpende manier te veranderen, en daarmee nieuwe relaties en verdragen te ondersteunen die niet in de weg zullen staan van gelijkheid, rechtvaardigheid, en echte nationale soevereiniteit van de bevolkingsgroepen die momenteel gemarginaliseerd worden. Elke andere keuze zal slechts leiden tot een eindeloze oorlog.’

Zo’n verandering hoefden we niet te verwachten van de regering-Bush – met als gevolg dat we inmiddels in het zevende jaar van de ‘lange oorlog’ zitten. Met wat we nu weten ziet Bello’s prognose er onaangenaam juist uit. Sterker nog, de VS en een kleine groep van bondgenoten zitten nu muurvast in Irak. Een grotere, maar ongelukkige coalitie verwacht nog jaren van conflicten in Afghanistan.

Er zou misschien nog dit jaar sprake zijn van terugtrekking van enkele Amerikaanse troepen uit Irak. De kans daarop wordt echter steeds kleiner. Hoe dan ook, zo’n terugtrekking zal niet meer voorstellen dan de troepenaantallen terugbrengen tot het niveau van 2003-2006 – het niveau van vlak voor de extra troepenzending rond de surge in 2007. Intussen probeert de VS haar invloed op het Irakese politieke en economische leven te consolideren, ontwikkelt het enkele omvangrijke militaire bases en zet het meer luchtmacht in om de macht te behouden. Tenzij er een buitengewone verandering van het beleid komt, zal de VS nog vele jaren in Irak blijven. Alleen al het wereldbelang van de regionale olievoorraad zal daar voor zorgen.

In Afghanistan is er grote onenigheid onder de NAVO-lidstaten. De vlagen van diplomatieke activiteit – waaronder de recente kritiek van de Amerikaanse staatssecretaris Robert M. Gates op zijn bondgenoten in de NAVO, als ook het gezamenlijke bezoek van de Amerikaanse en Britse ministers van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice en David Miliband aan Kaboel – weerspiegelen de hoge mate van urgentie en bezorgdheid rond de problemen waar ze nu mee kampen.

De Britse regering wordt gezien als de belangrijkste bondgenoot van Amerika op dit moment. Daarom is Washington erg bezorgd dat Londen het zal voelen wanneer de publieke opinie zich keert tegen de Britse aanwezigheid in Afghanistan. Van alle Europese NAVO-lidstaten zit Groot-Brittannië er veruit het diepste in. In februari kondigde Des Browne, de Britse minister van defensie, aan dat het grootste deel van het speciale parachutistenregiment zal worden ingezet in de opstandige provincie Helmand voor de periode april-oktober 2008.

Voor de VS is voortzetting van Britse deelname van cruciaal belang maar nog steeds niet genoeg gezien de terughoudendheid van veel NAVO-landen om hun eigen soldaten naar het front te sturen. Het Pentagon liet begin dit jaar weten dat het 3200 extra commando’s naar Afghanistan zal sturen, maar er zijn ook stemmen die roepen om veel grotere aantallen. Eén van de meest toonaangevende neoconservatieve denktanks in Washington, het American Enterprise Institute, was een belangrijke aanstichter achter de extra troepenzending naar Irak van 2007. Nu wil het een vergelijkbaar aantal naar Afghanistan sturen. Samen met de steuntroepen en extra commando’s die al waren ingepland, zou dit het totaal aan buitenlandse troepen in Afghanistan brengen op circa 70 duizend – nog los van de aanzienlijke versterkingen voor de luchtmacht.

Een telling van de huidige gevechtsmacht aanwezig in Afghanistan en Irak, inclusief de grote contingenten aan huursoldaten van private beveiligingsbedrijven, laat zien dat de twee landen binnenkort bezet zullen zijn door bijna 250 duizend buitenlandse militaire manschappen, ondersteund door bijna net zoveel particulier burgerpersoneel.

Het woord ‘bezetting’ staat niet in het woordenboek van Washington of Londen: vanuit hun perspectief is het een belangrijke ‘veiligheidsoperatie’ om de ‘oorlog tegen het terrorisme’ te winnen, terwijl ze deze twee belangrijke landen verder onder Westerse controle brengen. Daarbij kunnen veel burgerslachtoffers vallen en nog talrijke andere problemen ontstaan maar het doel ervan is, althans volgens het heersende perspectief, in wezen goed – een rechtvaardig en adequaat antwoord van beschaafde Westerse landen op de afschuwelijke aanslagen van 11 september.

Krauthammers relaas over een ‘goedaardige imperium’ kan er aan de randjes een beetje gerafeld uitzien maar het blijft de basis voor de coalitie. Het feit dat sommige landen binnen de NAVO-coalitie niet meer zo toegewijd zijn is dan jammer en vervelend, maar ze mogen en zullen het Amerikaanse leiderschap niet van het ware en juiste pad af brengen.

Het probleem hiermee is tweeledig. Ten eerste, veruit het grootste deel van de wereld ziet de kwestie niet op die manier. Dat betekent niet dat de meerderheid achter Osama Bin Laden staat of achter Al Qa’ida. Hoewel er vandaag een groter aantal achter hem staat dan vlak voor de aanslagen, is dit lang niet het belangrijkste van wat er is veranderd. Wat echt veranderd is, is dat een duurzame bezetting van islamitische landen door westerse strijdkrachten gewoon niet langer haalbaar en voorstelbaar is. Beweren dat ze een vredesmacht zijn of stabiliteit brengen is gemakkelijk te weerleggen door te wijzen op de duizenden burgers die elk jaar weer gedood worden, en de tienduizenden mensen die zonder proces worden opgesloten.

Ten tweede, het door de VS gestuurde beleid werkt gewoon niet. Het was niet goed dat de Europese koloniale mogendheden in de afgelopen eeuwen een groot deel van de wereld hebben bezet, maar politiek gezien was het voor hen wel mogelijk om te doen. Maar vandaag – al duurt het lang voordat de waarheid wordt erkend – zit de wereld in een heel ander tijdperk. Met name twee verschillen zijn hierbij van doorslaggevende betekenis.

Ten eerste, de wereldwijde media (en niet in de laatste plaats de media in de Arabische en islamitische wereld) zijn met verbazingwekkende snelheid toegankelijk en gevarieerd geworden. In slechts tien jaar zijn er tal van 24-uurs nieuwskanalen opgericht die nu een normaal verschijnsel zijn geworden en ons andere perspectieven en schokkende beelden van de bezetting tonen. Bovendien hebben internet, mobiele telefoons en tal van andere communicatie-systemen de toegang tot beschikbare informatie nog verder geopend, inclusief openlijk krachtige propaganda.

Het tweede verschil is de asymmetrische oorlogsvoering – met name het vermogen van de zwakste groep om de wapens op te nemen tegen de sterkste. Dit betekent dat zelfs de machtigste staten niet langer hun orde kunnen handhaven. In het boekjaar 2009 zal de Amerikaanse oorlogsbegroting in reële termen de grootste zijn sinds de Tweede Wereldoorlog – meer dan de uitgaven ten tijde van de Korea-oorlog (1950-53), de Vietnam-oorlog (1965-75), of op het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Het zal ook groter zijn dan het budget van alle andere landen bij elkaar, zelfs als de directe kosten van de oorlogen in Irak en Afghanistan daarin niet worden meegerekend.

Maar zelfs met al deze middelen en een vertrouwen in de rechtvaardigheid van de zaak, kan de VS de komende jaren niet doorgaan met de bezetting van landen als Irak en Afghanistan. Noch militair, noch financieel, noch politiek. De problemen worden algemeen erkend en liberale denktanks en politici aan beide kanten van de Atlantische Oceaan pleiten nu voor een gedeeltelijke terugtrekking uit beide landen. Sommigen kunnen daarmee de beste bedoelingen hebben, maar wellicht herkennen ook zij niet wat er werkelijk veranderd is.

Het bezetten van de landen in het Midden-Oosten en zuidwest-Azië is niet langer politiek houdbaar. Volledige terugtrekking zal daarom het uitgangspunt voor een nieuw beleid moeten worden. Elke andere strategie is vruchteloos door de opeenstapeling van de problemen van de afgelopen zes jaar. Deze gedachte is op dit moment nog onvoorstelbaar voor Washington en Londen, maar het is een realiteit die ze op zekere dag onder ogen hebben te zien.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op www.opendemocracy.org Paul Rogers is hoogleraar Vredesstudies aan de Universiteit van Bradford en levert regelmatig bijdragen aan Open Democracy. Zijn nieuwste boek is Why We’re Losing the War on Terror.