Beperkingen van het atletisch protest

Ook nu de Olympische Spelen begonnen zijn zal op de achtergrond de discussie over de mensenrechten in China en Tibet blijven doorklinken. Sportjournalist Dave Zirin keert zich tegen pogingen om atleten het zwijgen op te leggen, maar plaatst ook kritische kanttekeningen bij het protest.
9 augustus 2008

Olympisch protest

Steeds meer sportjournalisten maken zich druk over de preventieve repressie tegen uitspraken van Olympische atleten. Hun woede is ongetwijfeld terecht. Het Britse Olympisch Comité heeft sporters schriftelijk laten weten dat het verboden is zich uit te spreken ‘over alle politiek gevoelige thema’s’. Andere landen hebben hetzelfde gedaan. Voorzitter Dick Pound van het Canadese Olympisch Comité was duidelijk: ‘Als het je zo zwaar valt dat je het niet kunt verdragen om niets te zeggen, moet je maar thuis blijven.’ De Amerikaanse basketbalcoach Mike Krzyzewski zei: ‘Niemand van deze atleten heeft de verantwoordelijkheid om politiek te zijn. Ze hebben de verantwoordelijkheid om hun land te vertegenwoordigen.’ En IOC-president Jacques Rogge heeft gezegd dat ‘politieke factoren’ buiten de Spelen gehouden moeten worden.

De hypocrisie is verbijsterend. De hele reden waarom de Spelen überhaupt in Peking zijn is politiek van aard, een poging van het Westen om China te omarmen als economische en militaire supermacht van de 21ste eeuw. De Olympische Spelen moesten China’s debuut worden. Maar de repressie in Tibet heeft een doos van Pandora geopend, waarbij atleten en actievoerders elk aspect van China’s stalinistische markteconomie veroordelen: de behandeling van de Tibetanen, China’s rol in Darfur, schending van vakbondsrechten en milieuvervuiling. De door Olympische officials opgelegde spreekverboden zijn er precies omdat veel atleten zich uit willen spreken.

De Amerikaanse softbalspeelster Jessica Mendoza, die in Athene brons won, maakt deel uit van Team Darfur, een coalitie van meer dan tweehonderd atleten. Ze wil in Peking Team Darfur-polsbandjes dragen als ze niet speelt. ‘Het is niet aan mij om te zeggen wat China moet doen’, zegt ze. ‘Maar het is wel aan mij om mensen te vertellen wat er gebeurt. Ik wil dat mensen weten dat er in Darfur sinds 2004 meer dan 400 duizend mensen zijn vermoord.’

Mendoza verwees ook naar het ultieme moment toen protest en sport bij elkaar kwamen, toen John Carlos en Tommie Smith de black-powergroet brachten vanaf het erepodium tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico. Mendoza beschreef dit als ‘een doeltreffend gebruik van hun tijd in de schijnwerpers’, ook al werden ze weggestuurd. ‘Anders waren ze misschien ergens anders niet gehoord.’

Maar hoewel ik het recht verdedig van atleten om zich uit te spreken en zich niet te laten muilkorven door Olympische bureaucraten die het leuk willen houden voor de Chinese heersers, vind ik ook dat we kritisch moeten kijken naar het protest. Dat protest verwoordt heel andere uitgangspunten dan dat van Tommie Smith, John Carlos en het Olympic Project for Human Rights. Smith en Carlos kwamen in 1968 naar Mexico-stad om mensen bewust te maken van onrecht in hun eigen land. Ze droegen geen schoenen op het podium als protest tegen de armoede in de VS. Ze droegen kralen als protest tegen het lynchen in de VS. Ze droegen handschoenen en staken die op tijdens het spelen van het volkslied als teken van kritiek op de behandeling van zwarte Olympische atleten. Ze zeiden: ‘Waarom zouden we hardlopen in Mexico-stad om dan weer terug naar huis te kruipen?’

Geen van de atleten nu durft te zeggen dat protest misschien thuis begint. Ze uiten hun ongerustheid over de politiek van China in Tibet of Darfur, maar niet over Amerikaanse oorlogen in Irak en Afghanistan. Er is ongerustheid over de arbeidsomstandigheden in China, maar niet over de manier waarop hun eigen sponsors, zoals Nike, die omstandigheden misbruiken.

Het was daarom niet vreemd dat het hoofd van het Amerikaanse Olympisch Comité, Jim Scherr, een verrassend vriendelijke verklaring uitgaf waarin hij zei dat atleten ‘maar moeten doen wat ze willen’, maar ‘zich niet onder druk moeten laten zetten om op te komen voor andermans zaak’. Maar de schuld van de mondiale problemen bij China leggen gaat voorbij aan het feit dat er een reden is waarom de Spelen in Peking zijn. De westerse medeplichtigheid aan de misdaden van China wordt niet aan de kaak gesteld door China-bashing. Ze wordt alleen in de doofpot gestopt.

Dit artikel maakt deel uit van de China-special in de nieuwe Socialist