België: hoe verder na de staking van december?

De algemene staking op 15 december in België bracht op veel plekken het openbaar leven tot stilstand. Voor maart worden nieuwe bezuinigingen verwacht. Hoe staat het protest ervoor en wat zal deze maand gebeuren? De Socialist sprak daarover met Peter Veltmans, lid van de leiding van de Belgische SAP.
4 februari 2015

Hoe kijken jullie terug op de algemene staking?

We moeten niet alleen kijken naar de algemene staking op 15 december. Een van de grote verschillen met eerdere acties van de vakbonden (bijvoorbeeld tegen het soberheidsbeleid van de vorige – centrumlinkse – regering) is precies dat er dit keer een echt actieplan werd uitgewerkt.

Dat actieplan begon met een meer dan geslaagde betoging op 6 november met 120.000 deelnemers, veel meer dan eerst verwacht werd. Deze betoging werd voorafgegaan én gevolgd door massaal bijgewoonde informatievergaderingen in bedrijven, diensten en kantoren. Vervolgens waren er drie provinciale stakingsdagen, waarbij telkens enkele provincies uit zowel het Vlaamse als het Waalse landsgedeelte in de strijd werden geworpen.

Uiteindelijk liep dit plan uit op de algemene staking van 15 december. Dankzij deze planmatige opbouw van de beweging slaagden de vakbonden erin om twee maanden lang het politieke debat in België te domineren. Dat debat werd ook letterlijk overal gevoerd: in bedrijven, op kantoren, maar ook in winkels, op café, op straat, bij mensen thuis, enz.

Dit actieplan kon rekenen op steun van buiten de vakbeweging. Tal van zogenaamde ‘middenveldorganisaties’ van jongeren, cultuurwerkers, vrouwenbewegingen, enzovoorts ondersteunden de stakingen en hebben zo geholpen om delen van de publieke opinie te winnen voor de acties. Zo konden zelfs kleine, zelfstandige ondernemers overtuigd worden om de stakingsbeweging te steunen. Dit vormt een belangrijke bijkomende impact van de met dit actieplan stapsgewijs opgebouwde mobilisaties. Ook al omdat moest opgetornd worden tegen stakingsbrekerij en verdachtmakingen door de massamedia.

Sommigen vonden de stakingen zelf misschien een tamelijk matte bedoening. De meeste stakers bleven gewoon thuis, terwijl er buiten de betoging op 6 november ook nauwelijks manifestaties georganiseerd werden. Daar moet wel een kanttekening bij gemaakt worden. Zo ontsierden een aantal betogers op 6 november de massale betoging door een rel te schoppen.

Dit werd door de media, maar door ook rechtse politici, aangegrepen om paniek te zaaien over geweld zoekende stakers. Daar hebben de vakbondsleidingen op gereageerd door de stakingen zelf vrij strak te regisseren. Zo werden bijvoorbeeld de Antwerpse dokwerkers gemobiliseerd in het havengebied, ver weg van zogenaamd ‘gevoelige’ punten in de stad zelf.

Kwaaie tongen zouden kunnen beweren dat zo ‘het vuur’ uit de staking werd weggenomen. Dat is echter niet hoe wij met de SAP dit bekijken. Tegenover de paniekzaaierij en de verdachtmakingen van de rechterzijde en haar media, slaagde de vakbeweging erin met deze relatief strakke regie om een beeld te creëren van grote gedisciplineerdheid. Hetgeen uiteindelijk de vastberadenheid én de eensgezindheid van de vakbeweging onderstreepte. Dit heeft op de publieke opinie zonder enige twijfel zeer grote indruk gemaakt.

We moeten de ‘strakke regie’ van de acties ook niet overdrijven. Ook in België speelt de wet van de ongelijke (en wellicht gecombineerde) ontwikkeling. In sommige provincies werden meer dan 10.000 militanten gemobiliseerd in stakersposten of ‘piketten’. Dat was onder meer het geval in de provincies Oost-Vlaanderen, Luik, en Henegouwen. In andere provincies (Antwerpen en Limburg) werden actiecomités of ‘task forces’ van militanten gevormd in de schoot van sommige beroepscentrales. Voor weer andere vakbondsstructuren (met name uit het christelijke ACV) deden vele militanten hun allereerste ervaringen op met massa-agitatie. Opvallend is ook dat er veel nieuwe en jonge gezichten opdoken, naarmate de acties vorderden.

Al deze aspecten samen – de informatiebijeenkomsten op het werk, het breed gevoerde maatschappelijk debat, de steun van buiten de vakbeweging, de massale deelname aan betoging en stakingen, de mobilisatie van oude en nieuwe militanten – hebben gezorgd voor een stevige opgang in het bewustzijn van miljoenen mensen. Het is voor het geheel van de werkende bevolking na deze acties zo klaar als een klontje dat de rechtse Belgische regeringscoalitie louter een regering van en voor de rijken is. Dat alleen al maakt de strijd zeker en vast betekenisvol.

Maar er is meer. Want tijdens de acties werd ook steeds duidelijker dat een inhoudelijk alternatief nuttig en nodig is. Dat is een beetje paradoxaal. Want de vakbondsleidingen zijn de beweging eigenlijk gestart met zo goed als uitsluitend defensieve eisen. Zoals het schrappen van de zogenaamde ‘indexsprong’ (waarmee de koppeling van lonen aan stijging van de prijzen gekraakt kan worden). Gaandeweg is de ongelijke fiscale behandeling van lonen versus vermogen meer en meer centraal komen te staan.

Wij hebben met de SAP geprobeerd in te spelen, zowel op de nood aan meer offensieve eisen als op de kwestie van de vermogensbelasting. Enerzijds door zoveel mogelijk een pamflet te verspreiden aan personeelsvergaderingen, op de betoging, aan de piketten, enzovoort. Met dit pamflet wilden we een aantal meer offensieve eisen propageren. Denk daarbij onder andere aan radicale arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en bijkomende aanwervingen, maar ook aan de eis rond een doorlichting annex annulering van (delen van) de overheidsschuld, de eis voor een radicale vermogensbelasting en zo meer.

Anderzijds was er ook de publicatie van een ‘open brief’ van syndicalisten werkzaam bij de Federale Overheidsdienst Financiën, waarin gepleit werd voor een eenmalige, substantiële en progressieve vermogensbelasting op de allerrijkste Belgen, om met de opbrengst ervan de overheidsschuld drastisch naar beneden te kunnen halen. Die ‘open brief’ heeft een zeer grote weerklank genoten in de Belgische media. Hij werd door PVDA-volksvertegenwoordiger Marco Van Hees ook aangehaald in het Belgische parlement.

Het is vandaag nog te vroeg om te bekijken of dit alles zal leiden tot grote politieke verschuivingen. Toch menen we nu al te kunnen zeggen dat de steun bij grote delen van de Belgische bevolking (Vlamingen net zoals Franstaligen) voor een echte vermogensbelasting werkelijk indrukwekkend geworden is. Volgens peilingen zou meer dan 80 procent van de bevolking achter zo’n maatregel staan.

Soortgelijke peilingen tonen ook aan dat de rechtse partijen er qua electorale aanhang op achteruit gaan. In Vlaanderen vertaalt die achteruitgang zich voorlopig vooral in groeiende steun voor de ecologisten van Groen. Dat valt enerzijds te verklaren uit de mobilisatie in het zogenaamde middenveld (waar de sympathie voor Groen altijd al groot is geweest). Anderzijds valt in Vlaanderen vooral de onzichtbaarheid van de sociaaldemocratie op. Zij is na jarenlange regeringsdeelname duidelijk nog niet opgewassen tegen haar nieuwe rol in de oppositie, terwijl ze ook intern verdeeld is. Vooralsnog profiteert de PVDA daar niet echt van.
Lees ook het interview met Peter Veltmans (SAP): België: hoe verder na de staking van december?
Zie verder de website van de PVDA.

In Franstalig België liggen de kaarten dan weer andersom. Daar is het Ecolo, dat helemaal lamgeslagen lijkt na haar electorale nederlaag bij de verkiezingen. De PVDA behoudt daar haar positie, terwijl de PS verwoede pogingen doet om zich met een ‘linkse’ retoriek te verbinden met de acties van de vakbonden. De rechtse regering in Franstalig België kan enkel steunen op de liberale MR, zodat de regering in Franstalig België feitelijk een minderheidsregering is.

Wat zijn op dit moment de politieke ontwikkelingen?

Het is geen toeval dat de vakbondsleidingen de acties op gang hebben getrokken rond defensieve eisen. In het geding is voor hen hun positie in het ‘Belgisch’ sociaal en politiek systeem. Dat systeem is na Wereldoorlog II met veel vallen en opstaan gebouwd rond een consensus over klassensamenwerking. In de praktijk vertaalt zich dat in een wirwar van instanties waarin het zogenaamde ‘sociaal overleg’ tot stand komt.

Het Belgisch regeerakkoord valt dan ook niet alleen belangrijke sociale verworvenheden aan; het wil eigenlijk op termijn een einde maken aan de consensus rond klassensamenwerking door de mechanismen van sociaal overleg te ondermijnen en uiteindelijk te breken. Hetgeen de vakbondsleidingen rechtstreeks in de kern van hun bestaan zou raken. Het is daarom dat de vakbondsleidingen zo ‘radicaal’ gekozen hebben voor een actieplan dat uitliep op de algemene staking.

De regeringspartijen zijn er niet in geslaagd om hun verhaal verkocht te krijgen aan de publieke opinie. Ze hebben dan ook (schoorvoetend) moeten erkennen dat de vraag naar sociaal overleg legitiem is. Vandaar dat de vakbondsleidingen ingestemd hebben met een ‘kerstbestand’, om ‘het sociaal overleg alle kansen te geven’. Door de evolutie in het maatschappelijk debat – rechtstreeks resultaat van de massa-agitatie! – is de kwestie van de zogenaamde ‘tax shift’ mee op tafel komen te liggen. Daarmee wordt bedoeld dat de belasting op arbeid ondraaglijk hoog is, terwijl die op vermogen en winsten veel te laag en soms zelfs onbestaand is. Waardoor zich bijgevolg een verschuiving opdringt.

Tactisch stellen zich hier verschillende problemen. Ten eerste dringt de vraag zich op wat de inhoud zal zijn van het sociaal overleg. Gaat het enkel om de uitvoering en/of de timing van regeringsbeslissingen? Of kan er ook onderhandeld worden over die regeringsbeslissingen zelf? Cruciaal zal zijn of er ruimte is voor ‘vrije loononderhandelingen’. Daarover is nu een hele discussie bezig, aangezien cijfers van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (een gezamenlijk (!) studieorgaan van vakbonden en patroons) aantonen dat de loonhandicap ten opzichte van de belangrijkste Belgische handelspartners sterk verbeterd is. De vakbondsleidingen stellen dan ook dat er ruimte is voor het opheffen van de stop op loonsverhogingen. De patroons betwisten dat, terwijl het regeerakkoord die loonstop wil handhaven.

ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw is dan ook zeer duidelijk: ‘Er is de wil om een interprofessioneel akkoord (tussen patroons en vakbonden) te maken. De vraag is of de regering dit zal toelaten. De loonmarges zijn de verantwoordelijkheid van de werknemers en werkgevers’ (en dus niet van de regering!).

Het tweede probleem betreft de zogenaamde ‘tax shift’. Of er daaromtrent beloften vanuit de regering komen, zal moeten blijken tijdens een ontmoeting met de vakbonden op donderdag 15 januari. Marc Leemans (leider van het christelijke ACV) zegt daarover ‘het contact van donderdag is minstens even belangrijk. En wat daar gaat gezegd worden over onder andere een evenredige verdeling van de lasten over alle bevolkingsgroepen.’ De vraag is of de vakbonden, en vooral het christelijke ACV, zich tevreden zullen stellen met een eerdere symbolische belofte over een of andere vorm van (bescheiden) vermogenswinstbelasting, ter vergoelijking van de kortingen die de werkende mensen moeten slikken.

Als de regering zich bereid verklaart ruimte te geven aan (al bij al bescheiden) interprofessionele loononderhandelingen én tegelijk een toegift doet inzake een (al even bescheiden) vermogenswinstbelasting, dan betekent dit voor de vakbondsleidingen de facto dat regering en patronaat hun rol als sociale partner erkennen. Waarmee de vakbondsleidingen misschien genoegen zullen willen nemen. Vraag is echter of de regering deze ruimte zal kunnen aanbieden. Partijen zoals de Vlaams-nationalistische N-VA en de liberale OpenVLD staan daar alvast niet om te springen.

Ook binnen de vakbondsleidingen zal niet iedereen even enthousiast zijn om zo’n ‘landing’ positief te begroeten. Met name de vakbonden uit de openbare sector komen dan immers met quasi lege handen te staan. Het regeerakkoord voorziet immers in de niet-vervanging van 4 op de vijf federale ambtenaren die in de nabije toekomst op pensioen zullen gaan. Het gaat om een zeer groot aantal mensen, waardoor de federale openbare sector in feite ontmanteld dreigt te worden. Bovendien stipuleert het regeerakkoord ook het vernietigen van het specifieke statuut van het overheidspersoneel én een regelrechte aanval op hun pensioenrechten.

Wat verwacht je dat er gaat gebeuren in februari? Is er een kans dat een slecht akkoord bij de ledenraadplegingen wordt verworpen?

Het is niet eenvoudig om op die vraag te antwoorden. Aan de ene kant dient er rekening gehouden te worden met de moeilijke budgettaire situatie. Het regeerakkoord voorziet in zeer grote besparingen. Ruimte maken voor een (zelfs minimaal) resultaat via sociaal overleg zal dan ook zeer moeilijk zijn.

Tegelijk ligt de Europese Commissie op de loer. Zij wil België in maart onderwerpen aan een zogenaamd ‘herexamen’. Ze zal dan bekijken hoever de Belgische regering al dan niet gevorderd is in haar ‘sanering’ van begroting en overheidsschuld. Voldoet de Belgische regering niet, dan kan de Commissie België een forse boete opleggen. Maart is ook het ogenblik van de begrotingscontrole, waaruit dan weer ‘bijsturingen’ kunnen (zullen!) voortvloeien. Men schat dat dan extra besparingen à rato van 2 à 3 miljard euro nodig zullen zijn.

Mijn inziens zal dat opnieuw leiden tot woedende reacties bij de vakbonden. Het is niet uitgesloten dat er dan een nieuw actieplan komt. Als dat het geval zou zijn, dan zal dergelijk actieplan feitelijk uitlopen op een ultieme krachtmeting. Met de val van de regering als inzet. Hopelijk zal er tegen dan een Syriza-regering zijn in Griekenland en een verdere opgang van Podemos in Spanje. Waardoor de Belgische vakbeweging zich niet meer geïsoleerd zal weten in haar verzet tegen het Europees begrotingsdespotisme.

Het al of niet verwerpen door de vakbondsmilitanten van een eventueel akkoord met de patroons aan de ene kant en met de regering aan de andere kant valt moeilijk op voorhand in te schatten. Sommige sectoren zullen misschien beperkt voordeel kunnen halen uit ‘vrije’ loononderhandelingen, kapitaalintensieve sectoren zoals de chemische industrie. Arbeidsintensieve sectoren zoals de bouw zullen er veel minder aan hebben. Voor de openbare diensten dreigt het een ramp te worden. Tegelijk zal de ‘vrijheid’ van die loononderhandelingen zeer beperkt zijn, terwijl er precies in de kapitaalintensieve sectoren veel meer strijdvaardigheid aanwezig is.

Eerlijk gezegd vrees ik veel meer een verbreking van de eenheid in het gemeenschappelijk vakbondsfront. Het is inderdaad niet uitgesloten dat het christelijke ACV zich schaart achter een mini-akkoord met patronaat en regering, terwijl het ABVV er zich wellicht niet in zal kunnen vinden (maar intern ook verdeeld dreigt te geraken). Aangezien het ACV vooral in Vlaanderen sterk staat en het ABVV vooral in Franstalig België, dreigt zich dan een breuk langs communautaire lijnen voor te doen. Hetgeen – net als in het verleden – nefast zou zijn voor de krachtsverhouding van de werkende klasse. Maar het is vandaag te vroeg om nu al met zekerheid hierover te kunnen spreken.

Wat zou radicaal-links nu moeten doen om het protest uit te bouwen én zelf te groeien?

Radicaal-links zou vandaag best zoveel mogelijk de krachten ondersteunen die binnen de vakbonden opkomen voor het vooruit duwen van de strijd. Dat gaat zowel om inhoudelijke kwesties (offensieve eisen, die de weg tonen naar een maatschappelijk alternatief, zoals bijvoorbeeld de eis van een zuivere vermogensbelasting), als om concrete actievoorstellen.

Het is geen toeval dat de Algemene Centrale van het ABVV op haar congres van 10-13 december enerzijds opriep om de strijd verder te zetten en anderzijds besliste in al haar instanties een discussie te voeren over de nood aan een politiek alternatief, zoals dat eerder geformuleerd werd door het ABVV van Charleroi. Deze Algemene Centrale verenigt in haar rangen zowel strijdlustige militanten uit de kapitaalintensieve chemie als uit de arbeidsintensieve bouwsector.

Evenmin is het toevallig dat de socialistische overheidsvakbond ACOD vanaf 16 december reeds een actieaanzegging van onbeperkte duur neerlegde. Bij de christelijke bediendebonden LBC en CNE wordt dan weer voortdurend gehamerd op de noodzaak voor een echte vermogensbelasting.

Radicaal-links moet zich dan ook duidelijk uitspreken. Het is niet voldoende om ‘de’ vakbonden in hun geheel te steunen. Men moet ook binnenin de vakbonden kleur durven bekennen. Op dit ogenblik heeft de PVDA (de grootste radicaal-linkse formatie, die bijgevolg ook een grote verantwoordelijkheid draagt) daar helaas moeite mee. Ik vermoed dat dit te maken heeft met de wens van de PVDA om erkend te worden als het ‘natuurlijk politiek verlengstuk’ van de vakbewegingen.

Tot nu toe zijn het vooral de christen- en sociaaldemocratie die dergelijke rol van politiek verlengstuk claimden. De PVDA hoopt hen te kunnen vervangen. Daartoe wil ze zo aanvaardbaar mogelijk zijn voor alle stromingen in de vakbondsleidingen. Bijgevolg lijkt ze het debat tussen linker- en rechtervleugel in de vakbonden te willen ontlopen. Het is niet ondenkbaar dat dit zich op termijn zou vertalen in een sociaal-democratisering van de PVDA. Hetgeen een zeer spijtige uitkomst zou zijn van de strijdgolf die we nu gekend hebben.

Inhoudelijk denk ik dat radicaal-links nu vooral moet inspelen op de fiscale discussie in de samenleving. Het is mede onze taak om duidelijk te maken dat de ene ‘tax shift’ de andere niet is; dat een vermogenswinstbelasting eigenlijk maar een vijgenblad is voor een voortzetting van de soberheidspolitiek en dat we integendeel een zuivere, substantiële vermogensbelasting nodig hebben.

Lees ook het interview met Peter Mertens (PVDA): ‘De grootste stakingsgolf sinds 60-61’
Zie verder de website van de SAP.